Into The Great Wide Open viert dit weekend zijn tiende verjaardag. Veel is hetzelfde gebleven: al sinds de eerste editie is het festival steevast hartstikke uitverkocht, en eiland Vlieland is natuurlijk weer de echte headliner. Maar met nóg meer focus op duurzaamheid en de introductie van een gloednieuw strandpodium laat het festival dit jubileumjaar toch meteen zien nog altijd in beweging te zijn.

Ken uw klassieken

Dat prachtige podium, een kerk over de duin en vlak aan zee, benadrukt bovendien eens te meer het belang van de locatie waarop het festival plaatsvindt. Overal steken hoge takken en surfborden uit het zand, als het even waait komt de waterlijn gevaarlijk dichtbij. Elders op het strand staan containers met kunst erin en lichtinstallaties. Kinderen rennen door de duinen, hun ouders doen beneden mee met een yogaworkshop. Het moge duidelijk zijn: leuk dat al die muzikanten dit weekend de moeite nemen de oversteek te maken, maar eigenlijk heeft men vooral zin in het eiland. Niet voor niets wordt de festivalnaam in de praktijk vaak afgekort tot 'Vlieland'. Over de late afzeggingen van internationale publiekstrekkers Damien Jurado en The Vaccines wordt dan ook niet of nauwelijks geklaagd. Jammer natuurlijk, maar er valt op Vlieland toch genoeg te beleven. En als dat niet zo is, is dat ook weleens lekker. Dan is er namelijk tijd om alle stukken van het eiland op te zoeken. Nadat we donderdagavond zijn begonnen met het snoeiharde Metz en indiebelofte Snail Mail, gaan we vrijdag op zoek naar alle uithoeken die door ITGWO worden benut.

De Vuurboetsduin is zo’n plek. Op je huurfiets nog geen tien minuten verwijderd van het festivalcentrum, maar toch voelt het alsof je nog wegger bent dan je al was. Pianist Reinbert de Leeuw neemt er al vroeg op de vrijdagmiddag het voortouw aan de (neo-)klassieke kant van het programma. De Leeuw vertolkt werken van de Franse componist Erik Satie. Hij kent ze op zijn duimpje: De Leeuw zorgde ervoor dat zelfs je klassiekhatende tante naar Satie ging luisteren. De duin zit bomvol, maar binnen de kortste keren klinken alleen nog krakende takjes en bijna huilende baby’s. Satie schreef er ruim honderd jaar geleden zonder het te weten de perfecte soundtrack voor, De Leeuw brengt hem nu op bijzondere wijze terug tot leven. Wie luistert naar wat De Leeuw speelt en vooral naar wat hij niet speelt, begrijpt meteen een van de redenen waarom het thema van Into The Great Wide Open dit jaar ‘vrije ruimte’ luidt. Alles ademt.

Dat is even eerder ook al het geval bij een opvallend ontspannen optreden van de Amerikaanse zangeres Haley Heynderickx. Ze heeft een album vol lieftallige folkliedjes op zak en weet een goed gevuld kerkplein er moeiteloos mee te ontwapenen. Heynderickx neemt rustig de tijd om haar twaalfsnarige gitaar te stemmen en vertelt ondertussen allerlei verhaaltjes. Over hoe ze altijd al een tuintje wilde beginnen, hoe de Japanese film Spirited Away haar beïnvloedde en over hoe ze haar gitaar slider kwijtraakte in een Zuid-Duitse stad met een onuitspreekbare naam en daarom nu maar haar potje vitaminepillen gebruikt om mee te spelen. Uiteindelijk monden zulke tussendoortjes telkens uit in verhalende nummers met een lach en een traan. Heynderickx hoeft zelfs niet meer zo hard haar best te doen om het publiek te verleiden het refrein van ‘Oom Sha La La’ mee te zingen.

Euforie is niet altijd een synoniem voor extase, zo blijkt later op de middag nog eens als het immer betoverende bospodium Open Plek in stilte zit te zwijmelen bij de eclectische barokpop van de timide Julia Holter. Best moeilijke muziek voor zo’n warme festivalmiddag, met overal strijkers en gekke melodietjes, maar Holters avant-garde houdt zich prima staande. Een twintiger in blouse en zwembroek zwiert in z’n eentje in de zon, een meisje van een jaar of vier huppelt verderop op de aller-raarste ritmes.

