‘Ik hoop dat we met dit album op het nightliner-niveau komen’, zegt Lias Kaci Saoudi opeens, halverwege het gesprek. De zanger van het Britse Fat White Family ziet het duidelijk helemaal zitten. Fris gedoucht en opgekruld op een stoel in een hotellobby, droomt hij nog even verder. ‘In zo’n grote bus is er altijd plek om even te liggen, je af te zonderen. Dat is voor ons het beloofde land. Stel je eens voor dat je wakker wordt met een gemene kater. En dan, acht uur lang achter in een klein busje zitten. De hele rit zit je aan zo’n klein vierkant tafeltje elkaar aan te staren, kun je niet slapen. Dat maakt het allemaal alleen maar erger.’ Zijn bandgenoot Saul Adamczewski, waarmee Lias de meeste liedjes schrijft, verslikt zich bijna in een van de cakejes die hij constant naar binnen propt. ‘Op een gegeven moment moet je dan wel uhm, ja, kalmerende middelen nemen, hè?’ In the bus we trust’, herhaalt hij twee keer mompelend. De rest van de band schiet verbaasd in de lach als hij vertelt dat hij toch wel weer mee op tour wil, ondanks eerder gezegd te hebben niet te gaan. 'Ik bedoel, het is altijd onderhandelbaar natuurlijk. Bovendien is de bus ook groot genoeg voor een serieus grote knokpartij. Man, zo’n bus is groot genoeg om een moord te plegen. Veel beter dan een klein tourbusje.’ En hij kan het weten, het verhaal gaat immers dat zijn voortand jaren geleden door de bassist eruit geslagen is. Er zit nog steeds een gapend gat als hij grijnst.
Meer pop dan ooit
Een ding is zeker: Het nieuwe album is een stuk minder walgelijk dan hun vorige album. Niet dat dat geen goede plaat was, maar het was vooral een album waarin Lias keer op keer de grenzen opzocht en er over heen ging. Alsof ze de ongemakkelijke opwinding die je in het publiek voelt bij een optreden, zo concreet mogelijk naar een album wilden vertalen. In de liedjes ging het om vragen als: Als artistieke vrijheid een groot goed is onze samenleving, kan je dan ook een liefdesliedje schrijven voor Goebbels, vanuit het oogpunt van Hitler? Het probleem van dat album was dat dat soort vragen al een eeuwigheid worden gesteld in kunst en we het antwoord dus al weten: ja, het kan, maar het kan inmiddels gemakkelijk worden weggezet als flauw shockeren. Op Serfs Up hoeft de band niet meer zo nodig te laten zien hoe ver ze willen gaan. De popliedjes die altijd verstopt zaten onder bergen kraut en noise zijn nu veel duidelijker te herkennen. ‘Oh Sebastian’ is zomaar een fluisterzachte ballad, door het hele album heen klinken weelderige arrangementen zoals ze nog nooit schreven. En neem leadsingle ‘Feet’. Over een stuwende discobasis met frivole strijkers en rubberen baslijn, zingt Lias het waargebeurde verhaal van zijn broer en toetsenist van de band Nathan Saoudi. Die sprokkelende geld bij elkaar voor een reis naar zijn vriendinnetje in Venetië, en kwam daar erachter dat ze een ander had. Lias zag een seksuele vluchteling in zijn broer, en goot het verhaal in de meest hitgevoelige single die de band tot nu toe maakte.