Hij is er weer bij komende week op Amsterdam Dance Event, Carl Craig, een van de pioniers van de Detroit techno. Een grondlegger was hij niet - dat was de generatie net voor hem - maar sinds hij in 1989 in de scene verscheen heeft hij voortdurend voor vernieuwing gezorgd binnen het genre. Met zijn monumentale album More Songs About Food And Revolutionary Art uit 1995 bijvoorbeeld, met zijn jazz cross-overproject Innerzone Orchestra, of met een van de talloze andere aliassen. De laatste jaren experimenteerde hij onder meer met de klassieke pianist Francesco Tristano en stond hij op Lowlands en Dekmantel met een heus Synthesizer Ensemble, maar op Amsterdam Dance Event treedt hij gewoon aan als dj. Dat doet hij op zijn eigen Detroit Love, een concept dat draait om de original techno legacy, met artiesten uit de Motor City zelf en buitenstaanders die liefde voor de stad koesteren. Carl Craig, de innovator en tegelijk hoeder van het erfgoed van Detroit, onthult zijn visie achter het dj-vak.
Overal waar hij komt wordt Carl Craig aangekondigd als een van de absolute legendes van de techno. En dat is hij natuurlijk ook, met een carrière van drie decennia die begon in de bakermat van het genre: Detroit. Maar ook deze gepokte en gemazelde veteraan kan soms best een paar shots tequila gebruiken tegen de zenuwen. Dat en meer geheimtips van technomeester Carl Craig in De Kunst van de DJ.
Wat is het eerste dat je doet als je een club binnen komt?
‘Vroeger altijd een paar shots tequila drinken, nu houd ik het meestal bij Coca Cola. Dat geeft me de energie die ik ken uit de tijd dat ik net begon, toen ik nog geen alcohol dronk. Ik moet altijd even in touch met mezelf komen. De zenuwen van me af laten glijden. Veel mensen hebben moeite met spreken voor publiek, of het nu 2000, 500 of 50 mensen zijn. En dat is wat ik doe: ik praat met mijn publiek, ik communiceer met mijn muziek. Sommige andere dj’s gebruiken drugs om de spanning weg te krijgen, ik tequila. Inschatten waar het publiek mee bezig is, dat blijft lastig. Er zijn dronken mensen, mensen die high zijn, mensen die nuchter zijn. Er zijn mensen die op zoek zijn naar een leuke vrouw, mensen die proberen weg te komen van vervelende mannen. De eerste vijftien minuten is het aftasten, kijken wat ons bindt. En dat kan ik alleen met muziek. Er zijn dj’s die er graag een momentje van maken: kijk, hier ben ik, ik ben de ster. Voor mij heeft het nooit zo gewerkt.’
Wanneer weet je dat je ze te pakken hebt?
‘Als ik funk kan draaien. Rick James of George Clinton, als mensen daar op reageren, dan gaat het zeker werken. Laatst draaide ik op de verjaardag van Seth Troxler. Ik had anderhalf uur en ik begon voor een lege zaal. Ik begon funk te draaien en het ging zo lekker dat Seth zei: ga maar door. Uiteindelijk heb ik vijf uur gedraaid. Als dat begin goed is kan ik alles draaien: nieuwe dingen, oude dingen, wave wave, alles.’
Mensen verwachten van jou dat je techno draait. Zoek je een publiek dat meer open minded is dan de genrepuristen?
‘Ja, mensen die een reis met me willen maken. En dan geen comfortabele reis. Ik ben die piloot die zegt: oh, in plaats van op Ibiza gaan we midden in de Middellandse Zee landen. Let’s go!’
Er zijn ook techno-dj’s die hun hele sets baseren op loops, kicks en snares. Dat wil jij niet?
‘Tja, weet je, met ‘Throw’ van Paperclip People maakte ik in 1994 misschien wel de eerste looptechno plaat ooit. Ik kan dat altijd draaien, maar ik zou gek worden als ik de afgelopen 24 jaar niks anders had kunnen draaien dan dat.’
Funk is bij uitstek zwarte muziek. Techno oorspronkelijk ook, maar dat vergeten mensen vaak. Vind je dat erg?
‘Dat vergeten mensen absoluut vaak, maar ik vind het niet erg ze eraan te herinneren hoor! Dat is een essentieel onderdeel van musicologie. Ja, ik voel me misschien nog wel meer musicoloog dan dj. Een dj is iemand die je muziek presenteert die hij de moeite waard vindt, in de juiste context, op het juiste moment. Toen ik net begon te draaien lieten Derrick May en Jeff Mills me dingen horen die me echt raakten.’
