Met twee van de beste albums van het afgelopen jaar onder zijn arm verschijnt Geese-frontman Cameron Winter met enkel een piano in de Ronda. Hoe brengt hij het er alleen vanaf op dat grote podium?

Als er één band was waar je dit jaar niet omheen kon, dan was het Geese. De New Yorkse artrockers domineerden met hun derde album Getting Killed zowel de muziekpers als de For You Pages van zo’n beetje elke muziekfan. Maar als we iemand het jaar écht kunnen toekennen, dan is het Cameron Winter wel. In het laatste puntje van vorig jaar verscheen zijn solodebuut Heavy Metal, een outsiderfolk-plaat die in korte tijd uitgroeide tot een bescheiden cultfavoriet en, naast Geese, al op heel wat vroege eindejaarslijstjes opdook.

De plaat past moeiteloos in het straatje van Van Morrison's Astral Weeks en de stream-of-consciousness-teksten van Bob Dylan. Maar net als in de stevigere Geese-nummers is het Winters stem die de meeste aandacht trekt. Vergelijkingen met Leonard Cohen en Tom Waits vlogen je online al om de oren, en zelfs Nick Cave prees hem: ‘een glorieuze, emotionele stem.’ Is Winter de toekomst van de rock ‘n roll? De brede lof komt niet uit de minste hoek, en dat voor een 23-jarige die naast zijn muziek meer geïnteresseerd lijkt in zijn eigen memes en de muziekpers in de zeik nemen, zoals we zelf merkten in ons interview met de beste man. Bij Cameron Winter hoef je duidelijk niet aan te kloppen voor de meningen van anderen. ‘Heel veel mensen in mijn directe omgeving vonden het niks,’ vertelde hij in datzelfde gesprek over zijn solodebuut. ‘Ze vonden het niet de juiste stap in mijn carrière. Dat boeide mij niet zoveel, dus bracht ik ‘m alsnog uit.’

‘Shhhh’

En daar zit ‘ie dan, amper een jaartje later, zielsalleen op het podium van de grote Ronda, die al ver van tevoren uitverkocht was, met nog vele zoekenden op Ticketswap. Elke hippe twintiger in ons land lijkt deze avond dik omcirkeld in de agenda te hebben staan. Zijn album staat, volgens Winter zelf, vol artiesten die hij op Craigslist vond en onder meer een vijfjarige bassist, maar vanavond doet hij het enkel met zijn grote vleugelpiano. Zittend met zijn rug naar het publiek wordt hij een uur lang slechts verlicht door een wit spotje: net zo simplistisch als de podiumpresentatie, kleedt hij vanavond elk van zijn solonummers uit tot de absolute basis.

‘Shhhh’, sist het publiek nog wanneer Winter het podium op strompelt, maar dat blijkt onnodig. Je kan werkelijk niks anders dan geruisloos luisteren naar wat zich voor je ontvouwt. Wát een aandacht dwingt die twintiger af met alleen zijn piano! Zijn ‘hit’ ‘Love Takes Miles’ verliest hier elke vorm van ritme, krijgt soms een jazzy swing en belandt dan weer in een stroomversnelling, met Winter die de coupletten razendsnel aan elkaar rijgt. Of het prachtige ‘Drinking Age’, dat hier nog grootser, maar vooral ook losser klinkt dan op plaat.

Na zo’n jaar waar je niet meer om de man heen kon, denk je wel gewend te zijn aan die kenmerkende stem, maar toch wordt je hier verrast door hoe die zich door de muziek heen snijdt. Vergeleken met talloze eigenzinnige rockiconen klinkt Winter hier vooral compleet eigen. Met het karakter van iemand die al decennialang op de podia staat: nasaal, breekbaar en ontwapenend wanneer hij de hoogte ingaat. Zoals dat moment in ‘$0’ wanneer hij compleet onverwachts verklaart dat ‘God toch echt bestaat’: je gaat er voor even echt in geloven.

 

Setlist

  1. Try as I May
  2. Emperor XIII in Shades
  3. The Rolling Stones
  4. Love Takes Miles
  5. Drinking Age
  6. Cancer of the Skull
  7. If You Turn Back Now
  8. Vines
  9. Nina + Field of Cops
  10. $0
  11. Take It With You

Een ongelofelijke grap

Het blijft toch een klein wonder hoe Winters o zo vreemde lyrics allemaal op hun plek vallen, en je live nog net wat harder lijken te raken. Hoe hij doodserieus vertelt dat de duivel echt bestaat en in de hemel leeft in het prachtige, onuitgebrachte ‘Turn Back Now’, of in ‘The Rolling Stones’, waarin hij net als Brian Jones ‘geboren is om te zwemmen’ (een lugubere knipoog naar de verdronken Stones-gitarist).

Toch lokt het onverwachte ‘I don't like what happened to Jesus, but I sure do like Saturday morning’ in ‘Emperor XIII in Shades’ wat gegniffel vanuit de zaal. Zo zit de avond toch vol met van die kleine, lichte momenten, alsof je een kijkje krijgt in zijn oefenruimte: zijn ongemakkelijke, nogal luide kuch vlak voordat hij een van die bloedmooie nummers wil inzetten, hoe hij heel vaak bijna voorover in zijn piano lijkt te duiken, of hoe hij het publiek megalang op de tenen houdt aan het slot van ‘$0’: én weer opnieuw dat pianomotiefje, steeds net iets trager en net iets hoger. 

Wanneer hij weer eens zo'n lange stilte laat vallen en het publiek al begint met klappen, worden we al snel afgekapt: ‘this is the best part’, om zo vervolgens een nog mooiere versie van ‘The Rolling Stones’ te laten horen. Alsof hij ons constant een beetje in de maling neemt: al wel een ongelofelijk goede grap. Aan het einde krijgen we een simpele ‘bedankt voor het komen’ en sjokt de zanger nogal ongemakkelijk het podium weer af. Of dit nou de volgende Bob Dylan of Lou Reed is, moeten we nog maar even afwachten. Maar dat we na dit jaar nog zeker niet van Cameron Winter af zijn, staat vast.