‘Eigenlijk heb je er niks aan, want er zit geen backlight op. Dus als het donker is moet ik alsnog mijn telefoon pakken om erop te schijnen. Vet dom, maar ik moest dat ding hebben. Ik moest zo’n Back To The Future horloge.’ Hij schuift zijn mouw opzij en toont zijn Casio Calculator Watch, een vierkant zwart horloge met zestien knopjes, zo klein dat je ze nauwelijks in kan drukken. ‘Ik zat aan de bar in cafe De Koe en we hadden het over die film. Ik wilde dat horloge al toen ik een kind was, maar ik kreeg het nooit. Ik dacht: nu ben ik een volwassen man met geld op mijn rekening, hop: Bol.com, volgende dag in huis. Hoe laat het was? Laat. Ik was best wel bezopen.’
Het is geen toeval dat Chino Ayala bezopen was, en ook niet dat ie in cafe de Koe aan de bar zat. Hij heeft er wel eens vaker dingen besteld. Platen vooral, als er weer eens een heetgebakerd gesprek over muziek plaatsvond. Soms volgde op zo’n gesprek een cadeau, een week later. Zoals die keer dat hij nog nooit van Slint’s Spiderland gehoord had, een klassieke postrock plaat uit 1991. Die moest ie hebben, en dus kreeg ie hem als geschenk. Dat is het mooie van een stamkroeg, dat dezelfde koppen je altijd begroeten als je er binnen stapt.
‘De Koe is nog steeds het muzikantencafe van Amsterdam’, zegt Chino. Het is niet zo dat Indian Askin en hun vrienden daarmee begonnen zijn. Ze hebben zich gewoon aangesloten. ‘Het is een plek waar muzikanten na een show in Paradiso of de Melkweg wat gaan drinken. Ik heb er Sleaford Mods ontmoet en The Kills net gemist, helden van me. Ik was er die avond maar ging voor de verandering op tijd weg. Onderweg naar huis had ik drie oproepen gemist: ze zijn er, kom terug! Het is nu ook echt onze kroeg, want onze drummer Ferry heeft zich ingekocht. Hij is nu mede-eigenaar van onze stamkroeg. Vet toch?’
Na de 'Sea Of Ethanol' die hun debuut doordrenkte, schenkt Indian Askin zichzelf rustig 'Another Round' in. De gitaarband uit Amsterdam maakt er geen geheim van wat de motor achter hun weerbarstige geluid is. Maar wat schuilt er eigenlijk achter het drinkgelag?
Indian Askin
Chino Ayala: zanger/gitaar
Ferry Kunst: drums
Jasja Offermans: bas
Bart van der Elst: gitaar/toetsen
2016 Sea Of Ethanol
2019 Another Round
Het ligt voor de hand om het tweede Indian Askin-album Another Round te beschouwen als een ode aan het kroegleven. Dat is het ook echt. En er zit zelfs echt een ode aan De Koe in. Luister maar naar ‘On and On’ of naar het absurdistische liedje ‘I Know How To Party’, waarin letterlijk al het Frans zit dat Chino beheerst. Te beginnen bij ‘suivez moi’ en ‘escargot’, eindigend - zoals elke goede avond - in ‘la Vache’. De Koe. Maar dat is niet waar het idee van het album begon. Het begon juist bij een tragedie.
‘Het komt van een oud nummer dat ik met een oude vriend genaamd Joeri Valent heb geschreven. We waren heel erg down, want een vriend van ons was overleden. Je kent hem wel, de zoon van AFTH van der Heijden. We hadden zoiets van: wat doen we hier? Het liedje gaat niet zozeer over het ongeluk, maar over het gevoel waarmee we toen zaten. De liedjes die ik met Joeri schrijf zijn vaak vrij duister.’ Another Round is de opvolger van Sea Of Ethanol, het debuutalbum waarmee Indian Askin veel speelde. Ook dat was een ode aan de alcohol, en ook dat was een album waarin duistere onderwerpen werden afgewisseld met euforie met een weird randje. Van die duisternis is op deze koude donderdagmiddag niets te merken, van alcohol is ook geen sprake. ‘Maar als ik een kroeg binnen stap denk ik wel: mag ik al?’
Alcoholisme is het grootste taboe van ons land. Alle muzikanten drinken, maar dat ene woord laat je niet vallen. Jullie wel, gewoon in je bio. Ben je een alcoholist?
‘Ja, sowieso. En dat vind ik best moeilijk.’
Wanneer ben je het geworden?
‘Voor ik het door had. Het sluipt erin. Ik heb vaak zin om te drinken, en dat is wat een alcoholist typeert. Maar als je dat tegen vrienden zegt, reageren ze: wow nee, ik ben geen alcoholist. Hij daar, op de hoek van de bar, hij is een alcoholist, die zuipt meer. Maar ik durf het wel te zeggen. We zeggen het ook vaak voor de grap tegen elkaar, als iemand in de kleedkamer het eerste biertje open trekt.’
De eerste fase is ontkenning, de twee fase is het voor de grap toegeven, de derde is accepteren dat het een probleem is, toch?
