Juist door het rockgenre niet te serieus te nemen en het derde album Dadcore vol muzikale en tekstuele grapjes te stoppen, is het Eindhovense viertal Mozes and the Firstborn nu op z’n allerbest.

Soms moet je het niet te ver van huis zoeken als songschrijver. Luister maar naar Dadcore, het waanzinnig leuke derde album van Mozes and the Firstborn. Op ‘Baldy’ wordt een goede vriend geplaagd die kaal begint te worden. Een nu al classic zinssnede: ‘The top of my head’s on the top of my mind / I so fear to fall behind.’ En zo gaat het maar door op Dadcore: ‘If I’ gaat over de maat die binnenkort vader wordt, en nog een keer een xtc-pil pakt om in de lampen te gaan hangen. In ‘Sad Supermarket Song’ slentert frontman Melle Dielesen ’s avonds door de troosteloze AH terwijl er net iets te verdrietige muziek wordt gedraaid. Hij gooit somber nog wat mais in zijn mandje. En het zes minuten uitgesponnen ‘Scotch Tape/Stick With Me’? Dat is geen metafoor, maar gaat echt over plakband. ‘Ik had als kind een obsessie met plakband’, vertelt Melle (29) grinnikend in Brabantse tongval aan de telefoon vanuit Los Angeles. ‘Ik knutselde er van alles mee.’

Niet dat Dadcore een flauwe plaat is. In tegendeel, door taaie onderwerpen als je eigen sterfelijkheid, zwaarmoedigheid en moeilijke relaties zo lichtvoetig aan te vliegen ontstaat er iets magisch. De levensfase waar hij en de band in zitten? ‘Het randje van de afgrond!’, grapt Dielesen. ‘Maar serieus: alles wat je maakt is een reactie op wat er gebeurt in je leven. Onze eerste plaat zat vol lol, de tweede was een hele moeilijke periode voor mij persoonlijk en ook de band. Nu zitten we met z’n allen op het punt – ik haat het cliché! – dat we volwassen worden. De onbevangenheid van de eerste en zwaarmoedigheid van de tweede plaat hebben we kunnen combineren. Er zit meer nuance in.’

Mozes and the Firstborn

Melle Dielesen (zang/gitaar)
Ernst-Jan van Doorn (gitaar)
Corto Blommaert (bas)
Raven Aartsen (drums)

2010 opgericht in Eindhoven
2011 Skills (EP)
2013 Mozes and the Firstborn, getekend bij Burger Records, band doet uitgebreide tours door Europa en de VS met The Growlers, Unknown Mortal Orchestra en together PANGEA
2015 Power Ranger (EP)
2016 album Great Pile Of Nothing
2017Marianne (EP)
2019 Dadcore

In ‘We’re All Saints’ zing je vanuit het perspectief van een man die op sterven ligt en zich tot zijn geliefde wendt: ‘I didn’t matter much to you most of the time. But now I’m on my deathbed you set me up a shrine.’ Dat is best een naargeestige boodschap.
‘Ik heb een hele tijd als drager op begrafenissen gewerkt. Dat wil zeggen: ’s ochtends ging ik strak in het pak naar de kerk. Daar was ik een uithangbordje: ik hield de deur open, legde bloemen neer en droeg ook kisten. Ik was onderdeel van het verwerkingsproces voor mensen in de kerk. Tijdens de dienst had ik niet zoveel te doen, dus ik heb enorm veel grafredes gehoord van mensen die praatten over hun geliefde. Dat is altijd extreem positief, een uitvergroting van de goede kanten. Ik merkte dat ik daar een bepaald cynisme bij ontwikkelde: leuk en aardig, maar het kan bijna niet dat iedere dag op mijn werk een superheld wordt begraven. Het nummer gaat over leven op dood-situaties: wat is er eigenlijk echt belangrijk? Er zit een bepaalde ironie in, maar ik meen het toch ook: je bent een heilige als je dood gaat, en gelukkig maar.’

Door zulk werk ging je vast ook fantaseren over je eigen uitvaart.
‘Nou, als je er een paar hebt gevat op een afterparty, dat je dan opeens een nummer hoort: “Yo man, deze moet sowieso op mijn begrafenis gedraaid worden. Dit nummer vat het gevoel waar ik voor heb geleefd.” Dat herken ik wel heel erg. Maar op de momenten dat ik daar werkte zag ik veel voorbeelden van hoe ik mijn laatste afscheid níét zou willen hebben. En aan de andere kant: wow, de manier waarop deze groep mensen omgaat met het verlies van dit persoon is supermooi. Daar heb ik veel van meegenomen. Toen het cynisme de overhand begon te krijgen, moest ik er echt mee kappen. Daar wilde ik mezelf echt voor beschermen.’

Was het zwaar werk?
‘Het is gewoon werk, het moet gedaan worden. Maar ik ging het niet puur doen om geld te verdienen, ik ben het werk gaan doen omdat een gedeelte van me heel graag wil zorgen voor mensen en iets wil betekenen. Op zo’n dag van veel heftige emoties kan ik er op een minimale manier zijn door alleen dat glimlachje, of juist een strak gezicht als daar meer behoefte aan is. Je komt ook hele komische situaties tegen. Ik heb wel meegemaakt dat iemand een toespraak begon van: “Jaaaa, pa… hier en hier heb je het wel mooi verkloot.” Er zit een bepaalde humor in, maar dat moet ook. Als je alleen maar focust op de dood, ga je eraan onderdoor.’

