Een toevallige ontmoeting in de IKEA leidde tot een van de mooiste indieplaten van het voorjaar. Moss-frontman Marien Dorleijn en jazzgitarist Marzio Scholten vormen samen Opera Alaska. En ze klinken smoorverliefd. ‘Dit is hoe muziek maken moet zijn!’

‘Zeg, ben jij niet Marzio Scholten?’ Marien Dorleijn, de frontman van Moss, liep met zijn vrouw en twee kids door de kinderafdeling van de IKEA in Delft, en herkende daar vaag een gezicht. Dat van de geroemde jazzgitarist Marzio Scholten. Die liep er ook met zijn vrouw en twee kinderen. ‘Hoi, ik ben Marien! We hebben elkaar wel eens gesproken op Facebook, geloof ik. Wat grappig, zullen we eens afspreken om samen wat muziek te gaan maken?’

Geloof het of niet, maar dat was het begin van Opera Alaska. ’Ja, écht!’, vertelt Marien Dorleijn grinnikend. ‘Knullig hè?’ Het was nogal een impulsieve actie daar op de kinderafdeling. Niet dat Dorleijn al jaren fan was van het oeuvre van Scholten (‘ik had wel eens wat gehoord, maar dan vooral via Facebook’) en andersom ook niet (‘ik had geen plaat van Moss in de kast staan, nee’). Maar toen de vonk in de IKEA oversprong, bleken ze ook nog eens op steenworp afstand van elkaar te wonen – de een in Boskoop, de ander in Alphen aan de Rijn. Ja, dit album was voorbestemd om te zijn.

En dat terwijl ze zo verschillend zijn. Marien kan geen noten lezen. Negen van de tien keer weet hij niet eens wat voor een soort akkoord hij speelt, of hoe het heet. En hij krijgt kramp van barré-akkoorden. Marzio daarentegen is afgestudeerd van het conservatorium, theoretisch zwaar onderlegd. Hij maakte een stemmige kamermuziekplaat met Wolfert Brederode en Ernst Glerum, wordt veelvuldig vergeleken met dat Amerikaanse icoon Bill Frisell. Maar goed, ondertussen hoor je in zijn spel ook duidelijk een voorliefde voor americana en indiefolk. ’Tja, ik zit in de geïmproviseerde en instrumentale muziek, maar vind het moeilijk om altijd maar dat stempel jazzgitarist opgedrukt te krijgen’, zegt Scholten. ‘Het heeft iets stoffigs, en dat terwijl moderne jazz helemaal niet stoffig is, het is heel vooruitstrevend met allerlei kruisbestuivingen.’

Toch hebben de twee veel raakvlakken qua wat ze mooi vinden ‘qua sound, gitaarspullen en muziek’, vertelt Scholten. ‘Het gaat om de chemie tussen muzikanten. Het maakt mij niet uit of je noten kunt lezen, theoretisch onderlegd bent. Ik ken talloze voorbeelden van genadeloos begaafde muzikanten die vreselijk saaie en verschrikkelijke muziek maken.’

(Tekst gaat verder na de video)

Schrijf-chemie

Zie ze met elkaar praten via Zoom, en dan snap je meteen dat die chemie er is. Ze vullen elkaar de hele tijd aan, praten vol lof over de snelle samenwerking en kunnen zich direct verliezen in generd over gear. Marien organiseerde zelfs eens een tupperware-party voor gitaarpedaaltjes! Marzio begint te gniffelen: ‘Marien is de kenner van ons twee, hoor. Die kan ik een pedaaltje uit ’79 laten zien, dan weet hij bijna het serienummer uit zijn hoofd.’ Dorleijn: ‘Er zijn mensen die de hele dag naar modeltreintjes zitten te kijken, ik kan de hele dag pedaaltjes luisteren.’

Het gezamenlijke album kwam razendsnel tot stand. Slechts vijf sessies hadden ze nodig voor deze verzameling van elf liedjes. Dorleijn: ‘Ik heb nog nooit zo snel geschreven. Elke dag hadden we er weer twee liedjes bij, en dat waren stuk voor stuk blijvertjes. We kwamen heel snel to the point, hoefden er nauwelijks over te praten. Dan pakte Marzio de gitaar, zette ik de computer aan en pakte er een synthesizer bij en opeens was er een liedje! Dit is hoe muziek maken moet zijn.’ Maar we hebben er alsnog tweeënhalf jaar aan gewerkt, ik heb het ook maandenlang moeten afhouden. Ik ben best door een zwarte periode gegaan met familieomstandigheden. Dan zagen Marzio en ik elkaar een halfjaar niet. De eerste minuut was het even spannend om elkaar weer te zien, maar dan hadden we aan het eind van de dag tóch weer twee liedjes in de pocket.’

Een ziek zoontje, vervreemding en isolatie

Op een abstract niveau hoor je dat terug op The Stream: Dorleijn zingt veelvuldig over eenzaamheid, angst voor de duisternis, de angst verlaten te worden. Het prachtige slotnummer ‘Give In’ is een eerbetoon aan de overleden moeder van Marien en ook ‘Give In’ gaat over de dood. Dorleijn: ‘Daar probeer ik uit te leggen dat doodgaan niet het ergste is van het leven. We worden opnieuw geboren, we kunnen het opnieuw proberen. Ik geloof in reïncarnatie, leven is leren. Dat had ik vroeger niet geschreven, denk ik.’

En in de lockdown viel het album volgens Dorleijn gek genoeg juist op zijn plek. ‘Ik zing over het einde van de wereld, over eenzaamheid, isolatie, elkaar niet kunnen zien en daarmee proberen te dealen. Wat als ik val? Waar zijn we mee bezig in de wereld? En wat als we van elkaar vervreemden? In die zin is het album best politiek.’

In de afgelopen periode werd het achtjarige zoontje van Dorleijn ook nog eens goed ziek. ‘Coronagerelateerd, we zijn twee weken in quarantaine geweest. Hij had longontsteking, elf graden koorts, we zijn naar het ziekenhuis in Gouda geweest met allemaal ingepakte mensen. Als je daar eenmaal staat, wordt alles heel relatief: muziek maken is belangrijk, maar gezondheid is alles, zeker die van je kinderen. Ik heb al twee maanden geen werk, terwijl ik opdrachten had staan in produceren en opnemen, cowrites en zelfs workshops. Nu dat allemaal weg is, denk ik heel goed na: waar sta ik in mijn leven? Wat wil ik doen? Gek genoeg past ons album als Opera Alaska daar heel goed in.’