In een vorig leven was hij een flamenco-wonderkind dat de sterren van de hemel speelde. Maar Jiri Taihuttu vond zichzelf opnieuw uit als rapper en ANBU-frontman. En nu weet hij beide kanten steeds beter te verenigen. Maar voordat dat lukte, ging hij een dik jaar superslecht en verloor hij door ziekte en stress (letterlijk!) zijn wilde haren.

Het was nogal een merkwaardig berichtje, eerder deze week op Instagram. ‘sorry dat ik niks van me liet horen fans zat effe in de put’, schreef Jiri11. Het beeld daarbij leek het tegenovergestelde te zeggen: Jiri vrolijk dansend tussen de bikini-modellen in een subtropisch zwemparadijs. De natte droom van de rapper, naar Amerikaans voorbeeld, zo ver uitvergroot dat het (zeker met dit onderschrift!) bijna komisch werd.

Dat berichtje wierp nogal veel vraagtekens op: hoe kan het dat het eigenzinnige hiphop-talent uit Venlo zo lang niets van zich liet horen? Door welke ziekte – daarover postte hij eerder al – kreeg hij kale plekken en verloor hij zijn signature dreadlocks? En als je zo lang in de put hebt gezeten, waarom ga je dan voor zo’n hedonistische, ordinaire videoclip?

Antwoord op die vragen vinden we niet in Venlo, ook niet in Amsterdam, maar in Huizen. Een weinig opzienbarend dorp aan het Gooimeer, met uitzicht op Almere. Daar woont de 23-jarige Jiri Taihuttu alias Jiri11 tegenwoordig, in een keurige straat. Om half 2 ’s middags doet hij de deur open in zijn badjas. ‘Zo ziet een huis eruit van een rapper die een klein beetje doekoe pakt’, grinnikt hij. ‘Ik moest weg uit Amsterdam, daar was teveel afleiding. Hier ken ik niemand, ik ga alleen naar de AH, de pizzeria is om de hoek en ik kan af en toe uit eten.’

Voor de tv ligt een Japans zwaard met zijn naam erop, twee Les Paul-gitaren staan in de hoek te verstoffen naast Louis Vuitton-dozen. Zijn slaapkamer ziet eruit als een ontplofte kledingkast: overal op de grond sokken, onderbroeken en rommel. Zijn huisgenoot, Dylan Johnson van ANBU, ligt een deur verderop nog te pitten.

In de studio ernaast nam Jiri11 zijn eerste solo-EP op, Sin City, die 11 november (zijn verjaardag!) vanuit het niets verscheen na meer dan een jaar radiostilte. Als frontman van Venloos hiphopcollectief ANBU scoorde hij in 2017 het hoogstgenoteerde Nederlandse liedje in de Song van het Jaar-lijst, nog boven Kensington. Vervolgens richtte hij zich op een solocarrière, tekende bij SPEC en Trifecta, speelde op Noorderslag en zag zijn boekingen en streams groeien. Maar een solo-plaat bleef uit.

Tot nu, dus. Op deze EP hoor je geweldige R&B, southern trap en slicke gitaarsolo’s. Het doet wel wat denken aan de sound van Ronnie Flex – met wie Jiri veel samenwerkt – maar hij geeft er zijn eigen draai aan. Je hoort dat hij een megatalentvolle producer en muzikant is met een gouden neusje voor hooks, en je hoort zijn verleden als flamenco-virtuoos zelfs terug (daarover straks meer).

En… ehm… in zijn teksten zondigt hij nogal graag. Jiri zet zichzelf nogal neer als een vrouwenverslinder, als een ‘ladykiller’ waarvoor de bad bitches in de rij staan, die gulzig op zoek gaat naar geld en seks. ‘Sowieso wil ik voorop stellen: ik maak geen muziek voor credibility’, stelt Jiri plechtig, ‘en ook niet voor een bepaald respect van creatieve mensen. Mijn videoclips zijn best wel ghetto en ratchet, dat is waar ik van hou.’ Vandaar dus dat filmpje op Instagram? ‘Ik ging door een moeilijke tijd waarin ik mezelf verloor, maar nu gaat het weer beter. Dát wilde ik laten zien.’

