In de voetsporen van IDLES en Shame is Fontaines D.C. een van de meest sensationele bands van het moment. Met poëtische postpunk vangen ze de woede en teleurstelling van Ierland. De band speelt vanavond in 3voor12 Radio op 3FM. ‘Je hebt daar het gevoel dat je in een niemandsland leeft, niet weet welke richting je op moet gaan en daardoor verstikt wordt.’

(Kijk hierboven het interview in video)

Hier struint een stapelgekke zwerver Johnny Fortycoats door de straten van Dublin om kinderen te verrassen met uit kranten gescheurde striptekeningen, daar claimt een snotjoch de regenachtige straten van de hoofdstad (‘I’m gonna be big!’) en even verderop stapt de mafketel Thomas Dudley op de bus: de onstuimige postpunk van Fontaines D.C. is als een wandeling door de schaduwzijdes van Ierland. De band speelde sensationele shows op SXSW en Eurosonic, brengt 12 april debuutalbum Dogrel uit en presenteert die vanavond vast in 3voor12 Radio op 3FM.

‘Bang bang!’, glimlacht gitarist Conor Curley wanneer hij over Thomas Dudley begint, de man die op debuutsingle ‘Liberty Bell’ prijkt. ‘Hij was een fantastisch karakter dat op de bus stapte met een grote sleutel in zijn hand. Die richtte hij op mensen alsof hij in een western speelde, dan riep hij “bang bang!”’ ‘Hij was een outsider en een nutjob’, vult zanger Grian Chatten aan. Hij was ánders, en groeide uit tot een karakter dat juist voor zijn eigenaardigheden en tekortkomingen werd geliefd.’

Hij was een van de figuren die in de jaren zestig door The Liberties zwalkte, het type dat nu in de verdrukking dreigt te komen door gentrificatie. Chatten: ‘The Liberties is een deel van Dublin vol karakters, het zit precies op de rand van de gentrificatie maar voelt nu nog Iers en traditioneel. Je ziet er zoveel gebeuren op straat. Er is daar een fantastische kroeg genaamd Liberty Bell, en een gelijknamige winkel die echt bizar is, met zo’n spinnenweb-feel. Als je daar binnenloopt heb je het gevoel dat de mensen je er zullen opeten.’

Bang Bang op de hoes van Liberty Bell

In die wijk zaten de jongens van Fontaines D.C. samen op school. ‘We waren de buitenbeentjes in de klas, qua liefde voor muziek en poëzie. We hadden goede maten nodig om mee te praten, en kwamen erachter dat wij allemaal geïnteresseerd waren in dichtkunst en sixties garagerock’, herinnert Chatten. Zo struinden ze gebroederlijk kroegen af zoals de Liberty Bell, om daar zogenaamde dichtsessies te houden. ‘Er ging een notitieboekje rond, we moedigden elkaar aan om een regel of twee op te schrijven en dronken tussendoor een heleboel bier en cocktails. Het voelde alsof we een revolutie voerden, maar dat zat natuurlijk totaal in onze eigen kop. Het voelde belangrijk, significant.’ Curley grinnikt. ‘Het verhulde het feit dat we gewoon aan het zuipen waren, maar achteraf gezien probeerden we elkaars leven te verrijken.’ Chatten: ‘Niet dat we daadwerkelijk een revolutie willen starten, maar tussen ons voelt het wél als een revolutie.’

Ze lieten zich vooral inspireren door dichters als W.B. Yeats en Patrick Kavanagh. ‘Kavanagh is voor mij de grootste’, vindt Curley. ‘Ik kan ontzettend genieten van zijn vroegere werk en zijn tekortkomingen. Als je naar zijn ontwikkeling kijkt, hoe hij bij Raglan Road is terechtgekomen, en hoe dat uiteindelijk een nummer van The Dubliners werd… Die hele scene was ontzettend interessant. Kavanagh en Luke Kelly [zanger van The Dubliners] hingen rond in dezelfde bars, mét gasten als Flann O’Brien. Wij waren aanvankelijk geïnteresseerd in de beat poetry, een groep schrijvers rondom Jack Karouac, Allan Ginsberg en William Borroughs die samenkwamen en elkaar inspireerden qua levensstijl. Dat we in Ierland ook zo’n scene bleken te hebben, vond ik erg inspirerend.’

Zo voelt Fontaines D.C. zich ook onderdeel van een scene in het huidige Dublin. Een kliek die de woede en teleurstelling van Ierland probeert te kanaliseren, met bands als The Murder Capital, Just Mustard en Melts. Chatten: ‘De katalysator van deze scene was Girl Band, een paar jaar geleden. Het was zo ongelooflijk anders dan alles wat we als Ierse cultuur zagen, en tegelijkertijd was het intrinsiek Iers door zijn taal. Het was een soort moderne Pogues.’

Voor de jongste single ‘Roy’s Tune’ en de tragische bijbehorende video trekt de band weg van Dublin. ‘De video was voor mij heel bijzonder’, aldus gitarist Curley. ‘Het speelt zich af in Monaghan, een klein stadje op de grens van Noord- en Zuid-Ierland waar ik vandaan kom. Het Noorden wil het niet claimen en het Zuiden vindt niet dat ze er verantwoordelijk voor zijn. Je hebt daar het gevoel dat je in een niemandsland leeft, niet weet welke richting je op moet gaan en daardoor verstikt wordt.’  Frontman Chatten: ‘Het is tragisch, maar veel tragische zaken zijn prachtig. Dat gevoel is heel erg aanwezig op het hele album, het gaat over het gevoel dat er geen begin of einde is. Het is beïnvloed door The Dubliners en door James Joyce, het gaat over inertie en het gevoel vast te zitten. De karakters realiseren zich dat ze zich in een bepaalde situatie bevinden, en er geen manier is om daaruit te ontsnappen. Hun combinatie van hoop en gevangenschap, die is het gevaarlijkst en meest tragisch.’

Dat gevoel hebben ze ook in het Dublin waar de dreigende Brexit een steeds langere schaduw op werpt, en als zelfverklaarde ‘kinderen van de recessie’ noemen ze zich hyperbewust van materialisme en geld. ‘Als artiest in Dublin kun je niet weg, omdat het de grootste stad van Ierland is. Tegelijkertijd word je eruit geduwd omdat het zo duur is om er te wonen. Je kan nergens anders leven, maar het is een worsteling om daar te leven.’

Daarmee hangt ook de albumtitel samen: Dogrel. Curley: ‘Het is een woord voor oud-Ierse poëzie die veel herhaling gebruikt en humor niet schuwt, dat meestal wordt geassocieerd met de working class. En het wordt ook gebruikt om iets slechts te beschrijven: a piece of dogrel. Dat beschrijft onze muziek perfect.’

Fontaines D.C. speelt vanavond in VPRO 3voor12 Radio op 3FM, en later dit jaar op de Nederlandse festivals Motel Mozaïque en Loose Ends.