Na een kwart eeuw in het vak stoot de Rotterdamse dj David Vunk nu door naar de eredivisie: op Dekmantel doet hij zijn eerste Boiler Room, later deze maand sluit hij de X-Ray af op Lowlands. Op de koffie bij het cultfiguur.

‘Your mother sucks cocks in hell!’ Ik snap het even niet, maar David Vunk speelt in zijn Rotterdamse woonkamer de kots-scène uit The Exorcist na. Ik vroeg hem bij wijze van binnenkomer geïnteresseerd naar de zelfgebakken wiet-tulband die ik twee dagen geleden op zijn Instagram voorbij zag komen. Vol overgave beeldt hij nu uit hoe hij die spacecake over de vloer braakte. Of het toch een chille trip was? ‘Nee man, echt niet chill. Ik werd er helemaal negatief van: dit doe ik niet goed, dat doe ik niet goed. Ik rook, ik blow, ik drink, dat is zo slecht voor me.’ Waar het op neerkomt: hij had er veel teveel van gegeten, en die spacecake was véél te sterk. Hij zegt het terwijl hij naar het stompje van een jointje in zijn hand wijst. ‘Moet je nagaan. Ik blow elke dag, de hele dag door!’

David ‘Vunk’ Versteeg (41) is in het echte leven al net zo’n orkaan als achter de draaitafels, blijkt al na vijf minuten in zijn achtertuin. Hij heeft zo’n typisch piepkort jaren zeventig-sportbroekje aan dat hij ook tijdens zijn sets graag draagt, een kapotgeknipt shirt van zijn eigen label Moustache Records en inderdaad continu een jointje tussen de vingers geknepen. Vunk draait al sinds 1992 mee als dj, maar veelal buiten het zicht van de zogenoemde dansvloerconnaisseur om. Dat veranderde in een klap toen hij vorig jaar iedereen gek kreeg met zijn set op Lente Kabinet. ‘Rotterdam, Rotterdam, Rotterdam!’, werd euforisch gescandeerd, elke klapper werd met gejuich ontvangen. Serieus, als je je een keertje verdrietig voelt, kijk wat filmpjes terug van die middag en je hebt direct weer zin om vooraan op een dansvloer te staan.

Sinds Lente Kabinet 2017 ziet David Vunk het aantal boekingen per weekend verdubbelen en wordt hij steeds serieuzer genomen als dj. Later deze maand draait hij voor het eerst op Lowlands en meteen krijgt hij de mooiste spot denkbaar: als afsluiter van de X-Ray op zondagnacht. Aanstaand weekend mag hij een uurtje aantreden in de prestigieuze Boiler Room op Dekmantel. Zijn allereerste Boiler Room-set ooit. Zijn goede vriendin Steffi zei: ‘Je hebt het niet eens nodig, waarom zou je het doen?’ Zijn agent zei: ‘Natuurlijk moet je het doen!’ Danny A.K.A. Legowelt vroeg: ‘Word je daar niet zenuwachtig van?’ ‘Tuurlijk is het spannend!’, brult David nu. ‘Het is een van de best bekeken Boiler Rooms. Of ik me voorbereid? Ik verzin de eerste twee of drie platen, en dan bouw ik er gewoon een feestje van. Komt goed.’

Waar wijdt hij het aan dat hij juist nu doorbreekt na een kwart eeuw in het vak? Allereerst is David een betere dj dan ooit. ‘Totaal.’ Ten tweede wordt zijn muziekbibliotheek er alleen maar breder op. Hij laat zijn gigantische platenkast zien, die de halve kamer vult: hier een rijtje van zijn eigen Moustache Records-label, daarna tekno, dan techno, een hele rits italo-platen, house, disco, daaronder een vakje Underground Resistance, Metroplex, dan een bak eighties classics, ga zo maar door. En ten derde: Vunk voelt zich tegenwoordig op het podium als een vis in het water. ‘Ik was altijd al druk achter de decks, met mijn hoofd heen en weer headbangend. Nu schaam ik me echt niet meer, ik ben uitbundiger dan ooit. Je moet een beetje feest zijn, een beetje swingen.’

