Josylvio is een van de meest eigenzinnige figuren in de Nederlandse trap. Vandaag verschijnt zijn album 2 Gezichten. Een lang gesprek over het fucked up probleemschoolsysteem, zijn moeder de volkszangeres en de situatie in Egypte. 'De mensen daar zijn achteruit gegaan.'

‘Het schoolsysteem is sowieso fucked up’, briest Josylvio (25). ‘Kijk, broer, ik ben niet dom, ik kan gewoon mijn cijfers halen, maar ik had gewoon een kutgedrag. Ik ben superdruk en runde meteen die hele klas. Snap je? Iedereen luistert meteen naar me. Als je dan tussen allemaal jongens gaat zitten die al net zo psycho zijn? Ik ging gewoon problemen veroorzaken. Iedereen daar dealde, ik zag er voor het eerst een pistool, we rookten jonko’s onder het balkon van de leraren. En ik runde een kankerzieke wietlijn op die school, broer. Als ik erover nadenk: het is gewoon niet normaal. Die school heeft me geen goed gedaan. Er is daar geen kans voor je: negen op de tien mensen radicaliseert. Tegelijkertijd kun je zeggen wat je wil: ik sta nu wel waar ik sta, dankzij dat allemaal. Maar er zijn genoeg jongens uit mijn omgeving die nu kapot zijn.’

Josylvio heet eigenlijk Joost Theo Sylvio Yussef Abdelgalil Dowib. Zijn Egyptische vader noemt hem Yussef, zijn Nederlandse moeder zegt Joost. Hij woont in ’t Gooi en begon te rappen toen hij beatmaker Esko leerde kennen op die probleemschool in Almere, vertelt hij op het Van Klasse-kantoor in Almere. Josylvio is een hyperenthousiaste prater die in hoog tempo van het ene naar het andere onderwerp springt, elke vijf zinnen onderstreept met het woord broer en alles lauw vindt. En met 2 Gezichten brengt hij dit weekend zijn tweede album uit, een eigenzinnige plaat die alle kanten op schiet: je hoort gemene trap waarmee hij bekend werd, oldschool Westcoast-beats, refreinen gezongen in Arabische toonladders en een emotioneel klein liedje voor zijn moeder, en met een hele sloot aan gasten: 3robi en Killer Kamal, Hef en Sevn Alias en ook Boef en Ali B staan erop. 

(Tekst gaat door onder de foto)

Dat 2 Gezichten, dat gaat natuurlijk over hemzelf: zijn Arabische en Nederlandse kanten, zijn keiharde bangers en zijn mooie liedjes, en het feit dat hij een hele lieve jongen is, maar wel eentje met een wat korte lont. ‘Echt waar, ik ben de allerliefste jongen, ik heb mijn ouders nog nooit in mijn leven uitgescholden. Als jij een vrouw op leeftijd bent en me groet? Dan krijg ik gewoon vlinders in mijn buik, ik zou je het liefst gelijk ergens mee helpen. Maar kijk je me vies aan omdat ik een opgeschoren kop heb? Dan haat ik je meteen.’

Wegens ‘een misverstand’ werd Josylvio op zijn zestiende van de school gestuurd, Esko en nog een goede vriend een maandje later ook. En je moet begrijpen, vertelt hij, als je van zo’n probleemschool wordt gestuurd ben je nergens meer welkom. ‘Ergens vond ik het wel fijn, ik was al met andere dingen bezig, ik verkocht heel veel wiet en dacht niet: via school ga ik mijn werk fixen, snap je?’

Vier jaar later, op zijn twintigste kreeg Josylvio een belletje: er was iets misgegaan, ze hadden hem, Esko en die vriend wel uitgeschreven, maar vervolgens zijn ze helemaal uit het systeem gehaald. Ze waren eigenlijk leerplichtig, maar vielen tussen wal en schip. Normaliter krijg je dan een flinke boete, maar dit was een ‘foutje’ van de school, ‘sorry!’. In een jaar moest Josylvio wél alsnog een diploma behalen. Dat lukte, maar op een wat ongebruikelijke manier, vertelt hij. 

