‘It’s about freaking time’, zingt Jacob de Greeuw in de eerste zin van comeback-album Pull Up. En zo is het. De zanger probeerde wat anders, overwon een midlife crisis en keerde terug bij zichzelf. En dat voelt goed, vertelt hij. ‘Er is een nieuwe generatie geïnteresseerd in vier mannen van middelbare leeftijd die alternatieve indie proberen te maken. Daar komt het op neer. En wij doen wat we niet laten kunnen.’

Negen jaar was JOHAN weg. Negen jaar. Dat is lang. Zo lang dat er nog geen Spotify bestond toen de band rond Jacob de Greeuw zijn vierde album uitbracht. Mega onhandig in deze tijd natuurlijk, zo’n naam. ‘Ik krijg de hele tijd commentaar dat mensen het niet kunnen vinden. Je krijgt eerst Johann Sebastian Bach, dan een volkszanger en een of andere Amerikaan, en pas als je ver door zoekt nog eens een keer ons. Ik dacht nog: misschien moeten we onze naam afkorten tot JHN, zoals we in het verleden wel eens op een hoes gedaan hebben. Maar ja, dat is ook niks. JOHAN is JOHAN.’

JOHAN is JOHAN, dat is zo’n beetje de conclusie na het hiaat in de carrière van Jacob de Greeuw. Hij was het zelf die de stekker eruit trok, omdat-ie het niet meer zo voelde. Dat kwam onder meer doordat hij andere bandleden liedjes liet bijdragen aan het laatste album. Goede liedjes, dat wel, maar het voelde niet als JOHAN. Egoïstisch misschien, maar zo was het nou eenmaal. Want ja, hij moest het wel allemaal zingen en promoten. De noodzaak om weer een nieuwe JOHAN-plaat te gaan maken was er even helemaal niet. En ach, zo wil-ie ook best toegeven, het was toch ook wel een gevalletje ‘midlife crisis’. ‘Zoals iedereen tussen de veertig en vijftig die krijgt’, lacht hij. ‘Hoe zich dat manifesteerde? Als: moet ik niet eens een keer dit, moet ik niet eens een keer dat? Wat is JOHAN? Stel dat ik iets heel anders ga maken?’

JOHAN

1996 JOHAN
2001 Pergola
2006 THX JHN
2009 4, band kondigt aan te stoppen
2015 Eenmalig reünieconcert in Hoorn
2018 Pull Up

Tekst loopt door onder de Spotify player.

Zwakke plek

De identiteit van een band is iets wonderlijks. Wat JOHAN was, dat was voor liefhebbers van de band al die tijd totaal duidelijk. Prachtige melodieuze indiepopsongs, al vier albums vol. Maar ergens is dat natuurlijk ontstaan. Iedere debutant weet per slot van rekening zelf nog niet wie hij is of hoe hij klinkt. Het eerste JOHAN-album klonk nog weerbarstig en jong, maar met het tweede album Pergola verfijnde de band zijn identiteit. Uitgerekend met een album over onvrede met jezelf. To say the least. Pergola was het relaas van een depressie, van een tijd waarin De Greeuw maanden niet voorbij zijn eigen voordeur kwam. De plaat werd omarmd door pers en publiek, en dat was voor De Greeuw even verwarrend als mooi. ‘Het is natuurlijk weird als mensen troost putten uit muziek die gaat over het feit dat je jezelf helemaal niet ziet zitten. Ik vroeg vaak: vind je het niet moeilijk en pikzwart? Zelf wil je toch liever dat mensen denken: "dat is die hippe dude die een plaat heeft gemaakt" dan: "dat is die depressieve gast uit die kutstraat in Hoorn".’

Maar Pergola was wat het was: een instant klassieker in de Nederlandse indie. De gouden plaat hangt trots - zij het een beetje scheef - bij Jacob in de gang. Joost Zwagerman was fan. Ongetwijfeld omdat hij van alles herkende vanuit de depressie die hem zelf uiteindelijk fataal werd. ‘Joost noemde Pergola zijn talisman’, zegt De Geeuw. ‘We hebben veel mailcontact gehad. Ik kon ook goed met hem over depressies praten, tot het moment dat je merkte dat het echt slecht met hem ging. Zijn mails werden steeds warriger, je proefde de pure wanhoop. Het is enorm jammer dat het zo ver gekomen is. Confronterend ook. Toen Joost dood was, werd op de radio een liedje van JOHAN gedraaid. Ik dacht: dit is echt heavy, dit gaat ergens over. Hoe mensen los kunnen raken van de wereld. Dat gevaar zit er bij mij ook altijd in, dat ik in zo’n gat beland. Ik heb het wel redelijk onder controle, maar het zit altijd op mijn schouder.’

Het risico om in zo’n gat te belanden is bepaald niet klein als je stopt met je band. Als niemand er meer op rekent dat je donderdag op het podium staat of dat je de deadline van je album haalt. Een band zocht De Greeuw ook niet, al overwoog hij nog even om postbode te worden. Romantisch idee, toch? Maar nee, hij klooide wat aan, zegt-ie. Zijn vrouw verdiende de kost en gaf hem er alle ruimte toe. ‘En opeens is er dan vijf jaar voorbij’, lacht hij. ‘Natuurlijk heb ik wel gedacht over werk zoeken, maar ik ben een ontzettend luie flikker. Ik dacht altijd: nu gaat het nog wel. Veel muzikanten die stoppen met spelen gaan in de industrie werken, als manager ofzo. Maar ik kan mezelf amper managen, waarom zou ik anderen moeten vertellen wat ze moeten doen? Zijn er geen andere dingen die ik kan in het leven? Vast wel, maar ik ken ook mijn zwakke plek: geen discipline.’