Een filmpje van zijn set op OHM Festival in Delft ging in juni viraal om die reden. ‘Doe maar een flesje water en hetzelfde wat de DJ heeft genomen’, schreef vkmag.com erover. ‘En dat terwijl ik drie wodkaatjes op had en verder helemaal nuchter was! Ik had het naar m’n zin, de zon scheen, al m’n vrienden waren er, ik zat er lekker in. Dan kan ik expressieve gezichten trekken, maar dat doet een gitarist toch ook?’

Of hij überhaupt nog wel eens drugs doet tijdens het draaien, naast dat blowen? ‘Ik drink natuurlijk af en toe, maar doordeweeks probeer ik dat ook niet te doen. Heel af en toe neem ik nog wel eens wat, maar de laatste keer dat ik een pil heb geslikt? Ik weet het niet eens meer.’ Of jawel, hij weet het nog wel: zijn verjaardagsfeestje in de Rotterdamse club BAR anderhalf jaar geleden, waar hij in de kelder draaide. ‘Ik had 100 pillen gekocht, iedereen die binnen kwam kreeg er eentje. Maar ik ken niemand die er beter van gaat draaien. Je wil geen stuitovergangen hebben, je wil gewoon de handen in de lucht en een beetje je best doen. Dat gaat allemaal niet met drugs op. Ik word al moe bij de gedachte dat ik in die platenbak moet kijken met een pil op.’

(Tekst gaat door na de foto)

Tijd om op deze stikhete dag maar eens te grasduinen door het leven van David Versteeg. Zijn vader Paul is muzikant, vertelt hij. Of nou ja, eigenlijk is het zijn stiefvader, de man met wie zijn moeder een relatie kreeg toen David vijf was, maar hij noemt Paul gewoon zijn pa. Pa Paul speelt al sinds eind jaren zestig als toetsenist in Swinging Soul Machine. Toen zanger Ivan ‘Spooky’ Groeneveld een dagje vrij had, schreef Paul ‘Spooky’s Day Off’. Het werd een flinke hit, en Swinging Soul Machine begeleidde in de decennia daarna internationale soulacts als Sister Sledge, The Supremes en Tina Turner wanneer die in Nederland spelen. Toch heeft David niet het gevoel dat muziek hem met de paplepel is ingegoten. ‘Ik snapte niet dat hij een succesvol muzikant was en had helemaal geen zin om piano te spelen, ik wilde lekker hutten bouwen en buiten spelen. Maar ik had wel al vroeg die verzamelwoede met cassettebandjes: opnemen, overtapen, mooi archiveren en netjes de informatie erop schrijven.’

Hij herinnert zich nog hoe hij bij een grote revueshow van Nederlandse artiesten in de Kuip was meegesleurd door zijn vader. Zij zitten als eregast in de artiestenlounge, zijn zusje rent rondjes om handtekeningen te vragen van bekende rocksterren. Zo gaat ze ook langs Barry Hay van Golden Earring. ‘Weet je wiens handtekening je moet vragen?’, zegt die. ‘Van hem daar!’ Waarop David’s zusje reageert: ‘Nee joh, da’s mijn vader!’ David zelf vond de show maar niets, hij was chagrijnig en moe en vond handtekeningen niet zo interessant. Dan trok de 909-drumcomputer van zijn vader hem meer, die pontificaal in de woonkamer stond met een Fender Bandmaster-versterker. ‘Toen was ik pas elf, denk ik. Knopjes aan, hup op play, en dan zag ik die lichtjes flitsen!’

Andersom snappen zijn ouders maar al te goed wat David doet. Ze komen zelfs kijken op Lowlands! ’De valkuilen kennen ze ook: pas op jezelf, drink niet teveel. Mijn vader heeft ook weleens in een slechte periode gezeten, weet ik toevallig. Dan ging hij een tijdje in de bossen wonen, bij de studio van Bolland & Bolland, in een donker gat van drugs en drank. Maar dat was ver voordat ik geboren was.’