‘Mijn leraar was wel een lauwe papi, we rookten samen jonko, en ik kwam vaak om 1 uur op school terwijl ik er al om 10 uur moest zijn. Het was een chille klas, mensen kwamen daar duidelijk voor de studiefinanciering, niet voor een diploma.’ Hij heeft een halfjaar stage gelopen – kapotte laptops in ontvangst nemen – maar heeft daarbuiten nooit de verplichte opdrachten en projecten ingeleverd. Hij wilde zich uitschrijven, maar werd geadviseerd zich extraneus in te schrijven: dan hoefde hij geen schoolgeld te betalen en mocht hij geen lessen volgen, maar wel de opdrachten en examens maken en zo zijn diploma halen.

Twee maanden voor de uitreiking belde zijn docent – ‘Sander heet-ie, ja Sander, ik expose je gewoon’ – hem op om te zeggen: ‘Je hebt al je stage-uren toch?’ Joost: ‘Ja, maar ik heb al die projecten niet gedaan. Thanks dat je me belt, ik waardeer het, maar je kan me beter uitschrijven. Ik ga het nooit redden.’ Waarop de docent vroeg: ‘Wil je toch even langskomen?’

Nog diezelfde middag zat Joost bij hem aan tafel. De docent stond op, liep naar de printer en pakte een blaadje met daarop al die projecten die je in een jaar moet inleveren. Hij wierp nog eens een blik op Joost, streepte vervolgens een voor een die opdrachten af, zette zijn handtekening eronder en schoof het blaadje naar hem toe. ‘Als je dit kwijtraakt… dan heb je ook geen diploma. Maar als je dit over een maandje komt inleveren, dan ben je klaar.’ 

Kortom: opeens had Josylvio alsnog een diploma. Waarom wilde Sander dat voor hem doen? ‘Je kent het clichéverhaal dat elke leraar een klootzak is die het op je gemunt heeft?… Nou, zo waren Sander en de andere docenten daar helemaal niet. Het superlieve mensen die het ons gewoon gunden en het goede in ons zagen. Superlauw, ja toch? Ik heb mijn moeder met de diploma-uitreiking verrast, die was zó trots!'

(tekst gaat door onder de video)

Je kent het clichéverhaal dat elke leraar een klootzak is die het op je gemunt heeft?…'

Zijn moeder, oh ja! Als Nederlandstalige volkszangeres heeft ze ooit de plaat Niemand Weet Het uitgebracht, vertelt Josylvio, ze heeft in de studio gezeten met René Froger en ze is zelfs nog wel eens bij het tv-programma Op Volle Toeren langsgeweest. Als je goed zoekt kun je die live-uitvoering van Lia Bijster nog wel vinden. Toen ze kinderen kreeg zette ze haar carrière stop, maar Josylvio kreeg zo de Nederlandse volksmuziek wel degelijk met de paplepel ingegoten. ‘Ik weet nog precies dat Hazes doodging. Toen luisterde ik nog vooral naar THC en de Straatremixes, maar nu vind ik het heel lauw. ‘Kleine Jongen’ en ‘Brief Naar Mijn Moeder’ pakken me echt.’ 

Hij begint spontaan te zingen: ‘Er zijn veel goeie mensen, maar slechte zijn er ook. Ja, als ik dat hoor krijg ik kippenvel, want zo is het ook. Zoals ik het liefst de hele dag zit te smoken in de studio, zo was Hazes de hele dag op zijn bieries. Hij ging niet uit zijn kelder weg tot hij die pokoe had gemaakt, dat voel ik, man. Daarom is het voor mij ook Tupac en niet Biggie. Tupac is emotie, hij is die poëet, de rapper die bijna moet huilen terwijl hij dat verhaal vertelt. Zie je dan niet dat hij kapot gaat?!’ 

Toch hoor je niet Hazes door in zijn tracks, eerder de Arabische muziek die hij via zijn vader meekrijgt. Die is geboren in een klein dorpje vierhonderd kilometer ten zuiden van Caïro. ‘Daar wonen de boeren, en ik vind het geweldig daar: je kunt er niet eens douchen, je wast je met een emmer water en er staat altijd wel een koe naast je slaapkamerraam. Je zou er eigenlijk eens een bruiloft moeten meemaken: dan dekken ze de kleiige straten af met doeken van huis tot huis, zodat je een soort tent hebt in de hele straat, waar een dj onder staat te draaien. Het is topsport, hoe ze daar staan te dansen, broer.’

