Alweer acht jaar geleden brak Grizzly Bear groots door met het album Veckatimest, een prachtige indiefolk-plaat die het zelfs tot aan een autoreclame schopte. Het stof rond het genre is allang neergedaald, en na vijf jaar afwezigheid komt Grizzly Bear nu met een bijzonder volwassen vijfde album.

Toen een interviewer Ed Droste van Grizzly vroeg waarom hun nieuwe album zo lang op zich had laten wachten, wees hij hem koeltjes op artiesten die nog veel langer op zich hadden laten wachten. LCD Soundsystem bijvoorbeeld, of Feist. Of die ene band die in hetzelfde jaar debuteerde dat Grizzly Bear doorbrak en die samen met hen verantwoordelijk was voor de grote populariteit van de indie-folk: Fleet Foxes. En toch, vijf jaar is een lange tijd, zeker in dit supersnelle decennium waarin rappers de dienst uitmaken en rustig drie albums per jaar droppen. Vijf jaar, daarin kun je drie keer verhuizen, kinderen krijgen, scheiden en de wereld rondreizen. 

Dat is dan ook zo’n beetje wat de vier van Grizzly Bear deden: ze leefden het leven van mid-dertigers, met alles wat daarin gebeurt en de vragen die erbij komen kijken. Vragen over de toekomst en over het verleden. Veel daarvan zie je terug in de elf liedjes van Painted Ruins, een album vol ‘inner conflict’, zoals Droste het zelf in vrij algemene termen noemt. ‘I kept looking for reasons to come round’, klinkt het in 'Losing All Sense’, een liedje met een veelzeggende titel. ‘To make sense of your internal row. But it’s a maze and there’s nothing to be found.’ Voor een anders zo abstracte band is dat verdomd duidelijke taal. En het meest opvallende van al die kleine en grote ‘inner conflicts’: ze voelen niet als problemen. ‘It’s chaos but it works’, luidt de conclusie in ‘Four Cypresses’. 

Misschien verklaart dat waarom Grizzly Bear anno 2017 zo hecht klinkt. De band knalt net als op eerder werk bijna uit elkaar van de ideeën, en toch overheerst het gevoel van rust en controle. Meteen al vanaf het begin, met de jazz-folk van ‘Wasted Acres’, een rustige song die gedragen wordt door de zalvende stem van Daniel Rossen. Hij is min of meer de tweede zanger van de band. In het openingsnummer bezingt hij onder meer zijn Honda TRX 250, zo’n vierwielig motortje dat hij gebruikt om ’s morgens vroeg met zijn hond hout te sprokkelen bij zijn huis. Rossen heeft de afgelopen jaren de ruimte opgezocht, terwijl zijn bandgenoten in of rond Los Angeles neergestreken zijn.

Rossen’s zanglijnen zijn direct herkenbaar, een beetje zwierig. Ook de arrangementen die fel klinken, zoals de opdringerige gitaar en drums in ’Cut-Out’, weet hij een soort melancholie mee te geven. Hij tekent er altijd mee voor een paar van de meest intieme songs op elk album.

Het meest bekend werd Grizzly Bear door zijn meer pakkende liedjes als ‘Two Weeks’, ‘Knife’ en ‘Yet Again’, en in die categorie past dit keer ‘Mourning Sound’, het liedje met de beste drive van de plaat. Al lijkt het er minder dan ooit op dat Grizzly Bear uit is op een indie-hit. Grizzly Bear is terug op eigen voorwaarden. Ze verlieten label Warp, maakten hun album zelf en tekenden daarna bij major label Warner. Ze skipten het festivalseizoen en komen in het najaar enkel de clubs aandoen. Maar het allerbelangrijkste is dat hier een band klinkt die in balans is met zichzelf en die na een paar jaar afwezigheid nog meer dan genoeg inspiratie bewijst te hebben.