Ook muzikaal is Dadcore een verdieping voor Mozes and the Firstborn. Het titelnummer is een vreugdevolle tune à la Weezer, met mega-aanstekelijke handclaps, Beach Boys-oeeeee’s, koddig orgeltje en gegil. ‘Baldy’ hangt met z’n lapsteel, mondharmonica en honky tonk-piano tussen Lynyrd Skynyrd en The Rolling Stones in, en even verderop klinkt een akkoordenprogressie die rechtstreeks uit het songboek van Kurt Cobain lijkt te zijn genomen. ‘Voor ons is het een liefdesbrief aan rock en aan in een band zitten. Alles wat we vet vinden aan rockmuziek, dat probeerden we te bundelen in deze elf nummers. De titel Dadcore heeft daar ook mee te maken. Vraag aan een kind wat–ie van rock vindt, en hij zegt: “Oh, dat is wat mijn vader vet vindt.” Ik weet nog hoe ik bij mijn pa achterin de auto op weg naar de voetbalwedstrijd The Rolling Stones zat te luisteren – mijn moeder trouwens ook, het moet wel genderneutraal zijn tegenwoordig – en vond dat eigenlijk fucking hard. We dachten: kunnen we dat als Mozes ook doen?’

Met hun naamloze debuut uit 2013 werd Mozes and the Firstborn al geadopteerd door het supercoole Californische garagerocklabeltje Burger Records, waar ook The Black Lips, FIDLAR, Thee Oh Sees, Mikal Cronin en Together Pangea muziek uitbrachten. Sindsdien is de band altijd veel in Amerika geweest, maar nu staan ze op de vooravond van een wel hele indrukwekkende co-headline-tour met The Parrots die met de klok mee het hele land door gaat. ‘Sneeuwt het daar? Sorry man, ik wil je niet jaloers maken maar we zitten hier in het zonnetje in de achtertuin met een gitaar op schoot, bagel met een ommeletje erbij. We moeten even goed voor onszelf zorgen voordat we de gekte van de komende anderhalve maand in duiken.’

Ik hoorde dat je erover hebt gedacht om naar Los Angeles te verhuizen.
‘Sterker nog: ik woon hier al sinds begin november! Ik ben vooral veel aan het schrijven aan de volgende plaat, en voorbereidingen aan het treffen voor de tour. Zodat we morgen de bus in kunnen stappen en, zoals ze dat in Brabant zeggen, kunnen aanrijden. Ik wilde hier effe m’n grote tenen in het water steken en kijken hoe het voelt om te wonen. Nu zijn we twee maanden op tour, het zou kunnen dat ik na die hele rit weer terug naar L.A. ga, het zou ook kunnen dat ik dan weer naar Eindhoven kom.’

In ‘Fly Out’ zing je: ‘Truth is that I need you, though I’m mostly so obsessed with the songs and sounds, the next big crowd and moving to L.A.’ Dat klinkt best narcistisch.
‘In de afgelopen negen jaar is de band prioriteit nummer 1 geweest. Dat beïnvloedt de mensen om je heen, het is een continue strijd: staat er een familieweekend in de planning, dan zou er altijd een show kunnen binnenkomen. Je moet altijd beschikbaar zijn, gewoon rocken en knokken. Dat levert problemen op. Over zoiets schrijf ik graag een liedje, waarin ik in dertig seconden aan mijn geliefde zeg: “Ik heb je nodig en wil bij je zijn, maar ben tegelijkertijd compleet geobsedeerd met het maken van muziek.”’

Kun je dan wel een gezonde relatie hebben?
‘Tja, wat is een gezonde relatie? Ik ben nu vijf jaar samen met een meisje in Oostenrijk. Ik heb haar ontmoet tijdens een show op een avond in Salzburg, de zomer dat de eerste plaat uitkwam. We speelden samen, zij speelt ook in een band. Zo’n lange afstandsrelatie is hard werken, je kan niet zeggen: “Ik laat je effe niks horen voor een week.” Dat is het fundament voor een relatie. Maar meestal zien we elkaar eens per maand, en dan is zo’n relatie heel fijn. Je hebt je eigen tijd, en een paar momenten heel intens met elkaar. Zo’n weekend hebben we meteen weer de bevestiging: “Yo, ik wil met jou zijn en er alles aan doen om het te laten werken.” Zo is het binnen de band eigenlijk ook: het is moeilijk, we verdienen niet genoeg geld om iedereen ermee te onderhouden, maar ik hou van jullie drie en ik hou van waar we voor staan. Er zijn momenten waarop je moet uitspreken: “We gaan dit doen met z’n allen.”’

En toch is jullie drummer en producer Raven niet mee op tour door de VS om aan zijn solomuziek te werken. Hoe zit dat?
‘Voor mij was al twee jaar duidelijk dat dit ging gebeuren. Raven is zo getalenteerd op zoveel vlakken. De beste manier om daarmee om te gaan is: “Ga die dingen doen! Fucking vet! Je hebt dit met ons kunnen opbouwen, het allerlaatste dat iemand hier wil is de ander tegenhouden.” Dit is een sprong in het diepe. Maar Raven blijft voorlopig onderdeel van de band, we hebben een drummer in L.A. gevonden die met ons mee op tour gaat. Het zou kunnen dat Raven over twee maanden zegt: laten we ermee door gaan. Het kan ook dat zijn solocarrière zo goed gaat dat die voorrang krijgt. Dat is de onzekerheid, maar ik weet ook niet of ik over twee maanden in Eindhoven woon of hier in Los Angeles.’

Vind je dat eng?
‘Tuurlijk! Ik vind het doodeng, maar daarom praat je er met z’n allen een hele tijd over. Soms moet je die sprong wagen en op het beste hopen. Nu ben ik vol vertrouwen dat het supervet gaat worden, wat er ook gebeurt.’

Voor 3voor12 houdt Mozes and the Firstborn de komende weken een tourblog bij.