Toen een interviewer Ed Droste van Grizzly vroeg waarom hun nieuwe album zo lang op zich had laten wachten, wees hij hem koeltjes op artiesten die nog veel langer op zich hadden laten wachten. LCD Soundsystem bijvoorbeeld, of Feist. Of die ene band die in hetzelfde jaar debuteerde dat Grizzly Bear doorbrak en die samen met hen verantwoordelijk was voor de grote populariteit van de indie-folk: Fleet Foxes. En toch, vijf jaar is een lange tijd, zeker in dit supersnelle decennium waarin rappers de dienst uitmaken en rustig drie albums per jaar droppen. Vijf jaar, daarin kun je drie keer verhuizen, kinderen krijgen, scheiden en de wereld rondreizen.
Dat is dan ook zo’n beetje wat de vier van Grizzly Bear deden: ze leefden het leven van mid-dertigers, met alles wat daarin gebeurt en de vragen die erbij komen kijken. Vragen over de toekomst en over het verleden. Veel daarvan zie je terug in de elf liedjes van Painted Ruins, een album vol ‘inner conflict’, zoals Droste het zelf in vrij algemene termen noemt. ‘I kept looking for reasons to come round’, klinkt het in 'Losing All Sense’, een liedje met een veelzeggende titel. ‘To make sense of your internal row. But it’s a maze and there’s nothing to be found.’ Voor een anders zo abstracte band is dat verdomd duidelijke taal. En het meest opvallende van al die kleine en grote ‘inner conflicts’: ze voelen niet als problemen. ‘It’s chaos but it works’, luidt de conclusie in ‘Four Cypresses’.