Elke keer gebeurt het opnieuw: Oscar and The Wolf speelt een steeds groter wordende festivalshow, en alle toeschouwers vallen in katzwijm. En wel voor Max Colombie, de frontman annex popdiva annex geestesvader. Zowel Oscar als The Wolf zijn alter ego’s voor de man die op het podium zo flamoboyant en sensueel zwiert in glitterjasjes, maar eigenlijk niet gemaakt is voor de roem die hij langzaam begint te vergaren.
In België kan hij niet meer normaal een avond uitgaan of op het strand gaan liggen, zonder dat het wordt vastgelegd en gedeeld door fans. En dat is ook niet zo gek. Zijn zwoele R&B-songs, zweverige charme en ja, die vloeiende dansjes op het podium: alles aan Oscar and The Wolf schreeuwt ‘ster’. De liveshows bevestigen dat alleen maar: op Down The Rabbit Hole zagen we LED-kooien, CO2-kanonnen en een hoeveelheid confetti waar je de Noordzee mee zou kunnen droogleggen. En een hele festivalweide vol extatische fans.
Dat alles heeft Oscar and The Wolf in krap drie jaar en met één album voor elkaar gekregen. Debuutplaat Entity (2014) staat vol donkere synthpopliedjes die overlopen van melancholie en verlangen. Je kunt erop dansen, maar je kunt er ook keihard op huilen in je eentje in de auto. Het album maakte van Colombie onverwacht de prins van de Belpop.
Voor de opvolger zijn de verwachtingen dus hoog. Op tweede album Infinity worden geen radicale nieuwe wegen ingeslagen, maar de bestaande sound verder uitgediept en ingevuld. Het een bekrachtiging van het succes van het voorgaande album.