Voordat Dekmantel Festival echt losbarst in het Amsterdamse Bos, zijn er traditiegetrouw twee openingsavonden rond het IJ. Op de woensdag twee losse shows in het Muziekgebouw, op donderdag een klassieke festivaldag met ook het Bimhuis, EYE, Shelter en de Tolhuistuin.

Dekmantel zoekt al jaren de grenzen op van wat een dancefestival is en kan zijn. In het weekend worden er steeds andere uithoeken verkend en extremere keuzes gemaakt. Bij de openingsavonden gaan ze daar altijd nog een stapje verder mee en worden vroege pioniers nog meer centraal gezet. Dit jaar stapt Dekmantel voor het eerst echt over de grenzen heen die eerder werden opgezocht. De programmering gaat zo ver buiten de gebaande paden, dat je op donderdag verrassend veel festivalgangers ziet dwalen en zoeken naar iets waar ze op kunnen dansen. Bezoekers verrassen is goed, maar het festival lijkt dit jaar zijn hand iets te overspelen. Typisch ook dat op donderdag de zaal bij een grote naam als James Holden maximaal voor een derde vol loopt, maar dat er de hele avonden grote rijen staan voor de Tolhuistuin. Daar kan namelijk het makkelijkst gedanst worden.

Dat het dit jaar voor het eerst wat minder goed uitpakt, wil niet zeggen dat het twee slechte festivaldagen zijn. Integendeel. Dat zie je bijvoorbeeld bij de Japanse saxofonist Yasuaki Shimizu. Her en der liggen mensen languit op hun rug in de grote zaal van het Muziekgebouw, de hypnotiserende loops van de toetsenist en de daarover heen improviserende Shimizu over zich heen te laten golven. Het is bij uitstek zo’n act voor fijnproevers. Een paar jaar terug werd de Japanner weer ontdekt omdat een album uit de jaren tachtig opnieuw werd uitgegeven. Knap hoe toegankelijk hij avant-garde weet te maken. Aan zijn geluid en gevoel voor harmonie hoor je dat hij eigenlijk uit de klassieke hoek komt, maar zo nu en dan zingt hij door zijn sax, gebruikt hij de kleppen als percussie, draait hij aan een radio, schreeuwt hij wat Japanse teksten door zijn stemvervormer, of speelt hij twijfelend over een bed van vogelgeluiden. Het blijft onverstoorbaar prachtig. En het mooiste: hij lijkt met zijn galm de hele zaal te vorm te geven, net als wanneer een koor in een kerk zingt je ook alle gewelven en nissen plotseling lijkt te horen. Een onverwacht hoogtepunt dat lang zal bijblijven.

Yasuaki Shimizu

Het contrast met een dag eerder kan bijna niet groter zijn. Bij zowel Four Tet als Tangerine Dream staat dezelfde zaal nokvol. Of staat - zit, eigenlijk, wanneer bij Tangerine Dream de stoelen weer opgebouwd zijn. Op papier was het een gedroomde boeking, de Berlijnse synthpioniers uit de jaren zeventig. Zelfs ook nu er nog maar een bandlid in zit dat met wijlen oprichter Edgar Froese heeft gespeeld. Maar het wordt een show met vooral dieptepunten. Een enkel moment kan je je voorstellen hoe extreem futuristisch de synthprog bijna vijftig jaar terug geklonken moet hebben. Maar nu krijg je vooral wegtrekkers als ze het moderniseren met lompe kicks, een sloot aan kitsch en richtingloze gitaarsolo’s uit een keyboard. En dan hebben we het nog niet eens over de grootste wegtrekker, als door de visuals van wolkenpartijen foto’s van Froese in en uit faden. Of die drie kwartier improvisatie die na een uur en drie kwartier ingezet wordt.

Het wordt een dubbele deceptie. Ook Four Tet wil niet echt opstijgen met zijn liveset. Het publiek is in de twee uur (?!) ombouwtijd zeker twintig jaar jonger geworden, de stoffige wiskundeleraar maakt plaats voor de Britse raver die zich ook op woensdag best al in het zweet wil werken. Maar dat lijkt niet te willen lukken. Allereerst is er die antilichtshow: twee IKEA-bureaulampjes schijnen op z’n tafel vol apparatuur, verder blijven alle spotlights de hele show  uit. De twaalf uitgangsbordjes verspreid door de zaal geven meer licht. Terwijl hij eerder nog tourde met een imposante kluwen aan lichtslingers. 