David’s eigen muzikale carrière begint met het mixen van cassettebandjes voor de buurt, met de platen die hij kocht bij platenzaak Midtown. Vijftien euro voor een plaat, daar moet hij drie uur voor afwassen. Dan hebben we het om Rotterdam in 1992, dus natuurlijk gaat het om gabberplaten. ‘Ging ik naar de Energiehal met de bus, zei de buschauffeur: “Kijk nou, iemand met haar!” Ik was de enige met een paardenstaart, verder was iedereen kaal. Ik was al vrij snel klaar met die muziek, en ontdekte techno: dat kan ook heel hard zijn, maar dieper en met allemaal rare geluidjes.’

(Tekst gaat door na de video)

Zijn vader leent hem geld voor twee draaitafels onder de voorwaarde dat hij een jaar lang geen drugs zal gebruiken. Blowen, bedoelde hij daarmee. David is dan pas vijftien, hij doet ook nog helemaal geen drugs. Nadat hij een demobandje afgeeft in Nighttown, krijgt hij al gauw een telefoontje of hij bij de Strictly Techno-avonden wil gaan draaien. En langzaam maar zeker gaat David steeds steviger draaien.

’Ik kom van buiten de kasteelmuren’, zegt hij er zelf over. Wat hij daarmee bedoelt: hij heeft heel lang in de underground op illegale raves gedraaid. Zo belandt hij dankzij een vriend op een Spiral Tribe-feest in IJsselstein. In 1997, moet dat zijn geweest. Daar wordt hij verliefd op tekno: de hardere, snellere variant van techno die je het liefst hoort tussen de krakers. ‘Zoooooo hé, dat klonk echt outer space. De do it yourself-mentaliteit met speakers bouwen trok me ook. Dat soort feesten konden heel grimmig zijn, maar ook heel gezellig: met z’n allen in de zon, bord eten op schoot en een beetje zwemmen in het buitenland. Zo’n feest duurde gerust een week, ook zij willen niet de hele tijd alleen maar knallen.’ Het uniform: wijde broek, capuchon over het hoofd, blik van een zombie. Komt er eens een ‘meisje op hoge hakjes’, dat kan dus echt niet.

‘Op die teknofeesten heb ik heel veel geleerd. Je moest er echt wachten op je beurt met draaien, maar daarna kon je ook wel héél lang draaien.’ Hoe lang dan, vraag ik. Gaat het dan om sets van acht uur? ‘Nee joh. Twee dagen.’ Twee volle dagen?! ‘Ja, dan stopte ik gewoon niet. Ontbijten achter de decks. Er zit geen dynamiek meer in zulke sets, je gaat alleen maar rechtdoor. Dan stopte ik eindelijk, en waren opeens al mijn vrienden weg. Hadden ze nog twee uur naast me gestaan om te zeggen dat ze weggingen, maar ik reageerde maar niet. Dat was wel een drugsding, ja.’

Is het moeilijk om zulke lange sets te draaien? ‘Nee toch? Het is best makkelijk vol te houden, je komt er vanzelf in. Maar het geven van illegale feesten kostte wel heel veel energie. Heel veel feesten werden gestopt door de politie. Speakers sjouwen. Geld erin, geld erin, geld erin. En dat wilde leven met zulk extreem drugsgebruik, dat was ook echt niet tof. Maar uiteindelijk was de muziek de leidraad: ik hield niet meer van tekno.’

In die periode komt hij ook in aanraking met mensen in de goa-scene. Children of the Fluor, noemen ze zich, en daar is het normaler om gay te zijn dan in de tekno-wereld. ‘Ik was 22 of 23, denk ik, en toen begon ik pas tegen mensen te zeggen dat ik zowel op mannen als op vrouwen val. Ik vind het wel leuk om qua seks een beetje vaag te zijn.’ Zo draagt hij graag killerheels – ‘ik vind mezelf een mannelijke man. Ik hoef absoluut geen vrouw te zijn, ik noem me crossdresser met voornamelijk een hakkenfetisj’ – en is hij zeker niet vreemd van bdsm. ‘Vroeger had ik meer dominante periodes, nu ben ik vaker onderdanig. Dat kan op een dag ook zo weer omdraaien, hoor. Het is een seksuele reis die je probeert te maken.’ Muziek en seks zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, knikt David. ‘In het draaien wil ik ook sexy zijn, achter de decks kan ik me daarin goed uitdrukken, heb ik het idee.’