(moeder Lia Bijster te gast bij Op Volle Toeren, vanaf 7.19)

Op zijn zestiende was zijn vader het dorp helemaal zat, vertelt Josylvio. Eerst ging hij naar Caïro om wasmachines te kopen en doorverkopen ‘als een echte hosselaar’. Vervolgens vertrok hij via Syrië naar Italië om druiven en olijven te plukken, en daarna woonde hij in Spanje en Frankrijk. Hij zou naar Nederland komen voor een weekendje, maar is vervolgens gewoon gebleven. Van zijn spaargeld begon hij een eigen zaak, een paar jaar later kocht hij zijn eerste snackbar. En daar leerde hij de moeder van Josylvio kennen, die werkte in die snackbar in Hilversum. Al gauw runde hij een aantal restaurants en discotheken in Nederland. Josylvio: ‘De horeca heeft hem kapotgemaakt, zegt hij altijd. Het was een gouden eeuw, dat wel: in een slechte week draai je al twintig of dertig ruggen, maar je bent tot laat wakker. Het ging heel goed, overdreven goed zelfs. Tot de belasting kwam. En toen was mijn daddy gone, op mijn twaalfde. Hij ging terug naar Egypte om te investeren, en dat is niet helemaal goed gegaan. Mijn moeder ging ondertussen ook de shit in, dat was nogal een moeilijke situatie. Ik heb hem tot mijn zestiende of zeventiende niet gezien, en had zoiets van “fuck you!”. Maar nu ik ouder ben, besef ik me dat hij er niets aan kon doen.'

(tekst gaat door onder de foto)

Sowieso heeft Josylvio geleerd zichzelf te beter beheersen dan ooit, denkt hij. Alleen de politie – slangen, zoals hij in doorbraakhit Le7nesh zingt – hè? Hij vertelt hoe hij laatst nog eens werd aangehouden, en hij en zijn vrienden simpelweg werden lastiggevallen terwijl ze niets hadden misdaan. ‘We moesten naar een show, en ze hebben ons expres langer opgehouden, met zaklamp in de ogen schijnen en mijn tas op zijn kop gooien terwijl er een MacBook in zat. Eigenlijk wilden ze gewoon dat we uit ons vel schoten, zodat ze ons konden meenemen. Ik vind echt dat er politie moet zijn, en snap dat ze gewoon hun werk moeten doen, maar het heeft toch geen zin om ons te gaan lopen irriteren? Focking zes voertuigen om ons heen, dat kostte ons én de politie zelf gewoon geld. Ik snap dat echt niet.’

‘Maar goed, de politie in Egypte is nog veel erger’, vindt hij. Hij was laatst met een vriend in Egypte om een clip te schieten, maar toen ze in het vliegtuig terug wilden stappen werd zijn vriend tegengehouden. Die drone die hij daar bijhad? Was dat geen spionagevliegtuig? ‘Het zijn viezeriken in Egypte. Ze hadden 12 uur nodig om hem op te laten pakken, dus hebben ze hem expres de vlucht laten missen. Gelukkig heeft mijn manager hem meteen op een vliegtuig naar Parijs gezet, anders had hij zomaar drie maanden in voorarrest kunnen zitten en een jaar in de Egyptische gevangenis. Dat is echt geen pretje.’

Toch heeft hij niet het gevoel dat de situatie in Egypte zo erg is als je in de media leest. ‘Ik geloof niet dat alle aanslagen door Islamieten worden gedaan, ik heb echt het gevoel dat bevolkingsgroepen tegen elkaar worden uitgespeeld. Ik heb wel even op mijn hoofd gekrabd met de revolutie waarbij Mubarak werd afgezet. Mijn zusjes en stiefmoeder zitten daar, ik heb ze toen wel gezegd de deur op slot te doen en die ganoe op de eettafel te leggen voor het geval dat. Er zijn daar mensen die gewoon binnenkomen om je osso te plunderen. Een kennis van mijn vader reed van Alexandria naar Caïro en is stopgezet door neppe agenten. Hij is in zijn onderbroek langs de snelweg gezet, ze hebben alles gepakt wat ze konden pakken. Je merkt vooral dat de mensen achteruit zijn gegaan sinds de revolutie, daar ben ik banger voor dan voor aanslagen.’

Even later komt het gesprek ook op de Nederlandse normen en waarden. ‘We leven in de Nederlandse maatschappij, en als je bepaalde dingen niet lauw vindt, misschien moet je dan ook niet hier blijven wonen. Ik zit ook nog met die vraag: wat als ik straks dochters heb? Ik weet niet of ik ze in dit milieu wil zien opgroeien. Als mijn zusje van 17 in Egypte uitgaat met haar vriendinnetjes: dan drinkt ze gewoon ergens een kopje koffie. Ik mis dat hier, ik maak zoveel dingen mee met vrouwen, die missen gewoon normen en waarden. Ik hou van nette vrouwen, ik hou niet van bitches, en mannen moeten ook gewoon netjes zijn. Maar het is heel moeilijk om de Islam goed na te leven in deze maatschappij.’ 