‘Het is nu ook niet echt een probleem. Maar we proberen nu als band wel minder naar de tering te gaan dan ons eerste festivalseizoen. We hebben meer dan honderd shows gedaan, alleen al vijf op Record Store Day. Het was precies het leven dat ik me voorgesteld had. Performen vind ik te gek om te doen, avonturen beleven met zijn allen, lol maken, spelen, feestjes, drinken.’
Heb je een goede dronk of een kwade?
‘Dat hangt er vanaf. Als ik me niet goed voel, wordt het heavy. Het ligt er ook aan met wie je bent. Met de barman krijg ik niet zo snel ruzie, maar ik kan wel heel gemeen zijn als ik dronken ben.’
Wie heeft je het drinken geleerd?
‘Ik denk mijn oom, van mijn moederskant. Hij was mijn punk oom, die heeft me muzikaal opgevoed. Hij woonde in de middle of nowhere op een woonboot, in Broek en Waterland. Geen buren, de muziek keihard, een wijntje erbij. Stoned naar Pink Floyd luisteren, dat heb ik ook van hem geleerd. Maar we dronken nooit de hele fles wijn leeg en ik heb het uiteindelijk natuurlijk mezelf aangedaan. Ik zou hem nooit de schuld geven.’
Broek en Waterland, dat ligt vlak bij Monnickendam, waar je moeder woont, en waar je een groot deel van je debuutalbum opnam.
‘Een plek waar ik vroeger altijd weg wilde, maar waar ik nu juist graag kom. Even weg van die kuttoeristen. Ik heb er zelfs naar huizen gekeken samen met met broertje.’
Lijkt je broertje op je?
‘Ja, onwijs. Op Lowlands was ie een keer mijn stunt dubbel. Hij had speciaal zijn snor laten staan en zijn haar zoals ik. Bij het laatste nummer heb ik me achter een versterker verstopt, heeft hij mijn jasje aangedaan, een zonnebril op, en speelde hij mij. Hij kan niet zingen, niet gitaar spelen, ik zat zelf gewoon de riff te spelen. Niemand had het door. Zelfs toen ik even later naast hem ging staan leek het nog niemand op te vallen.’
Lijkt hij ook als mens op je?
‘Hij is geen muzikant en maakt andere keuzes. Hij is serieuzer. Heeft wel een huis gekocht, nog geen kinderen maar ze hebben het er wel over. Net als over trouwen. Dat roept mij allemaal niet zo. Muzikant zijn is voor mij de totale vrijheid. Ondanks alle conservatoria blijven muzikanten gewoon wazige mensen, idioten met een alcoholprobleem. Je moet een beetje gek zijn om muzikant te willen worden.’
Het is ook een leven vol prikkels, of het nou door middelen komt of door het harde geluid van het podium. Een van de liedjes op het nieuwe album heet ‘I Feel Something’ en gaat over een dof gevoel dat je overvalt. Over een depressie dus eigenlijk. Zoek jij die prikkels op om maar iets te voelen?
‘Ik denk wel dat dat er mee te maken heeft. Ik denk dat veel muzikanten dit leven opzoeken omdat ze niet weten wat ze met zichzelf aanmoeten. Jezelf overstimuleren met andere dingen is een goede manier om er niet mee bezig te hoeven zijn.’
Je omschrijft niet zozeer een negatief gevoel, als wel helemaal geen gevoel.
‘Het was wel een donkere periode. Ik lag soms letterlijk naar mijn plafond te staren. En opeens dacht ik: dit moet ik luist opschrijven. Dan kan ik verder.’
De vorige keer was je ook al door een donkere periode heen gegaan tegelijk met het schrijfproces. Hoort dat bij elkaar?
‘Misschien schrijf ik wel het best als ik me niet goed voel. Op dit moment ben ik hartstikke vrolijk.’
Was het ook de come down van de tour?
‘Zeker. Eind 2017 was ik met Death Alley mee gegaan op tour, Lemmy Lives, een ode aan de overleden frontman van Motörhead. Ik sprak laatst de gitarist van Death Alley er nog eens over, Oeds. Die zei ook: dat doe ik nooit meer. We waren met een enorm rondreizend circus, de band, gastzangers. We gingen tussen de optredens niet naar huis. 30 december kwam ik thuis en kon ik letterlijk niet meer praten. Niet geslapen, kapot geschreeuwd, kapot gezopen. Met oud en nieuw ben ik heel even naar buiten geweest om vuurwerk te kijken en daarna ben ik mijn bed weer in gekropen. De jongens van Death Alley waren echt maatjes van ons geworden. We kwamen ze veel tegen op de festivals en we deelden een studio in Amsterdam. Na een show deden we vaak een wedstrijdje wie er het eerst weer thuis was. En daar gingen we dan samen verder feesten.’
Is er in je eigen band sociale controle?
‘Zeker. Als iemand nu het eerste biertje open trekt klinkt het: ‘oh, oh, oh, oooooh!’ We zijn er nu minder mee bezig. Met mijn vrienden probeer ik ook vaker overdag af te spreken, niet per se tot laat. We hebben het er echt over gehad met zijn allen: zullen we iets gezonder gaan leven?’
