Het is een verbluffend verhaal: een dik decennium lang was de raadselachtige wereldster D’Angelo van de kaart verdwenen. Interviews geeft hij nog altijd nauwelijks. En toch wist de Nederlandse documentairemaker Carine Bijlsma tot hem door te dringen. Jarenlang zat ze bij hem op de huid voor de film Devil’s Pie. Kijk de film hier volledig terug.

Nachtenlang met de meesterlijke D’Angelo en zijn al even virtuoze band meespieken in het repetitiehok en vervolgens drie jaar lang de wereld over vliegen in zijn kielzog, mee in de bandbus door Australië, Nieuw-Zeeland, tweemaal door Europa en tweemaal de VS, en avond aan avond de man aan het werk kunnen zien: wat de Nederlandse documentairemaker Carine Bijlsma deed, is de natte droom van de serieuze muziekliefhebber. In de documentaire Devil’s Pie maakt ze de kijker daar gelukkig deelgenoot van. Maar ze had er heel wat geduld voor nodig.

2012: de comeback-shows in Paradiso en een eerste belletje

Voordat D’Angelo in 2012 Paradiso platspeelt, vraagt Bijlsma zich al een paar jaar af wat er toch van haar jeugdheld was geworden. Met de platen Brown Sugar (1995) en Voodoo (2000) vol broeierige, virtuoze funk en R&B werd hij onthaald als de man die soul naar de eeuw van de hiphop wist te trekken, een muzikaal genie en ultieme vrouwenmagneet ineen, een wereldster in de dop die zich kon meten met de groten der aarde.

Dat succes lijkt hem begin deze eeuw de das om te hebben gedaan. Michael D’Angelo Archer verdwijnt van het muzikale wereldtoneel, en duikt slechts af en toe op in de roddelpers, dat wel. Als hij in 2005 een heftig auto-ongeluk veroorzaakt waarbij zijn Hummer driemaal over de kop rolt en hij – high van de coke en dronken als een tor – in de berm wordt gekatapulteerd. Er verschijnen verhalen over aanhoudingen, afkickpogingen, prostitutiebezoek.

En dan is er opeens een korte tour door Europa, inclusief drie shows in de Amsterdamse poptempel Paradiso. Als groot fan is Bijlsma daar natuurlijk bij. ‘Die waren helemaal geweldig. Hij was zo open en eerlijk op het podium dat ik dacht: het soort films dat ik wil maken kan ik ook met hem maken. Hij is geen Amerikaanse artiest die al in oneliners praat.’

Ze maakte al films over pianist Reinbert de Leeuw, Louis Andriessen en de relatie die haar vader had met de Italiaanse componist Boccherini, en ze zou zich dolgraag vastbijten in D’Angelo. Ze tikt een kort briefje om zichzelf voor te stellen – filmmaker en dochter van twee muzikanten – en kenbaar te maken dat ze ook graag een film over hem wil maken. ‘Ik heb dat briefje in drie minuten geschreven. Ik was kort en eerlijk, er werd niet geslijmd. Ik heb ‘m uitgeprint en aan wat mensen in zijn crew uitgedeeld.’

Daar krijgt ze niets op terug, dus stuurt ze ook maar een mailtje naar zijn bandleden. ‘De achtergrondzangeres mailde me terug: “He really likes your perspective. He’ll be in contact with you shortly.”’ En weer radiostilte, tot opeens vijf maanden later D’Angelo zelf aan de telefoon hangt. ‘I want you to come to Vegas right now.’ Bijlsma grinnikt: ‘In D’Angelo-tijd is dat kort.’

Zijn manager tempert meteen de verwachtingen: het heeft niet zo’n zin had om direct naar Las Vegas te komen, bij die shows mag toch niet worden gefilmd. Maar ze pakt toch maar meteen het vliegtuig om zich voor te stellen aan zijn management. ‘”Who are you?!”, kreeg ik te horen. “D’Angelo doesn’t call anybody, and he calls you?” Ze vroegen me te wachten tot zijn nieuwe album zou verschijnen.’

(Tekst gaat verder na de trailer)

2014: opeens verschijnt Black Messiah

En maar wachten. En maar wachten. Maar Bijlsma is niet gek, ze heeft inmiddels het nummer van ‘D.’ zelf en besluit hem iedere drie maanden op te bellen en voorzichtig te polsen hoe het ermee staat. ‘Door die belletjes en die brief werd de documentaire iets wat wij met z’n tweeën gingen doen, het vertrouwen was er. Samen konden we zijn management overtuigen dat deze film een goed idee was. Maar omdat ik telkens te horen kreeg dat het album er binnen drie maanden zou zijn, moest ik de rest van mijn leven op pauze zetten. Ik kon ieder moment worden opgebeld. Tegelijkertijd: ik vond dat D’Angelo het waard was.’

Ergens eind 2014 begrijpt ze dat het album Black Messiah aanstaande is, dan belt D’Angelo namelijk met de vraag of hij voor het artwork twee foto’s mag gebruiken die ze in Paradiso met haar iPhone 4 had gemaakt. ‘Ja, tuurlijk!’

