‘What the fuck?’ Regisseur Sacha Vermeulen is volledig in shock. Een paar uur eerder nog, in de auto op weg naar de allerlaatste draaidag van De vlucht van Ronnie, vertelde ze euforisch wat een mooi rond verhaal haar film zou gaan vertellen. Haar tweede documentaire over superster Ronnie Flex moest een echte coming-of-age-film worden: hij begint langzaam te wennen aan het prille vaderschap, is gaan sporten, leert voor zichzelf te zorgen, heeft eindelijk contact met zijn eigen vader en wist na jarenlang worstelen af te kicken van de wiet.
Maar direct nadat het laatste shot geschoten is en de camera-apparatuur wordt ingepakt, blijkt dat het toch niet zo goed gaat met Ronell Plasschaert alias Ronnie Flex. ‘Wat moeten we nu?’ mompelt Vermeulen tegen haar cameraman. Dan worden de spullen toch maar weer uitgepakt. De opnameknop gaat aan en Ronnie vertelt ‘dat de struggle nooit ophoudt’.
Ook twee weken later is Vermeulen nog geëmotioneerd.
Ben je inmiddels een beetje bekomen van de schrik?
Vermeulen: ‘Nou, niet echt. Ik was echt aangeslagen. Ten eerste ben ik met hem begaan en gun ik hem een beter leven. Elke keer dat hij een paar stappen vooruit zet, zet hij er ook weer eentje terug. Ten tweede was ik bang voor de film. Ik had de lijn van de film al helemaal staan, we moesten vervolgens lang sleutelen om te kijken hoe we dit verhaal gingen vertellen.’
Er zijn niet veel Nederlandse muzikanten die een tweede documentaire verdienen. Ronnie Flex krijgt er na tweeënhalf jaar al een. Waarom?
‘Hij is de ster geworden die hij wilde zijn. Hij is nu écht groot. Daarnaast vind ik zijn verhaal heel mooi, omdat het nog iets groters vertelt. Over een verslaving waar hij niet vanaf weet te komen, over volwassen worden, het gemis van een vader in zijn eigen jeugd en hoe hij daarmee om moet gaan. Na de eerste film was ik supernieuwsgierig: wat gaat deze jongen bereiken? Zal hij zijn dromen verwezenlijken, of ligt hij straks in de goot? Er hangt een bepaalde spanning om hem heen.’