Wat zou de boodschap hiervan zijn? Er valt hier niets te zien, dus beter doe je je ogen dicht en laat je de muziek op je inwerken? Toch staat de volle zaal met de neus naar hem gericht. Niet zo gek ook, met There Is Love in You (2010) en Beautiful Rewind (2013) maakte hij twee platen die bij zo’n beetje iedere elektronica-liefhebber in de kast staan, en zo vaak is Four Tet niet in Nederland te zien. De focus ligt echter op New Energy (2017), een plaat vol downtempo elektronica met Indiase samples en kora-getokkel. Hij schuift er live een wat stevigere kick onder, voegt hier en daar plotsklaps een jungle-loopje toe, draait extra galm bij over de snares en pakt elementen uit de ene track om die er bij de ander in te knutselen. Wanneer je eventjes je ogen sluit, is het best fijn zweven op ‘Lush’ en ’Two Thousand and Seventeen’, maar anderhalf uur lang? Het wordt behoorlijk saai.

Tangerine Dream

Four Tet

Van de donderdag valt veel te zeggen, maar niet dat het gezapig is. Vooral in Shelter is het vanavond bijna allemaal raak. Eerst al bij Aisha Devi, die met haar wang op tafel zingt in de microfoon die er op ligt. Ondertussen klinken bijna tastbaar plastic beats zoals ook Oneohtrix Pointnever en Arca ze maken en worden op alle wanden paniekerige natuurbeelden geprojecteerd met 3D-modellen van Oosterse religieuze objecten. Iets later vult noisekunstenaar  Tim Hecker dezelfde zaal met keiharde ruis zonder beat, en zo veel rook dat je struikelt over dronken Britten die dertig centimeter voor je staan. Vervolgens steekt Yves Tumor Shelter bijna in de fik met zijn allesverwoestende show. Hij brengt als producer dan wel prachtige luistermuziek uit, live draait het vooral om de performance. In een half uur is hij klaar, maar langer kan hij het de bezoekers ook niet aandoen. Scroll even naar 4:20 van deze beroemde Aphex Twin video als je de de intensiteit wil begrijpen, bedenk je bovendien ook nog dat het tempo nog zo’n 150 bpm hoger lag en Tumor telkens bijna op de vuist ging met het publiek in de pit én achter in de zaal. Bij vlagen geniaal, soms totaal absurd, maar dertig minuten lang sta je met open mond te kijken.

Productioneel is het wel een rommeltje in Shelter. Na elke show wordt de hele zaal leeggeveegd voor de ombouw, zodat elke act moet beginnen in een lege club waar net alleen een willekeurige playlist aanstond. Buiten zit een meisje in haar topje vloekend al haar vrienden op te bellen, scheldend op de kou. En elke keer moet in de kelder de energie weer worden opgebouwd vanaf nul. Om half drie, als Volition Immanent op het punt staat te beginnen, lijkt het onbegonnen werk. En toch wordt het een van de beste shows van de avond, deze van het duo dat bestaat uit producer Parish Smith en Mark van de Maat. De basis is industrial met getergde punkkreten, maar net zo makkelijk worden de subwoofers uitgedaagd met bassen die tegen dubstep aanzitten of wordt er richting verwoestende techno gestuurd. Van de Maat moet er keihard voor werken, rent rusteloos over het podium, stookt mensen op tot een moshpit en wordt uiteindelijk zelf beloond met een stukje crowdsurfen. Harder is er niet gedanst vanavond.