Het beeld dat hij schetst voelt wat vrouwonvriendelijk. Toch? Jiri wil er niets van weten. ‘Ik ben een feminist. Je ziet meisjes die tevreden zijn over hun eigen lichaam en dat willen laten zien. Het is niet dat ik ze neerzet als slet of ze minderwaardig afschilder. Schilder ik ze af als lustobject? Dat vind ik een hele masculiene gedachte, ik zou het zelf juist vrouwsupportive noemen. Ik vind de vrouw het mooiste wat er bestaat, ik vind seks het mooiste wat er bestaat en ik vind dat vrouwen vooral zelf beslissingen moeten maken wat ze van zichzelf willen laten zien en wat niet.’

Een close vriend overleed aan kanker

Dat diepe dal, daarin belandde Jiri toen een van zijn beste vrienden een paar jaar geleden werd gediagnosticeerd met kanker. Delano Brouwers was een veelbelovend videoclipregisseur uit Venlo, met wie hij al jarenlang samenwerkte. Al direct was duidelijk: het is uitgezaaid, Delano zou nooit genezen en zou binnen korte tijd overlijden. ‘Hij hield zich heel lang heel sterk, hij probeerde het uiterste uit zijn leven te halen hoewel hij zich al heel slecht voelde. Drie weken voordat hij stierf ging hij nog naar Marbella met Henkie T. Hij was heel veel afgevallen, dun en bleek geworden. Hij had chemo gedaan, maar die shit werkte niet, dus liep hij rond met een gek kastje vol morfine. Dat werd de hele dag in zijn aderen gespoten om de pijn te verdoven. Ik kan wel zeggen dat ik, wij allemaal trouwens, met hem zijn laatste loodjes hebben gelegd. We zijn er tot het uiterste einde voor hem geweest.’

In april 2019 overleed Delano uiteindelijk. ‘Als je een jaar lang in zo’n proces zit met een echt close vriendschap? Dan gebeurt er ook wel wat met je. Heel heftig. In het begin weet je niet hoe je ermee om moet gaan, dus ga je er eigenlijk niet mee om. Uiteindelijk breek je dan. Dat gebeurde bij mij: ik wilde geen muziek meer maken, ik had geen kracht meer om dingen te doen, ik ging weer blowen en ballonnen doen, véél ballonnen doen om die shit weg te stoppen.’

In die periode ging Jiri11 ook weg bij SPEC en Trifecta, en strandde zijn toenmalige relatie. ‘Na drie maanden blowen voelde ik: ik ga hier echt aan onderdoor. Maar toen ik er eenmaal mee stopte, kreeg ik heel veel slaapproblemen. Ik lag hele nachten wakker. Ik werd kankergek. Als ik dan in slaap viel, hoorde ik allemaal dingen die er niet waren en schrok ik superparanoïde wakker. Ik wist dat het fake was, maar het was gewoon heel eng.’ Dan bleef hij in bed liggen, zette een aflevering Pokémon aan en probeerde hij een uur later nog eens te gaan slapen.

Na de zoveelste gebroken nacht keek Jiri eens in de spiegel, om zich dood te schrikken. Een van zijn dreadlocks was verdwenen, en op zijn hoofd zat een grote kale plek. ‘Ik dacht: misschien heeft iemand die rasta eruit getrokken? Maar de kale plek werd steeds groter. Dus ik ging naar een kliniek, en het bleek dat ik last had van alopecia: door stress en niet slapen kun je zulke plekken krijgen. Ik moest mijn haar afscheren, en nu is het gelukkig weer gefixt. Die kale plek ’

Die dreadlocks had hij al zestien jaar, meer dan de helft van zijn leven. Het voelde alsof hij een gedeelte van zijn identiteit kwijtraakte. Maar minstens zo belangrijk voor zijn identiteit is de liefde voor flamencomuziek die door zijn bloed stroomt. Want voordat Jiri rapper werd, was hij in Nederland al beroemd in een heel andere hoek: als flamenco-gitarist.