Als je in de jaren tachtig in een band had gezeten, was je nu aan de heroïne geweest.
‘Dat klopt, maar toen ik opgroeide was heroïne echt niet cool. Dat deed je gewoon niet. En zelfs als iemand het een keertje geprobeerd heeft vinden we dat al te ver gaan. Amsterdam is wel een snuifstad. Iedereen heeft het, zelfs mensen waarvan je denkt: yo, jij? Maar ik probeer er minder mee bezig te zijn, te focussen op goede muziek. Roken is trouwens ook uit, iedereen heeft tegenwoordig vapes. Ik ging laatst met vrienden naar A Perfect Circle. Stond ik daar in mijn eentje in de rookruimte. En repetities moeten steeds afgebroken worden omdat ik zo nodig moet roken.’
Die tweede plaat is er best snel gekomen.
‘We hadden al eerder iets uit kunnen brengen, maar dat was niet goed genoeg. Pas afgelopen jaar kwam er richting in. Wat opvalt: er staan bijna geen snelle nummers op, maar twee of drie.’
Wat mij opvalt is dat het vaak heel los voelt. Zoals dat absurdistische Franse liedje, dat waarschijnlijk begon als een gek idee en later ‘af’ verklaard is. En op het podium heb ik dat idee ook, dat de muziek echt daar ontstaat.
‘Dat doen we vooral aan het begin van de show. We spelen dan een riff, een voor een vallen de muzikanten bij, en ik geef met een soort bandleidersteken aan wanneer we verder gaan. Dat is een heerlijk gevoel, kan ik je vertellen. Je voelt aan wanneer de band opgewonden begint te raken, wanneer iedereen scherp is. Die opening is trouwens een ode van Creedence Clearwater Revival.’
Je bent altijd de bandleider geweest. Dat zie je nu vaak bij bands, dat ideeën beginnen bij een persoon, die er vervolgens mensen bij haalt.
‘Dat komt doordat je tegenwoordig makkelijk in je eentje kunt produceren met een laptop. Zo kun je het raamwerk opzetten. Ik bouw iets en haal daar een voor een mensen bij. Soms stuurde ik dat dan via voice message rond. Dit is het idee, het moet daar ongeveer heen, doe je ding. In de drukte periode maakte ik vaak ’s avonds een schets. De volgende ochtend om tien uur komt Ferry om mijn partijen over te drummen. Van twee tot vijf kwam Bart melodieën toevoegen. Jasja kwam altijd als laatst, met een fles wijn erbij, om de baslijnen in te vullen. Iedereen kon wel naar de studio komen, maar nooit op dezelfde tijden. Is dat efficiënt? Op zich wel, maar het probleem is wel dat we nu de hele plaat nog moeten gaan oefenen. De nummers zijn nog nooit tegelijk gespeeld.’
Welk nummer werkt nog helemaal niet?
‘’BEAT74’. Super dreamy, met vijftien sporen over elkaar opgenomen. Nu moeten we het met acht handen tot leven wekken. Maar we gaan door tot het lukt. De truc is meestal: terug naar de kern van het liedje. Kleiner beginnen, zachter ook. En dan: wat kunnen we hieraan toevoegen.’
Wie is die man die het intro van de plaat volspreekt?
‘Dat is Duncan Trussell, een Amerikaanse comedian en podcaster. Ik ben onwijs fan van hem. Hij is een psychedelische gast die veel te veel acid gedaan heeft. Hij zegt dingen in die podcast die je aan het denken zetten, en hij is onwijs funny.’
Doet je vader dit keer ook weer mee? Hij speelde een bijrolletje op Sea Of Ethanol.
‘Nee. Hij had trouwens in eerste instantie helemaal niet door dat ik hem opnam voor het album. Mijn vader werkt als klassieke muzikant in Italië, hij is gewend in echte studio’s op te nemen. Hij wil al heel lang een keer met me samen spelen. Dat vond ik vroeger helemaal niks natuurlijk.’
Want drinken met je oom kan wel, muziek maken met je pa niet.
‘Jasja’s pa speelt in de band van Guus Meeuwis. We hebben vorig jaar meegedaan in de kerstshow van Guus in Ziggodome. Jasja deed daar een bas-duel met haar vader, ik deed die kersthit van Slade met Guus. Echt vet. Mensen zeiden tegen ons: waarom ga je dit doen. Hoezo? Vet toch? Vijftien jaar geleden had ik gedacht: no way, maar nu stond ik te trappelen.’
Heb je ook op Toto gestemd voor de Top 2000.
‘Nee, maar dat had ik wel moeten doen. Lionel Richie is mijn favoriet op Facebook. Volg je hem? Do it! Hij post elke dag van die inspirational quotes waar je net niks aan hebt. If it’s meant to be, it will be, dat soort dingen. En laten we wel wezen, je de prijs van een Slint-LP kun je wel twintig Lionel Richie platen kopen. Laatst draaide ik met Joeri in De Koe als dj team Another Round. We hebben een album van Lionel Richie opgezet en zijn aan de bar gaan zitten tot ie omgedraaid moest worden. Het was een groot succes.’