Joost werd als kind nog wel eens raar aangekeken: zo’n jongen met zo’n oer-Hollandse naam? Dat kan toch helemaal niet? ‘Als ik één keer in de zon had gezeten, was ik meteen helemaal donker, met gitzwarte lange krullen. Ik was gewoon een kind, en stond er niet bij stil dat ik half-dit-half-dat was. In de tijd van 9/11 ging ik het pas beseffen. “Oh, wij zijn ook moslims, toch? Huh? Net als de daders? Hebben wij dat gedaan, dan?” Nee, natuurlijk niet, ben je gek! We associeerden ons eerder met de slachtoffers dan met de daders, en toch kwam het racisme in die tijd steeds vaker naar buiten. Maar binnen tien jaar ga je zien dat er blonde kinderen komen met Arabische namen, donkere kinderen met Nederlandse namen. Dat gaat allemaal mixen.’

Zo vindt hij als moslim ook dat ieder geloof iets moois heeft. ‘Ik heb ook het jodendom bestudeerd, de bijbel gelezen. Als jij er gelukkig van wordt, moet je er lekker mee bezig zijn. Broer, negen van de tien dingen in al die geloven zijn hetzelfde. De hoofddoekdiscussie, maagd voor het huwelijk, niet zondigen en geen verkeerde dingen aan je lichaam: het staat overal in. Laten we elkaar gewoon in onze waarde laten voor die kleine dingen waarin we verschillen, en verder met elkaar eten en verbroederen..’ Hij slaat eens op tafel. ‘Snap je wat ik bedoel, broer? Zo kijk ik ernaar.’ 

Zoals Josylvio in de geloven dook, zo leerde hij ook over de Annunakis, de mythe dat twee alien-professoren met gedeeltelijk hetzelfde DNA als mensen op aarde kwamen. ‘Ik ben moslim, ik geloof in Allah en zweer daarbij, maar het is eng hoeveel er overeenkomt. Die annunakis zouden hier zijn gekomen, en een werkras hebben gecreëerd. Misschien heb je gehoord dat er hiërogliefen zijn gevonden – nog ouder dan de piramides! – waar al raketten op stonden getekend? Dat is geen toeval, en die piramides staan gelijk aan drie sterren, de drie koningen. Zo kun je nog veel meer religieuze verhalen koppelen aan deze mythe. Het gaat wel een beetje ver, hoor: dat Annunakis in mensen zouden zitten, in de wereldleiders enzo… Ik ben geïnteresseerd in al die dingen en sta er in ieder geval voor open. Maar uiteindelijk voel ik me het meest thuis in de Islam. Ik vind dat ik God moet aanbidden, omdat ik dankbaar ben dat ik leef. Ik bid geen vijf keer per dag, ik wil ook niet bidden nadat ik een jonko heb gepakt. Dan sta je stoned tegenover de allergrootste, dat is toch disrespectvol? Daarom hou ik van de ramadan: dan heb je geen smoesjes, dan kan ik niet roken, drinken, neuken of flirten. Dan kom je jezelf echt tegen. Je wordt bewust dat je boos doet in het verkeer, of naar de billen van een chickie kijkt. Waarom doe ik dat? Ik kan mezelf toch beheersen?’

Toen hij een jaar of 17 was, zag hij in Egypte eens een moderne lezing op tv. ‘Van zo’n mannetje dat in een bootje zat te chillen, geen baard, echt een man die de jeugd aanspreekt. Hij zei: je moet een plank pakken, en elke keer wanneer je boos wordt of scheldt, moet je een spijker in die plank slaan. Sla er nog maar een spijker in. Na een week zit dat hele ding vol, er is geen ruimte meer te vinden op die hele plank. Wat hij vervolgens zei zal ik nooit vergeten: “Die plank? Dat is je hand, en elke keer dat je boos wordt, sla je een spijker in je hand.” Hij vertelde het heel rustig, en dit kwam echt als een klap aan. Dan zie je hoe slecht je bezig bent, en hoe belangrijk het is om tot rust te komen. Ik ben blij dat ik die rust steeds beter kan vinden.'