De jeugd heeft de toekomst (en JOHAN ook)

Op de andere podia moet men wat harder werken. Japanese Breakfast speelt op het strand een nagenoeg perfecte popshow, maar heeft toch moeite de aandacht van haar publiek vast te houden. Het is er haast té ontspannen: mensen pootjebaden in de branding of drommen zonder schoenen samen rond de bar. Michelle Zauner speelt ondertussen de vreugdevolste ballades van haar recente Soft Sounds from Another Planet, maar weet slechts de voorste rijen echt te overtuigen. En dan helpt het inderdaad niet dat er halverwege de show ineens een handvol parachutespringers op het strand landen. Tuurlijk vindt het publiek die ‘sky dancers’ - zoals Zauner ze noemt – uiterst fascinerend en worden alle ogen minutenlang ten helblauwe hemel geslagen.

Nee, de enige die het nieuwe podium tot nu toe werkelijk naar haar hand wist te zetten is onze eigen Pip Blom. Zij speelt op het strandpodium alweer haar tweede show op Into The Great Wide Open en is in de paar jaar sinds die eerste keer (overigens haar derde show ooit!) mateloos gegroeid. Met haar band (steevast geïntroduceerd als 'wij zijn Pip Blom!') speelt ze haar garagerockliedjes vandaag lekker los en soepel. Er komt een nieuwe EP én een album van Pip aan, en vandaag op het strand horen we al wat nieuwe liedjes die iets steviger en zwaarder lijken te rocken dan het puntige eerdere werk. 

De toekomst van power pop en garagerock, die ligt veiliger in de handen van Pip dan in die van The Posies, kunnen we concluderen. Best grappig hoor, dat de originele bezetting van de band uit Bellingham, Washington na 25 jaar weer bij elkaar is om nummers van Frosting on the Beater te spelen, maar eigenlijk hadden we best zonder gekund. Anno 2018 voelen The Posies vooral als losgeslagen vaders die in het weekend in een Posies-coverband zitten en daarmee op braderijen spelen. Met geforceerde podiumposes die al net zo gedateerd zijn als broekriemen met studs brengen ze dezelfde jaarmarkt vibe teweeg als de kitsch-rockers van White Denim eerder op de dag.

Het beste voorbeeld van vergane glorie wordt vandaag gegeven door John Cale. Die John Cale ja, de man die samen met Lou Reed het kopstuk van The Velvet Underground vormde en later samenwerkte met David Byrne en Patti Smith. Dat is helaas ook de man die sinds de jaren zestig eigenlijk nog maar één écht goede plaat maakte (Songs for Drella, met Lou Reed natuurlijk). Tuurlijk is het niet erg dat John Cale inmiddels 76 is. Eerdergenoemde 'oudjes' gaven immers twee van de meest gloedvolle optredens van deze festivalzomer. Cale strompelt echter chagrijnig over het podium en speelt zijn zwaarmoedige liedjes zonder bezieling of enige interactie met de anonieme begeleidingsband achter zich. Als de Brit uiteindelijk zelfs paardengeluiden uit een synthesizer begint te toveren, kan zelfs een matige ‘cover’ van de Undergrounds ‘I’m Waiting For The Man’ Cale niet meer redden.

Niet dat alle comebacks over één kam geschoren dienen te worden, hoor. Dat bewijst JOHAN, wie anders. Tien jaar geleden speelde de band op de eerste editie van Into The Great Wide Open, nu zijn Jacob de Greeuw en de zijnen eindelijk terug. Met een prachtige nieuwe plaat op zak, ook nog. Natuurlijk is het weerzien met de oude bedenken van Pergola prettig, maar het zijn de nieuwe nummers die vandaag het verschil maken. Die laten een band horen die bij zijn tweede keer op ITGWO zijn tweede jeugd beleeft en over tien jaar best nog eens op Vlieland zou kunnen staan.