Plotsklaps vervroegt D’Angelo de release van het album waar hij zo ontzettend lang aan had gewerkt, omdat de Ferguson-zaak en de borrelende Black Lives Matter-beweging hem zo aan het hart gaan en in direct verband staan met de thema’s op de plaat. ‘Ik was de hele tijd aan het wachten, en dan gebeurt dit terwijl ik voor een ander project in Argentinië zit! Gelukkig was er niets te filmen, er was wel een albumreleaseparty maar daar was hij zelf niet eens bij aanwezig.’

Wel wordt ze uitgenodigd om de repetities te komen filmen, waar D’Angelo zijn bandgenoten en Bijlsma gerust tot na middernacht laat wachten. Die grilligheid, daar is iedereen wel aan gewend. ’Dat weet je gewoon van hem. Meestal begon de band om 10 uur ’s avonds, en moesten we tot 1 uur ’s nachts wachten totdat hij binnenkwam. Maar dan dompelt iedereen zich er helemaal in onder. Hij weet de energie van de hele ruimte mee te nemen, en vraagt van iedereen het uiterste. In de uren, maar als ze eenmaal spelen is het voor de muzikanten ook het hoogste niveau van muziek maken. Het is zoveel waard om dat te mogen meemaken.’

(Tekst gaat verder na de foto)

2015 en 2016: een monstertour de wereld over

Dat is wat Devil’s Pie zo goed laat zien: het onmetelijke talent van D’Angelo en de band eromheen. De vele concertregistraties zijn heerlijk om te zien en vooral fantastisch gemixt. Het is muzikale sparringspartner Questlove die in de film de laidback timing van ‘D.’ het mooist omschrijft: ‘Ik speel bij hem als een dronken elfjarige, maar ik verhef het tot kunst.’

Bijlsma focust in de film bewust op de lange tours en het leven on the road, en vliegt met D’Angelo en zijn band zo’n twee jaar lang (!) de wereld rond. ‘Dat had ook een praktische reden: op tour weet je dat hij er gewoon ís, dat hij je niet dagenlang kan laten wachten. Maar ik vind het vooral mooi om te laten zien hoe hij terug stapt in een arena waar hij twaalf jaar lang niet te zien was. Hij had er eerder al ongelooflijke prestaties neergezet, maar dat had ook grote gevolgen. Ik wilde voor de film een moment uitkiezen waar spanning is, waar iemand boven zichzelf uitstijgt.’

Tijdens die tours wordt ze al snel onderdeel van de D’Angelo-familie en schept ze vriendschappen voor het leven. Of ze nog met D. belt? ‘Ja, bijvoorbeeld. De sfeer op tour is zoals je in de film ziet: een warm familiegevoel, mensen geven heel veel om elkaar. Het gaat om een groep muzikanten met een hele bijzondere diepe relatie.’

Over het auto-ongeluk, de verslavingen en de lange donkere periode in zijn leven spreekt D’Angelo in de film slechts zijdelings: hij vertelt over het sterven van oma, oom en een goede vriend en hoe hij zijn heil in drank en drugs zoekt. Hij weet dat vervolgens moeilijker van zich af te schudden dan hij had verwacht. Maar daar blijft het bij. Bijlsma: ‘Ik heb het idee dat veel muziekdocu’s hetzelfde verhaal willen vertellen: hij/zij was beroemd, toen raakten ze aan de drugs en meestal gaan ze dan dood. Een drugsverhaal ziet er altijd hetzelfde uit, maar ik wilde juist achter het gordijn kijken: “Wie is deze man? Waar zit hij dan mee? Wat hoor ik in de muziek? Waarom verstopt hij zich? Waarom gaat hij aan de drugs?” Dat is een heel menselijk verhaal, waar je je ook in kunt herkennen als je geen superster bent.’

Achter dat gordijn vindt Bijlsma gaandeweg een diep gelovig man, een kind van een predikant uit de Pinkstergemeenschap. Voor de show zie je D’Angelo in de coulissen bidden tot Jahweh en voel je zijn conflict: is mijn geloof in strijd met het sekssymbool dat ik voor anderen ben geworden? En het homevideomateriaal dat Bijlsma van zijn nicht heeft gekregen spreekt boekdelen, waarin je hem als jong jochie in de kerk ziet zingen en zijn oma ziet preken. ‘Vanuit de kerk kreeg hij mee dat je muziek moet gebruiken om god te vereren. Als je op een podium staat, maak je juist muziek om jezelf te vereren. Daar worstelt hij mee.’

In de documentaire zie je de gespannen sfeer backstage wanneer D’Angelo alsmaar op zich laat wachten, en de tourmanager duimt dat–ie over tien minuutjes echt klaar is. Is dat religieuze conflict ook de reden dat hij zijn publiek vaak uren laat wachten? ‘Dat weet ik niet. Hij doet alles in zijn eigen tempo, wanneer het goed voelt voor hem. Hij moet een prestatie leveren die niemand hem kan nadoen, en moet daarvoor een rust in zichzelf vinden. Ja, en hij heeft niet bepaald een horloge, is altijd traag en niet zo goed met tijd.’ Ze lacht. ‘Hij heeft een onevenaarbare timing, maar zelfs daarin hangt hij achter de beat.’