‘Wie zou van deze aarde kunnen komen, en de hemel binnengaan, om dan terug te keren naar de aarde?’, zo vraagt Rosalía zich af op het openingsnummer van haar waanzinnige, grootse vierde album LUX. Hoe moet je het aardse (een wereld vol seks, geweld, autobanden, bloedsport) en het goddelijke (duiven, heiligen, dat werk) verenigen.
Het werd een manische zoektocht voor de popzangeres, flamenco-avantgardist, reggaeton-megaster, blijkt wel uit dit meesterwerk, dat een tiental talen, talloze religies, een handvol genres en vier aktes verenigt op wat het meest ambitieuze popalbum van het jaar moet zijn. In eerste instantie een vrij intimiderende luisterervaring, want hoe moet je in godesnaam alle lagen uit elkaar pluizen? Neem alleen al die heftige eerste single ‘BERGHAIN’, vernoemd naar het Berlijnse techno-labyrint: in de onmenselijk snelle violen horen we een echo van de winter van Vivaldi’s vier jaargetijden, Björk die zingt over ‘divine intervention', maar ook een quote van Mike Tyson uit de mond van Yves Tumor (‘I’ll fuck you till you love me!’).
Bach en Vivaldi
Laat ons je bij de hand nemen. Te beginnen bij de muziek: de focus ligt op soms bombastische en veelal beeldschone orkestmuziek a la Bach, specifiek ook geïnspireerd door Pau Casals, de Catalaanse cellist die Bachs cellosuites beroemd maakte. Het is allemaal totaal anders dan de collage-achtige elektronische stijl van MOTOMAMI, maar we zien in de credits van het vervreemdende ‘Reliquia’ wel Venetian Snares en Guy-Manuel de Homem-Christo van Daft Punk opduiken. Pharrell en El Guincho werkten mee aan het zinderende ‘De Madrugá’ (met een baslijn als de akoestische tegenhanger van ‘SAOKO’). En her en der is ook de signatuur van hedendaags klassiek componist Caroline Shaw te herkennen, naast de nodige verwijzingen naar haar roots in de flamenco.