Into The Great Wide Open 2018

Wanneer: 30 augustus - 2 september 2018
Waar: Oost-Vlieland
Jaargang: 10e editie
Het publiek: Gezinnen met blonde kinderen die te allen tijde koptelefoons dragen en de hipste mensen uit Utrecht en omstreken.
Hoogtepunten: Pianist Reinbert de Leeuw in de duinen, de dappere show van Wende en het stijlvol dansbare Destroyer. Oh, en dat nieuwe strandpodium natuurlijk.

De durf van Wende en Destroyer

Wat mist er dan nog op de dag? Nou, echt ambitieuze shows die de aandacht niet alleen verdienen, maar ook opeisen. Enter Wende, die op Vlieland nog maar eens komt laten zien dat haar crossover van Carré naar de poppodia met vlag en wimpel geslaagd is. Tuurlijk zijn de teksten op Mens niet altijd zo diep als Wende zelf denkt, maar dat doen de bombastische elektronische arrangementen snel genoeg vergeten. Zo subtiel als de gemiddelde track van Imagine Dragons is het, maar als het ook zo spannend is als de soundtracks van Hans Zimmer maakt dat niet zoveel uit. De Open Plek staat (staat, inderdaad) vol mensen die de boel met onverdeelde aandacht gaande slaan. Wende schreeuwt en fluistert, voert een dynamische show op die van begin tot eind klopt. Toch die theaterervaring die het ‘m doet. Aan het slot brengt ze haar urgente vertolking van ‘Mens, durf te leven’, een eeuw nadat Dirk Witte het schreef nog steeds relevant. Wende neemt het heft in eigen handen en regeert met vuist in de lucht als vorst op haar vierkante meter. Zelfs Roísín Murphy, de Ierse koningin van de electropop, kan haar even later niet naar de kroon steken. Het volle Sportveld danst op ‘Overpowered’ en Moloko-hit ‘Sing It Back’, maar echt binnen komt het niet. Van de visuals tot gekke outfits: Murphy voelt zelfs een beetje verouderd.  

Hoogtepunt van de dag? Nee, die eer moet de headliner laten aan Dan Bejar en zijn Destroyer. De Amerikanen staan met z’n zevenen op het podium van de Open Plek en openen meteen met warmzalige uitvoeringen van nieuwe prijsnummers ‘Sky’s Grey’ en ‘Tinseltown Swimming in Blood’. Als daarna ook hits ‘Kaputt’ en ‘Times Square’ voorbijkomen, heeft de gouden combi tussen stemmige indie en dansbare new wave iedereen al in zijn greep. Bejar leunt op z’n microfoonstandaard, zakt af en toe door z’n knieën en doet alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Ondertussen zorgen z’n blazers voor de juiste muziek op het juiste moment en de juiste tijd: met de prachtige afsluiter ‘Bay of Pigs’ posteert Destroyer zich definitief tussen New Order en The National dat de studio ingedoken is nadat Matt Berninger weer eens een wijntje te veel op heeft. De jongen die eerder op de dag bij Julia Holter danste is terug. Of misschien wel niet eens weggeweest. Hij heeft een broek aangetrokken, maar krijgt bovendien de navolging die hij vanmiddag nog niet kreeg. Als Destroyer het voor gezien houdt, staat er een man of tien euforisch om hem heen. Waarschijnlijk trekken ze straks met z’n allen naar het strand om tot diep in de nacht door te dansen.

Bij Lorenzo Senni bijvoorbeeld. Alhoewel, zijn muziek is niet van het makkelijkste soort: moeilijk dansbaar, vrijwel zonder drops of climaxen. De Italiaan moet zelf ook even inkomen, door een half uur lang te variëren op dezelfde staccato loop. Maar dan gooit hij die eerste euforische trancebreak erin en beginnen de oogjes in het publiek te glimmen van nostalgie. En zijn eigen enthousiasme - gezicht samengeperst, vuist altijd in de lucht, driftig ijsberend over het podium - werkt zo aanstekelijk dat er zelfs een mini-stage invasion ontstaat. Senni steekt twee duimen op naar de beveiligers: laat ze maar dansen!