‘Kijk, ik ben Moluks. Bij Molukkers thuis staat gegarandeerd een gitaar. Opa speelt gitaar, je vader speelt gitaar. Ik ben daarmee opgegroeid, al op mijn zesde begon ik gitaar te spelen.’ En zijn vader, Gino Taihuttu, is ook muzikant: in een ver schemerig verleden won die zelfs de Grote Prijs van Nederland nog met metalband Gin on the Rocks. En pa Taihuttu vormde in 2001 het duo Sofuja met Boris Titulaer (jazeker, de Boris die in 2004 tv-talentenshow Idols won en in een klap wereldberoemd was). Samen gingen ze op tour door Zuid-Spanje, en Jiri ging als 8-jarig jochie mee. ‘Daar hoorde ik de hele tijd die flamencomuziek, ze speelden gitaar op een hele andere manier dan ik kende. Soms heel hard, vaak ook heel ingetogen en emotioneel.’

Zo werd Jiri verliefd op flamenco. Niet zomaar verliefd. Horendol werd hij, obsessief, tot over zijn oren verliefd. Hij begon keihard te oefenen, en was klaar voor ‘rocket science’. Dus deed hij als tienjarig jochie auditie bij de Sweelinck Academie van het Conservatorium van Amsterdam, een speciale opleiding voor jong toptalent. ‘Ze waren daar niet gewend aan een jongen als ik, uit de ghetto van Venlo Zuid. Er komen vooral veel Chinese en Joodse kinderen die echt supergoed Bach kunnen spelen, en zeven uur per dag oefenen. Ik was echt heel anders.’

In Amsterdam werd hij al meteen gekoppeld aan Eric Vaarzon Morel, de bekendste flamencogitarist van Nederland, van wie hij tot zijn achttiende les kreeg. Sterker nog: ze gingen ook samen op tour. Er is bewijs van: samen speelden ze in VPRO Vrije Geluiden (bekijk dat geweldige fragment). Het is ook nogal uitzonderlijk dat zo’n virtuoos met zo’n piepjong jochie optreedt, maar goed, Jiri bleek over een waanzinnig natuurtalent te beschikken. ‘Van Eric leerde ik over de achtergrond van flamenco. Het is de muziek van zigeuners, maar je hoort ook de invloeden van de Moren, van de Arabieren. Er zitten Arabische tonen in, Afrikaanse ritmes. En een tori uit Cadiz klinkt heel anders dan een tori uit Sevilla. Daar horen verschillende stijlen bij, verschillende verhalen. Van Eric leerde ik hoe je die verhalen moet vertellen met muziek. Flamenco werkt niet met notenschrift of tablatuur, je leert het van man op man. Dus hij liet het me zien.’

Jiri11

Ook met zijn vader trad Jiri veel op, jarenlang gingen ze iedere zomer drie maanden naar Ibiza om op te treden. Op grote bruiloften, kleine cafés, op straat. ‘We hadden niet veel geld thuis, dus we speelden overal. Als ik zeg “overal”, dan bedoel ik ook écht overal. Soms speelden we op een gek huisfeest van rijke mensen, dan stonden de bakken coke op tafel. We speelden op de bruiloften van Nick én Simon. Ik heb nog een picca. Met Nick. Of Simon, ik weet niet welke het is. En ik kan me nog herinneren dat we bij een hippie-community waren in de bergen. Die mensen sliepen niet, ze waren de hele tijd op de LSD aan het trippen en daar was de community ook helemaal op ingericht, vol neonkleuren. Daar liep ik tussen als 13-jarige jongen. Dat was wel lit, ik zeg het eerlijk.’