Nog zoiets: David draait in november op FC Snax United in de kelder van de Berghain, een gayfeest waar aan alaskan pipeline wordt gedaan. Dat is nogal een fenomeen: ter voorbereiding van zulke feesten poepen bezoekers in condooms, die laten ze bevriezen en die gebruiken ze vervolgens als een soort dildo’s. ‘Ik heb het ook nog nooit meegemaakt, maar ik ben benieuwd. Hij begint te schateren. ‘Als ik ergens moet draaien, hou ik me overal buiten. Maar als bezoeker kan ik nog weleens verdwaald raken hier en daar.’

Nu hebben we hele periodes uit zijn carrière overgeslagen, die hij met een nieuw jointje tussen de lippen vrolijk oplepelt. Hoe hij verliefd wordt op electro door de opening van Clone en op italo door de intergalactische prins I-F, hoe hij eens back to back met Tiësto draait voor lege zalen (‘in Barendrecht, Tijs draaide toen gewoon toffe techno, hoor’) en hoe hij bevriend raakt met Danny Daze. ‘Ik kende hem van het internet. Op een gegeven moment vroeg hij: kan ik bij jou logeren? We hadden elkaar nog nooit ontmoet, maar toen heeft–ie meteen tien dagen hier geslapen. Hij is echt een brother, maar hij moet geen twee pakken paddestoelen opeten voor een set. Dat heb–ie weleens gedaan voordat hij met mij back to back ging.'

Opmerkelijk aan zijn verhalen: pas sinds een jaartje kan hij volledig van de muziek leven. Daarvoor heeft David tien jaar lang lesgegeven op de Hogeschool Rotterdam, in het produceren van geluid bij games. ‘Ik ben er vorig jaar op een hele gemene wijze ontslagen door een baas die me haatte, wegens mijn gedrag buiten school. Kennelijk mag je geen vrouwenkleding aan op internet.’ Het lesgeven zelf vond hij best leuk. Behalve wanneer hij ’s ochtends om half negen les moest geven. Of wanneer leerlingen met kutmuziek aankwamen, natuurlijk. Op een gegeven moment werd het ook een beetje maatschappijleer. ‘Al die leerlingen zaten over drugs te praten in de klas. Dus ik zei: “Kom op jongens, dat is toch niet interessant, we zijn nu met muziek bezig!” Dan legde ik uit dat je beter geen drugs kon gebruiken om dingen te vergeten, maar liever om plezier te maken ofzo.’ Kreeg–ie weer een klacht binnen, maar de meeste leerlingen waren dol op hem. Zo werd hij zelfs nog eens geboekt door oud-studenten die feestjes gingen organiseren, om uiteindelijk met ze op de afterparty te belanden.

Maar goed, eigenlijk is dat ontslag het beste wat hem had kunnen overkomen. ‘Ik flipte eerst zo erg: dadelijk moet ik weer gaan solliciteren. Maar door al dat werk werd ik ook een beetje lui met muziek, en precies rond het ontslag kwam Lente Kabinet. Nu werk ik er zoveel harder aan, en dat betaalt zich zó snel terug. Of ik gelukkig ben? Dat denk ik niet, hoor, er is altijd wel iets. Maar tevreden ben ik wel: ik heb mijn ouders nog, niemand is dood, ik hoef niet om half drie ’s ochtends uit bed om de weg te gaan asfalteren. Vroeger wilde ik kinderen, nu ineens niet meer. Misschien zou ik dan nog gelukkiger zijn, maar doordat ik zoveel in muziek stop, ga ik toch dingen missen. Uiteindelijk geef ik al het andere op voor de muziek.’