Tekst loopt door onder de foto.

De Grote Drie

De dood van Joost Zwagerman vond op een bepaalde manier een plek op het nieuwe JOHAN album, in het nummer ‘Books & TV’, een liedje over heftige gebeurtenissen die voelen als te bizar of intens om in je echte leven voor te komen. Dingen die je kent uit de literatuur. Er zit nog een literaire verwijzing in het nieuwe album: de song ‘WF’. Precies, W.F. Hermans, een van de Grote Drie. In een eerste versie van het liedje stond een verwijzing naar diens boek Nooit meer slapen. Je zoekt er vergeefs naar in de uiteindelijke versie, maar de werktitel bleef. Want Hermans kwam vaak ter sprake. En ach, De Greeuw las nu eenmaal veel boeken in de afgelopen jaren. Hij ziet de blik naar rechts en zegt: ’Kijk maar niet naar mijn boekenplank hoor, ik ben een bibliotheeklezer.’

Op de Excelsior-burelen laait ongetwijfeld vaak de Reve/Hermans discussie op, want labelbaas Ferry Roseboom is een erkend Reve-fan. Het staat meteen mooi symbool voor de refo-kant van het label en de atheïsten binnen het label. Roseboom zelf komt van de bible-belt, net als vroege Excelsior-labelgenoten Daryll-Ann. De Greeuw is actief atheïstisch opgevoed. ‘Als ik een knutselprogramma van de EO zat te kijken, zette mijn moeder hem op een andere zender. We kijken niet naar die griezels, zei ze dan. Mijn vader was PvdA’er, maar dat stond bij ons in de straat eigenlijk bij voorbaat al vast. Hij was stratenmaker met een eigen bedrijf. Hij is letterlijk van de straat opgeklommen. Mijn vader zag het wel zitten dat ik ooit zijn bedrijf over zou nemen, maar toen ik eenmaal in de puberteit kwam liet ik wel merken dat dat er niet in zat.’

Het is misschien gevaarlijk om de vergelijking te trekken, maar misschien komt daar toch de ambachtsman in Jacob de Greeuw uit voort, uit die arbeidersachtergrond. Want zo noemen mensen zijn werk toch altijd, ambachtelijk? ‘Ik weet dat het positief bedoeld is, maar ik heb dat altijd een rare term gevonden. Alsof alle andere muziek maar een beetje bij elkaar geraapt is. En alsof ik als een ware songsmid de juiste elementen in elkaar zit te lassen. Zo werk ik juist helemaal niet, het gaat altijd op gevoel. Ik noem het altijd: aanrommelen. Niet eens grappig bedoeld. Ik heb altijd een hekel gehad aan muzikanten die netjes de sound van een ander proberen te reproduceren. Onze muziek is vaak vergeleken met die van anderen, van REM tot The Beatles. Dat vind ik niet erg, maar ik heb het nooit nagestreefd.’

Dit klinkt als JOHAN, jij bent JOHAN

En toch kwam De Greeuw wel weer terug bij dat direct herkenbare JOHAN geluid, de ronde liedjes, de melancholische teksten. Van het experiment uit de afgelopen jaren hoor je niet zo veel terug. Want ja, hij greep naar de banjo en de synthesizer, maakte op grooves gebaseerde songs zonder vocalen. Allemaal muziek die nooit uitkwam. ’Ik vind het nog steeds wel goed hoor, ik hou ook echt van die muziek. Maar gaandeweg ging ik weer bandjes kijken, sprak ik de jongens weer. Ik kwam Jeroen Kleijn tegen en zei: ik heb weer wat ideeën voor gitaarnummers, misschien moeten we weer wat gaan doen. Zelfs toen wilde ik geen doorstart maken. Ik dacht: misschien iets onder een andere naam, of een los nummer op Spotify. Ik vond een comeback ook stom. We hadden er ondubbelzinnig een punt achter gezet. Maar Jeroen zei op een gegeven moment: dit klinkt als JOHAN, jij bent JOHAN.’

En dus is daar nu Pull Up, elf fonkelnieuwe JOHAN-songs. Die titel is geen referentie naar de dikke auto’s waar rappers mee aan komen rijden. De hoes verraadt dat het iets met vliegtuigen te maken heeft. Eigenlijk met de flight simulator die Jacob in de jaren negentig uren en uren op zijn computer speelde, en waar de piloot een ‘pull up! pull up!’ waarschuwing krijgt als hij te laag vliegt. Een mooi dramatisch beeld natuurlijk, al vindt De Greeuw het niet echt van toepassing op zijn eigen leven. Het plaatje op de hoes toont de nooduitgang van een vliegtuig, misschien wel de meest tot de verbeelding sprekende hendel op deze aarde. ‘Ik grap wel eens tegen mijn vrouw: ik ga even een sigaretje roken op de vleugel! Of ik er wel eens aan heb willen trekken? Wat denk je zelf! Jij toch ook?’