Er kan een stereotype beeld hangen om vrouwen die mooie folkmuziek maken. Ze worden weggezet als lieflijk, zacht en echte – ja, helaas – ‘meisjemeisjes’. Robin Kester wil af van dat beeld. Haar vandaag verschenen mini-album druipt van de horror, gruwelijkheden en dystopische werelden. ‘Ik wil het niveau bloemetjesjurk ontstijgen.’

Op het oog hangt er een serene rust in de Jan Schenk studio's, maar schijn bedriegt. Hier zijn bloederige verhalen ontstaan, hier komen de doden met holle ogen uit hun graf gekropen. Robin Kester wekt ze tot leven in haar liedjes, die ze hier opneemt met Moss-frontman Marien Dorleijn. Vandaag verschijnt haar prachtige mini-album This Is Not A Democracy vol spookachtige folk en bezwerende indierock, ondertussen werkt ze aan een volwaardig debuutalbum dat de 'Nieuwe Robin' moet laten horen. Hoe die verschilt van oude Robin? ‘Op de oude Robin hoor je meer de kleine ingetogen liedjes. Het is hoe ik begon met muziek maken. Nieuwe Robin is meer psychedelisch en meer rijk gearrangeerde krautnummers.’

Tijdens de Popronde in 2019 was ze al bezig om ‘Nieuwe Robin’ en ‘Oude Robin’ naar elkaar toe te brengen. Met haar dromerige folkpop betoverde ze de Nederlandse podia, de kleine ingetogen liedjes wisselde ze af met stevigere rijk gearrangeerde nummers vol griezelige teksten. ‘Kate Bush is daarin een grote inspiratiebron. Ze maakt mooie mijmerende nummers, maar als je naar de teksten luistert is het vaak een grote nachtmerrie keer duizend’, legt Kester uit. 

Dat wegzweven in haar eigen droomwereld zoekt ze ook in een vrij opmerkelijke hoek. Als ze in een depressieve episode belandt of gewoonweg niet lekker in haar vel zit, zoekt ze haar heil het liefst in griezelige horror of huiveringwekkende dystopische films en series. Westworld bijvoorbeeld, een serie over een pretpark waar bezoekers zich in het Wilde Westen kunnen botvieren op kunstmatige ‘hosts’ – en daar ook ver in gaan, tot verkrachtingen aan toe. ‘Ik zoek in die films naar herkenning en contrast van wat er in de wereld gebeurt’, vertelt ze. ‘Dat escapisme vind ik tof. Het kan fijn zijn om je te kunnen onderdompelen in een wereld die aan de ene kant heel erg dezelfde emoties oproept die je in het normale leven voelt, maar dat ook nog even helemaal over de top tilt met allerlei gruwels. Als je daarna weer terugkeert naar je eigen wereld voelt dat heel verlichtend. Dat probeer ik ook in mijn muziek te doen, zeker nu met corona en alles. Misschien dat ik voor mezelf een soundtrack aan het maken ben voor de dystopische wereld waar we nu in leven.’

Voor wie goed naar de muziek van Robin Kester luistert zal deze link naar het duistere geen verrassing zijn. Ze zingt over botten die uit de grond komen en lichamen met witte lege ogen. My mind is an itch and I want to scratch it’, zingt ze op ‘Remove and Delete’, een rijker gearrangeerde popsong. ‘Ik denk veel na over grote vraagstukken. Of we wel een vrije wil hebben bijvoorbeeld. Doen we dingen echt uit onszelf of zijn we slachtoffer van de manier waarop ons brein bedraad is? Ik doe zelf wel eens dingen waar ik achteraf spijt van heb, ik maak steeds opnieuw dezelfde fouten. Kan ik daar dan echt iets aan doen of werk ik gewoon zo? Maar ook met de mensheid an sich, we zeggen vaak: “De geschiedenis herhaalt zich.” Hoe komt dat eigenlijk? Ik denk niet dat ik er ooit echt een antwoord op ga hebben, maar daar is muziek dan ook weer zo leuk voor. De frustratie van het niet weten kun je daar in kwijt.’

Die soundtrack voor de dystopische wereld vol grote vraagstukken maakt ze samen met Moss-zanger Marien Dorleijn, aan wie ze door haar manager gekoppeld werd. ‘Ik wilde een aantal dingen anders doen na mijn EP Peel The Skin en dat vertelde ik aan mijn manager. Hij koppelde me vervolgens aan Marien.  We zijn toen een dag in Kytopia gaan zitten om aan de nummers te sleutelen. Dat klikte zo goed dat ik ook wel mijn debuutalbum met hem wilde opnemen, want we zaten zo op een lijn. Hoewel we ook wel veel verschillen. Ik gooi heel snel mijn eigen stukken weg, terwijl hij meer bewaart of hoort of iets vet is. Dat zorgt voor een goed evenwicht bij het schrijven.’

Op het mini album is nog een interessante samenwerking te vinden. Villagers-zanger Conor O’Brien verzorgde de blazers op ‘Cigarette Song’. ‘Ik stond met mijn band in het voorprogramma van Villagers tijdens hun tour door Nederland en België. Ik wilde wel mijn best doen om ook contact met ze te krijgen, want soms spreek je de bands waarin je in het voorprogramma staat helemaal niet. Uiteindelijk hoefde ik daar helemaal niet zo mijn best voor te doen, want zij kwamen ook naar onze shows kijken en vroegen of we achteraf nog een biertje wilde drinken. Zo raakte we ook aan de praat over trompetten en blazers, omdat ik dat zo mooi vind en toevallig was hij zichzelf een jaar eerder trompet aan het leren spelen. Als ik ooit blazers in mijn stukken wilde dan mocht ik hem altijd mailen, zei hij. Een paar maanden later was ik ‘Cigarette Song’ aan het afmaken, maar ik miste nog iets bij het nummer. Toen dacht ik: ik mail Conor gewoon. Met een beetje in mijn achterhoofd dat hij dit had gezegd in the spur of the moment, maar hij reageerde gelijk! In zijn studio in Dublin heeft hij er toen wat lijntjes en arrangementen bij gemaakt en dat was al snel echt heel tof. Achteraf heb ik hem als bedankje nog een bierpakketje opgestuurd.’ 

Op het minialbum zoekt Kester meer risico’s en contrast op. ‘Als je als vrouw muziek maakt die niet per se keiharde rock is, dan word je al gauw neergezet als “lieflijk”. Misschien klink ik ook wel lieflijk, maar ik vind het niet fijn om in zo’n hokje geplaatst te worden. Ik hou er ook van om in mijn muziek dingen kapot te maken, maar de schoonheid moet wel overeind blijven. Die tegenstellingen zitten heel erg in mij. Ik probeer nu uit te zoeken hoe ik nog wel mezelf kan zijn met die contrasten, maar het niveau bloemetjesjurk wil ik ontstijgen.’