Elke nacht werd hij zwetend wakker, en dan ging hij trillend in de douche liggen. Hij wilde van alles, maar zijn lichaam weigerde simpelweg. Zelfs tv kijken, een normaal gesprek voeren of een rondje lopen lukte niet meer. De 27-jarige Stacey Walroud alias Esko ging de afgelopen twee jaar door een hel. Hij zat vol adrenaline, maar had tegelijkertijd nul energie.
En dat terwijl de wereld voor hem aan de voeten lag: nadat hij in 2015 Sevn Alias (met ‘Ma3lish’) en Josylvio (met ‘Le7nesh’) op de kaart zette, groeide Esko uit tot een van de grote trapproducers van Nederland. Rappers die op zoek waren naar stevige 808’s en loeizware producties gingen altijd voor de beats by Esko. Zijn tracks ‘HUTS’ en ‘Hey Meisje’ werden joekels van clubanthems en streaminghits. Esko had een volle bankrekening, reed in een dikke auto en stond in de lente van 2019 op het punt om zijn eerste huis te kopen. ‘Toen ik het contract ging tekenen, kreeg ik de klap’, vertelt hij. ‘Ik werd duizelig, viel bijna neer en kreeg een paniekaanval. Dat gevoel ging niet meer weg. Ik voelde me steeds slechter en slechter, het ging maar door.’
Hij dacht dat hij ernstig ziek was, dat hij kanker had en dood ging. ‘Ik heb ALLES laten testen’, vertelt hij. ‘Maar telkens zei de dokter: “Nee, er is niks mis met je. Er is níks mis met je.” Nou, zo voelde het niet. Uiteindelijk kwam ik bij een psycholoog terecht, en die zei: “Ja, je zit wel in een heftige burn-out.” Dat klonk heel logisch. Ik ging altijd over mijn grenzen heen. Twee uur per nacht slapen, altijd in de studio zitten en tien tracks maken in een dag. En dat is de grap: ik heb nooit echt van het succes kunnen genieten.’
Hij raakte gevangen in de race, zoals hij rapt op zijn vandaag verschenen album Feniks. Ondanks het succes (of misschien juist wel daardoor) verloor hij het plezier in muziek maken, hij werd berekenend en probeerde vooral hits te scoren. ‘Ik was alleen nog maar gefocust op: hoe maak ik de volgende klapper? Terwijl ik eigenlijk geen fok om hits geeft. Of iets nou 20 miljoen streams pakt of 1 miljoen streams, als het een kutnummer is wil ik het eigenlijk niet uitbrengen. Maar lange tijd dacht ik: dat móét. Ik zat in de race van het doorwerken. Het was een overlevingsmechanisme, letterlijk: ik wilde meer, ik wilde beter, ik wilde de pijn niet voelen. Ik dacht dat het succes me beter zou maken.’