Want wat een revelatie was Alex Crossan alias Mura Masa in 2015. De muzikant borrelde al een tijdje op de YouTube-trapkanalen maar kwam voor velen vanuit het niets met de EP Someday Somewhere. Daarmee zat hij zowel figuurlijk als letterlijk op een eilandje. Letterlijk, omdat hij woonde op het geïsoleerde Guernsey voor de kust van Noord-Frankrijk. En figuurlijk, omdat zijn sound ontzettend verfrissend voelde en hij als piepjonge laptop-muzikant niet echt in een scene te plaatsen viel. Tegelijkertijd hoor je op die EP direct hoe hij zijn voelsprieten online heeft uitstaan en alle elementen die hij aantreft tot iets nieuws weet te versmelten met de speelse naïviteit van een tiener die voor het eerst met Ableton aan de gang gaat. In zijn muziek hoor je de melancholieke elektronische popliedjes van James Blake, met exotische samples zoals Cashmere Cat ze ook gebruikte en soms zelfs HudMo-trapbeats.
Vooral het nummer ‘Firefly’ werd een bloghit én dansvloervuller in de meer verantwoorde indiedisco’s, en daarmee trok Mura Masa langs alle belangrijke festivals: van Pitch 2015 naar Eurosonic 2016, van Down The Rabbit Hole 2016 weer naar Pitch 2017. Dat laatste zelfs als headliner terwijl hij nog niet eens een album had uitgebracht. Op de podia werd duidelijk dat-ie nogal een alleskunner is: razendsnel switcht ie van keyboards en midi-controllers naar gitaar, dan weer trommelt-ie wat of zingt hij een melodielijntje in, geflankeerd door zangeres Bonzai.
Ergens hoor je wel op zijn titelloze debuutalbum dat Crossan alles kan en nog veel meer wil, en zich probeert te manifesteren als de grootste popproducer die past bij de streamingcijfers van zijn hits (zijn drie grootste tracks zijn opgeteld al goed voor een dikke 155 miljoen plays op Spotify). De plaat is overladen met overbekende gastartiesten en is al even kleurrijk als de meest overdadige toverbal. De remix van zijn eigen ‘Love$ick’ laat hij door A$AP Rocky nog verder dichtsmeren, op ‘All Around The World’ kun je Desiigner nauwelijks nog volgen door de fluit die er net iets te hard doorheen tettert en ‘Nuggets’ met Bonzai vliegt werkelijk alle kanten op.
Hij trapt daarmee een beetje in de val waar zoveel popproducers in trappen wanneer ze een album maken met een overvloed aan gastartiesten: hij durft niet één duidelijke richting kiezen, en door zoveel stemmen en genres te laten horen is de plaat ongeveer even coherent als je Discover Weekly-playlist. En dan zijn acht van de dertien tracks die op dit album staan ook nog ’ns al eerder verschenen, ergens in de afgelopen twee jaar. Wat is het debuutalbum van Mura Masa dan nog meer dan een verzameling losse singles – de een beter dan de ander? En is dat erg?
Op opener ‘Messy Love’ verknipt hij zijn eigen fluisterstem, gooit hem door de autotune en maakt er een soepel dansbaar liefdesliedje van. Die gitaar? Die had ie zo van Jai Paul kunnen lenen, en hoor je dat gebubbel op de achtergrond? Op de introverte ballad ‘give me The ground’ lijkt hij een soort Japans tokkelinstrumentje te bespelen en een ode te brengen aan Bon Iver en James Blake.
Dat is misschien wel het allerknapste van zijn muziek: het is allemaal superemotioneel en hij laat zijn gastartiesten heel wat traantjes plenken omdat ze zo ziek zijn van de liefde, maar de dansvloer is nooit ver weg en het is allemaal zo catchy dat je halverwege het refrein al mee wil zingen. En de geluiden uit de club (het scratchen is cool, maar hij werd wel wat te enthousiast met de misthoorn) contrasteert hij kundig met exotische samples van harpen, weirde belletjes en fluiten. Daarmee toont hij zich een van de meest frisse popproducers van het moment die in korte tijd een geheel eigen stijl heeft ontwikkeld, en dat ook nog eens bijzonder fraai aar het podium weet te vertalen.
Mura Masa staat op Lowlands en speelt 25 oktober in TivoliVredenburg.