Album van Volgende Week (52): D’Angelo

Op de valreep een van de meest ambitieuze albums van het jaar

Atze de Vrieze ,

We waren hem kwijt, de belangrijkste soulzanger van onze tijd. Met Brown Sugar en Voodoo maakte D’Angelo rond de eeuwwisseling twee ronduit monumentale neo-soul platen, en toen verdween hij, bezweken onder de druk, verslingerd aan de drugs, gekweld door zijn eigen beeld als seks-God. Nu is hij terug met een diep en intens album, dat maandagochtend vroeg plotseling verscheen. Een Album van de Week hadden we al, dat was De Staat, maar Black Messiah is zo overweldigend dat we het nu maar meteen uitroepen tot Album van Volgende Week.

“If you're wondering about the shape I'm in / I hope it ain't my abdomen that you're referring to”, zingt D’Angelo in Back To The Future (part 1), het nummer waarin hij reflecteert op dat grote gat in zijn carriere. Oftewel: als je benieuwd bent in welke staat ik verkeer, dan hoop ik niet dat je doelt op mijn buikspieren. De befaamde buikspieren. Zo ging het inderdaad. De zanger raakte aan lager wal, hij keerde terug naar zijn thuisstad Richmond, Virginia. Er doken foto’s op van een dikke, vervallen man, geen schim van de halfnaakte, onaantastbare man die we kenden uit zijn Untitled video. Toen hij twee jaar terug weer op de planken stond (ook in Paradiso) wisten we al: D’Angelo is terug in vorm, fysiek, maar toch vooral muzikaal. 

Veertig is hij inmiddels, Michael Eugene Archer, destijds vaandeldrager van een beweging waartoe ook Maxwell, Angie Stone en Erykah Badu behoorden, een golf aan artiesten die het organische geluid terugbracht in de soul en r&b. Inmiddels staat hij als zanger geheel op zichzelf en op eenzame hoogte. En toch is die nieuwe plaat urgenter dan je zou verwachten van muziek die een decennium heeft liggen rijpen. Zelf geeft de zanger aan dat Black Messiah geïnspireerd is door mensen die opstaan tegen onderdrukking. Wereldwijd, van Cairo tot Ferguson. Alsof hij Eric Garner’s verstikking al jaren geleden zag aankomen, zingt hij in The Charade: “All we wanted was a chance to talk, ‘Stead we only got outlined in chalk.”

Er is haast geen beter moment denkbaar om een moderne versie van There’s A Riot Goin’ On te maken, de klassieke Sly Stone plaat waarin de brandlucht van de barricades eind jaren zestig vier decennia later nog te ruiken is. Black Messiah begint nog relatief kalm, ondanks de zweepslag op de snare in iedere achtste tel van Ain’t That Easy. De twee nummers die volgen zijn de ‘moeilijk te slikken pil’ die drummer Questlove al voorspelde. Vooral 1000 Deaths (een Shakespeare knipoog) is bizar, met die bokkige baslijn en drums die aankomen als een generaal die zijn troepen met stokslagen de loopgraven uit jaagt. Het is bepaald geen hapklaar liedje, maar eerder de psychedelische blues-funk die we kennen uit de meest apocalyptische trips van Funkadelic. Gewaagd om zo vroeg op de plaat een haast onneembare horde te plaatsen. Het nummer opent ook nog met een fragment uit een buitengewoon felle Black Panther speech, waarin het beeld van de blonde, blauwogige Messias verworpen wordt. Het plaatst de rest van het nummer meteen in een andere context. Al is de rest van de tekst - over een soldaat midden in de vuurlinie - moeilijk te verstaan. D’Angelo’s stem lijkt eerst in tien lagen gesneden, vervolgens weer aan elkaar gesmolten. Het resultaat is dus volstrekt vervormd, maar de essentie wordt net zo duidelijk uit de muziek.

Black Messiah is officieel het product van D’Angelo & The Vanguard, oftewel: een bandproject. Hoewel het gissen is wie nu precies wat speelt - belangrijke rollen zijn er in elk geval voor drummer Questlove en bassist Pino Palladino - is die keuze wel te begrijpen. Op veel momenten krijgt de band alle ruimte om instrumentaal aan grooves te bouwen. De omgekeerde gitaar in Back to The Future (part 2) is minstens zo belangrijk als D’Angelo’s stem. De blazersarrangementen (door Roy Hargrove) in met name Sugah Daddy zijn adembenemend subtiel, en in combinatie met de frivole zanglijnen - hoog en laag dwars door elkaar en stuiterend door het spectrum - doet het heel erg p-funk aan. Daar horen we waarschijnlijk ook de invloed van Kendra Foster, de Parliament-Funkadelic achtergrondzangeres die op maar liefst acht van de twaalf nummers meeschreef. De teksten dus, maar vermoedelijk ook de vocale arrangementen.

Eerste officiële single van de plaat is Really Love, het meest open, maar ook eigenlijk het minst interessante nummer van de plaat, ondanks de sfeervolle strijkers. Het opent met een lang intro met Spaans gebabbel en flamenco-gitaar, om met klassiek geknuffel der geliefden door te glijden. Nee, dan Sugah Daddy, over de oudere man die een jongere dame haar verdiende ’spanking’ geeft. “So I take the child to my crib / I ain't gonna tell you what we did / I hit it so I made the pussy fart.” Hoppa. Really Love eindigt wel met een geinig geintje: de naald glijdt uit de groef, om er vervolgens bij het begin van track 6 weer op gelegd te worden. Black Messiah moet een klassiek album zijn, dat is duidelijk. Wel zuur voor de fysieke retailers dat het album dan in eerste instantie alleen via iTunes en Spotify te krijgen is.

De tweede helft van de plaat is muzikaal intiemer en minder confronterend, met het religieus getinte Prayer, de luchtige fluitjes in The Door en tot besluit het Prince-achtige epos Another Life. In Till It’s Done (Tutu) toont D’Angelo zich nog even milieubewust, maar verder zijn veel nummers persoonlijker van aard. Ook nu is het vaak fascinerend om te horen hoe D’Angelo zijn eigen legacy en sound een nieuwe twist geeft. Maar het meest boeiend is toch echt hoe hij als muzikant omgaat met de geschiedenis voor hem. Het is misschien wel logisch, nu door gebeurtenissen als die in Ferguson de Afro-Amerikaanse trots in het geding is. Er zijn op deze wereld genoeg muzikanten voor wie hun retromania een uiting van ideeën-armoede of gemakzucht is, maar niet voor D’Angelo, hij eert die geschiedenis en rekt hem op. Op de valreep hebben we hier zomaar een van de meest ambitieuze albums van het jaar. Zijn die veertien magere jaren toch nuttig besteed.