Flamenco wordt gezien als kunstvorm, maar is gewoon vergelijkbaar met de ‘schlagermuziek op het kamp’, vindt Jiri. ‘Maar omdat hun schlagermuziek zo anders klinkt, is het opeens credible.’ En hij vindt het prachtig. Zodra hij een liedje draait van Cameron de la Isla (‘de André Hazes van Zuid-Spanje’), plooit hij zijn vingers alsof hij een gitaar in de hand heeft en begint hij alles mee te spelen. ‘Ik kan je echt niet uitleggen wat dit met me doet, zo mooi vind ik het, vaak ook ontroerend. Al versta je het niet, je hoort zijn ziel. Daarom luister ik ook tien keer zo graag naar Kodak Black als naar Travis Scott. Ik wil voelen wat jij voelt wanneer ik je muziek luister, ik wil geen technische dinges horen.’ Voor hem zijn flamenco en hiphop verwant aan elkaar: het is muziek van mensen die niets hebben, en er toch iets van weten te maken. ‘Het is muziek over liefde, over verraad. Het is hun manier om de blues te uiten.’

En die blues, daar kon Jiri zich als geen ander mee identificeren. ‘Venlo Zuid is een achterstandswijk. Mijn straat telde meer uitkeringstrekkers dan werkers, en er gebeurde altijd wel iets.’ Daar rapt Jiri ook regelmatig over: ‘Ik kom van niks maar ik leef nu in luxury’, is de eerste zin van Sin City. En even later: ‘Mama werkte in fabrieken, we waren centloos.’

En in die achterstandswijk had de familie Taihuttu het nog zwaarder dan de rest van de straat. Want de Boris die eerder nog een duo vormde met Gino, won Idols en werd een seizoen lang de grootste muziekster van Nederland. Pijnlijk, want stond hij niet nog met Gino onder contract? Die ging dus met eerder opgenomen muziek naar de Nieuwe Revue, die er een cd van uitbracht zonder de toestemming van Boris. ‘Maar Boris had contractbreuk gepleegd, mijn vader ging achter zijn recht aan. Mijn ouders belandden in rechtszaken met Buma, Idols en Boris. Het duurde wel zeven of acht jaar voordat dat was afgelopen. Ze bleven de rechtszaken uitstellen en uitstellen en uitstellen in de hoop dat mijn vader zou opgeven. We werden helemaal leeggetrokken. Mijn moeder moest kutwerk gaan doen, mijn vader kon niet meer betaald worden voor zijn muziek en moest zijn schulden aflossen. Ik zou niet zeggen dat mijn jeugd taai was, maar voor mijn ouders wel, en dat voel je toch. Maar het maakt niet uit, mijn moeder is soldaat, mijn vader ook, ze geven niet op en hebben uiteindelijk die rechtszaak gewonnen.’

Die flamenco, die worsteling uit zijn jeugd, de pijn van het afgelopen jaar: je hoort het tussen de noten door wel op Sin City terug, maar dit is nog zijn ‘basic trap shit’, zegt Jiri zelf. Waarom vertelt hij niet gewoon zijn hele verhaal in zijn muziek? ’Het is een beetje een wavey verhaal, maar ik zal het je uitleggen. Ik had nog drie rasta’s op mijn hoofd zitten. Als je dreadlocks hebt, geloof je dat die bepaalde emoties en ervaringen meedragen. Drie maanden geleden werd ik wakker en dacht ik: “Zal ik deze shit wel meenemen?” Eigenlijk waren de afgelopen twee jaar best wel kut. Ik pakte het mes dat op mijn nachtkastje lag en sneed die dingen eraf. Ik liet het verleden achter me. Vanaf toen ben ik weer écht gaan werken. Ik had de kracht weer om die shit te doen waar ik voor geboren ben. Muziek maken. Ik moet niet teveel nadenken de hele tijd, ik moet dit gewoon dóén.’