Komend weekend staat James Holden met zijn band The Spirit Animals op Le Guess Who?, en cureert hij een deel van de line-up. We spraken de ex-DJ en Border Community baas over zijn nieuwe album, freejazz en natuurlijk trance.

‘Wacht, geef me even om weer te landen’, puft James Holden. ‘Ik heb de laatste paar uur alleen zitten coderen en naar het scherm zitten staren. Mijn apparatuur voor de liveshow loopt op zelfgeschreven software. Computers passen niet in een band, kwam ik achter. Die patronen, samples: daar heb je niets aan bij improvisatie. Dus ben ik zelf gaan programmeren om dat robotachtige eruit te krijgen. Je wilt met muzikanten meteen kunnen spelen. Niet zo van: “Ho, wacht. Even wat beats programmeren, dan kunnen we.” Nu reageert de software constant op wat ik speel en wat de drummer doet. Voor het album was het stabiel genoeg, maar bij een optreden is een crash toch echt wat minder leuk.’

Als je zijn muziek niet kent, klinkt het misschien alsof Holden op veilig speelt. Eigen software schrijven omdat-ie het anders niet goed genoeg vindt en niet vertrouwt, een maand lang in de code duiken om het stabiel te krijgen. Uiteindelijk is het doel juist het tegenovergestelde. In alles wat hij maakt en doet hoor je een enorme drang naar vrijheid. Repetitieve akkoordenschema’s worden verkend met steeds verder uit de bocht vliegende saxofoonsolo’s, knetterende synthesizers, orgels die overal vandaan komen, een drummer die constant op het puntje van zijn stoel zit om de hele band weer een andere richting op te duwen. Waar Holden op zijn vorige album nog bezig was om zijn apparatuur te temmen, geeft hij nu de muzikanten alle vrijheid. En zo schakelt de band op de plaat makkelijk over van Oosterse melodieën naar krautgrooves en vervolgens naar middeleeuwse folk.

(Tekst gaat door onder de video)

Het meest opvallende is hoe zeer Holden’s liefde voor spiritual en freejazz uit de jaren zeventig terug te horen is in alle nummers. Sterker nog, het openingsnummer van de plaat kan je bijna over de opening van Don Cherry’s Organic Music Society leggen. ‘Ik ben zo blij dat mensen het opmerken. Het is een buiging naar hem’, vertelt de producer enthousiast. ‘Het was een geluk bij een ongeluk. Toen ik een microfoon in de verkeerde input prikte, bleek dat er bij sommige noten er harmonieën en ondertonen ontstonden waardoor het meteen dezelfde sfeer had als dat Don Cherry-nummer.'

'Er is een YouTube filmpje van Cherry dat een heel belangrijk voor me is. Ik heb het wel honderd keer gekeken. Het is voor de Italiaanse tv, in zwart-wit nog. Een hele groep muzikanten, iedereen is heel ontspannen. Ze zitten her en der op de grond en spelen nummers van het album. Zo’n groep mensen die constant in beweging is, magisch. Het is alsof de muziek overal is. Ze laten zich leiden, ze leiden het zelf ook en ze zijn er onderdeel van. Ik maak dan wel andere muziek, maar toen ik dat zag, wist ik dat ik live ook zoiets wilde. Ik ben van nature niet iemand die mensen zegt wat moet ze moeten doen, maar ik ben nu toch wel de bandleider. Dus ik knik, zwaai en wijs nu, of maak oogcontact. Ik heb een poos filmpjes van jazzbandleiders zitten kijken, om te zien hoe zij dat deden.’

(Tekst gaat door onder de foto)

De ruggengraat is hetzelfde, ze zijn allemaal bezig met trance

 

 

 

‘Het kwartje viel toen ik probeerde een nummer van Pharoah Sanders na te spelen op piano’, zo probeert Holden uit te leggen waarnaar hij op zoek is. ‘Ik houd enorm van zijn muziek, maar heb zelf geen jazzachtergrond. Ik moest het dus echt uitvogelen. Opeens had ik door waarom ik het zo mooi vind, en wat alle artiesten uit mijn platenkast met elkaar verbindt. De ruggengraat is hetzelfde als wat ik zelf doe. Ze zijn allemaal op zoek naar een vorm van trance. Via herhaling van een idee, een akkoordenschema. En vanuit daar gaan ze dan steeds verder denken en schakelen. Ik zag het overal terug. Bij de minimalisten als Steve Reich, bij traditionele muziek van jagers uit Mali, in Noord-Afrika, bij Hindoestaanse klassieke muziek. Puristen haten het woord, maar bij techno gaat het ook om trance. Ik heb het idee dat ik mijn eigen vroege jaren als producer ook weer meer omarm. Bij de echte Schotse folk, waar mensen simpele teksten herhalen, dronken worden en in rondjes om elkaar heen draaien. Toen snapte ik ook waarom ik niet van Westerse klassieke muziek houd. Het is niet zo trancy. Na Bach werd het al snel heel erg showen, laten zien hoe mooi en virtuoos het kan zijn om zo de rijkdom van de opdrachtgever te verbeelden.’

Zo pratend over de zoektocht naar trance, is het haast onmogelijk om niet terug te blikken op Holdens dj-carrière. ‘Ik mis dat mensen samenkomen in een club om bij me te dansen, maar ik moet er niet aan denken om het weer te gaan doen. Toen ik stopte met draaien, bij mijn vorige plaat, leek het tijdelijk te zijn. Ik had geen tijd, vanwege de live-shows. En zonder tijd kan ik het niet de aandacht geven het verdient. Op een gegeven moment besloot ik dat ik niet meer terug wilde. Elk optreden als dj was een gevecht. Aan het begin van de avond wist ik al dat ik heel graag een plaat wilde draaien die ik die week had gekocht, maar hoe moest ik er dan uitkomen? Bij elke bocht of afslag die ik pakte in een set moest ik mensen meekrijgen. Nu met mijn band is het anders. Ik wek simpelweg niet de suggestie dat ik iets anders zou kunnen spelen.’

Terwijl hij zich voorbereidt op zijn liveshows met zijn zevenkoppige band, wil hij zo veel mogelijk leren. ‘Ik werkte eerst natuurlijk met alleen draaitafels, dus ik wil met iedereen praten. De technici, mensen van de podia. Zo leerde ik ook de donkere geheimen van grote bands: het mag niet de mist in gaan, dus loopt er op de achtergrond een tape mee. Als de zanger het wat moeilijk heeft, kan de technicus de opname in faden, zodat het nog steeds goed klinkt. Drummers spelen met clicktracks, en kunnen zo niks variëren. Alle vrijheid is verloren. Bij mij gaat het juist om die vrijheid,  het idee dat er iets gebeurt dat nooit meer gaat gebeuren. En dus ook mis kan gaan. Dat vond ik ook jammer het opnemen van de plaat. Elke basis van een nummer kan tot een miljoen versies leiden. Je realiseert je dat bij het opnemen: “Ik kan het nu zo doen, maar ik kan het ook totaal anders doen." En dan zou het ook mooi zijn. Ik voel me triest als ik op record druk. Alsof ik op dat moment al die andere mogelijkheden vermoord. Dat is de focus van live spelen: alle versies van mijn nummers in leven houden.’

De muzikale ontwikkeling van James Holden in 11 nummers