Aisha Devi

Sowieso blijken de beste shows vanavond de extreemste. Ook aan de andere kant van het spectrum. Neem Laraaji. Nee, bij de new age-goeroe die al honderden cassettebandjes uitbracht in de afgelopen veertig jaar hoef je bepaald geen vierkwartsmaat te verwachten. Hij neemt in het Bimhuis gerust twintig minuten de tijd om te laten horen hoeveel klanken je uit een gong kunt halen: zacht en helder geklater op de randen, diep donker gebulder in het midden, een bovenaardse galm wanneer je de microfoon op een afstandje houdt en als een spookachtig koor wanneer je erlangs schraapt. Even later vertelt hij bulderlachend hoe hij door een ‘beauty garden’ wandelt en hoe mooi het leven is, terwijl hij met kwastjes over een mini-harp trommelt of een duimpiano samplet. Ja, het is nogal zweverig, maar zalvend wanneer je je ervoor openstelt. Stilte speelt ook bij Pan Daijing, een Chinees-Duitse artiest, een grote rol. De eerste tien minuten neemt ze de tijd neemt om uit te leggen dat je vooral niet moet klappen tijdens stiltes (‘misschien is mijn mixer kapot of ben ik mijn tekst vergeten’, grapt ze) en als je dan toch naar de wc moet, doe dat dan tijdens de meest luidruchtige momenten. Wat volgt: krakende noisepatronen waar ze met wonderlijk mooie kopstem overheen zingt, samples van een akelig gekrijs en even later overstuurde techno-kicks. IJzingwekkend mooi. 

Redlight Radio studio in het Muziekgebouw

WITCH

Ondertussen vult het Muziekgebouw zich maar niet. Het terras staat vol, in de grote zaal kan je vanavond rustig wat rondjes rennen. Bij WITCH, de legendarische zamrock band die Jacco Gardner weer nieuw leven heeft ingeblazen, stijgt het daardoor niet op. Dodelijk klinisch, zo’n lege zaal. Terwijl het op Lowlands met dezelfde show een groot feest was geweest. Bij de grote afsluiter James Holden zie je hetzelfde. Halverwege de zaal liggen twee meisjes en een jongen op een intiem hoopje, lepeltje-lepeltje-lepeltje. Dat kan gewoon bij de ‘headliner’ van de avond, het is maximaal voor een derde gevuld. Zonde is het wel, want Holden en zijn begeleidingsband Animal Spirits worden er alleen maar vrijer op en geven net zo’n spannende show als op Down The Rabbit Hole en Le Guess Who. De drummer en percussionist spinnen een bezwerend web over de raga’s en krautrock die Holden uit zijn elektronica trekt, de fluitist en trompettist sterken dat aan met dubbele melodieën die dan weer samengrijpen en dan weer uit elkaar fladderen. 

Er valt veel af te dingen op hoe de gemaakte keuzes dit jaar zijn uitgepakt, het ongemak van te lege zalen en gekke productionele keuzes. Maar de laatste twee shows in het Bimhuis bevestigen ook maar weer eens dat er ongelooflijk veel moois te zien is. Alessandro Cortini, bekend van Nine Inch Nails, blaast luchtkastelen op van prachtig simpele patronen. Maar de koning van ogenschijnlijk simpele patronen, meer nog dan alle weergaloze loops en techno die we al gehoord hebben en nog gaan horen dit weekend, was toch echt Terry Riley, de componist die in de jaren zestig en zeventig furore maakte door onder andere structuren van Indiase raga’s te gebruikten in zijn repetetieve, minimalistische composities. Hij zit vanavond achter de piano, terwijl zijn zoon tegenmelodiën speelt en patronen aanvult op gitaar. Die zoon blijkt zo virtuoos dat hij soms straal langs zijn vader lijkt te spelen, maar net op tijd vindt hij telkens weer een haakje of blijkt hij veel stappen vooruit gedacht te hebben. De twee laten zich vandaag verrassend genoeg van hun jazzy kant zijn. Speels zoekt senior constant oogcontact, terwijl hij achteloos melodiën eruit gooit waar Keith Jarrett tijdens zijn Köln-concert vast jaloers op was geweest. De openingsavonden van Dekmantel waren er twee van hoogtepunten en dieptepunten op veel vlakken. Maar dan zie je alle kids in rave-pakjes met open mond luisteren naar een vader en zoon die de romantische kant van repetieve muziek laten zien, nadat ze door de meest gewelddadige kant murw zijn gebeukt in Shelter. En zie je ook weer hoe mooi het is als mensen grenzen opzoeken of er over heen gaan.