Als we het over Detroit techno hebben, gaat het vaak over de muziek zelf. Maar is er eigenlijk ook een typische Detroit manier van draaien?
‘Ja, maar dat is meer de electro booty stijl. Als je naar Detroit komt, tref je nog steeds veel dj’s aan die op 145 BPM electro draaien, gemixt met Detroit techno. Het is wel enigszins gerelateerd aan Chicago Footwork. Ik hou er wel van, maar niet te lang. Na een tijdje heb ik genoeg ‘tits’ en ‘ass’ gehoord.’
Hoe kijk je naar de balans tussen de blik vooruit en het bewaken van erfgoed?
‘Tien jaar geleden stond ik daar anders in dan nu. Toen focuste ik veel meer op nieuwe incarnaties van de muziek die mij ooit geïnspireerd had. Ik zou ook niet zoveel funk gedraaid hebben als nu. En dat terwijl ik altijd gezegd heb welke muziek belangrijk voor me was, van Kraftwerk tot Egyptian Lover tot Manuel Gottsching. De afgelopen jaren is daar wel iets in veranderd. Ik draaide twee jaar terug op een Cocoon feest op Ibiza en dacht: ik heb zin om yachtrock te draaien. Mensen waren boos op me! Maar de baas van de club vond het geweldig, en op forums raakten mensen niet uitgepraat over die set. Nu, twee jaar later, heb ik bij Cocoon in Pacha een all-funk set gedraaid.’
Wat is de oudste plaat die je gedraaid hebt op een dansvloer?
‘Oe, iets van Miles Davis denk ik, ‘In A Silent Way’ uit 1969. Om de club op te warmen. Of midden in mijn set als ik behoefte voel om te shockeren. Als ik oude muziek kies moet ik altijd uitkijken dat het niet hetzelfde gevoel oproept dat ik krijg als ik Louis Armstrong hoor. Prachtige muziek, maar nostalgisch, overduidelijk uit een ander tijdperk. Neem bijvoorbeeld een funk-klassieker als ‘More Bounce To The Ounce’ van Zapp, uit de jaren tachtig. Ik hou van die track, maar er zit niet genoeg low end in om hem in de club te kunnen draaien. Het klinkt dun en daarmee oud. Maar bijvoorbeeld ‘Bounce, Rock, Skate, Roll’ kan ik wel draaien, terwijl die plaat ouder is.’
Veel dj’s houden ergens in de jaren 70 op met graven. Kunnen we stellen dat in die tijd de nachtclub zoals we hem nu kennen is uitgevonden, en dat dat de muziek wezenlijk veranderd heeft?
‘Dat klopt ja! Je had in die tijd ook clubmixen en radiomixen. Dat had niet alleen te maken met de lengte van de track, maar ook met de EQ afstelling.’
Zou je zo’n track als ‘More Bounce To The Ounce’ kunnen aanpassen voor de club?
‘Natuurlijk. Maar daar heb ik geen tijd voor. Ik heb al te weinig tijd voor mijn eigen muziek.’
Overal waar je komt word je aangekondigd als een legende, als een grote meneer. Wanneer heb je voor het laatst de zaal leeg gedraaid?
‘Oh man, ik draai al mijn hele leven zalen leeg, dat is part of the game. Als beginnende dj draai je zalen leeg en snap je niet waarom, en langzaam maar zeker leer je ervan. Maar ik zie het niet per se als iets negatiefs als mensen massaal weglopen. Soms zijn mensen niet klaar voor je, of jij niet voor hen. Of je staat op een festival recht tegenover iemand waar iedereen speciaal voor gekomen is. Mijn ego is niet zo groot dat ik daar mee kan zitten. Dj’s die altijd alles doen om de zaal maar vol te houden, gaan vroeg of laat heel hard op hun bek.’
Wie heeft jou de skills geleerd?
‘Ik heb veel gekeken bij vrienden. Ik probeerde het ook wel zelf, maar ik was in eerste instantie muzikant, mijn mix-logica was anders dan die van veel dj’s. De eerste dj waar ik echt goed van kon afkijken was Jeff Mills, en daarna de Dj Crew jongens, zoals Direct Drive, mensen die veel scratchen en platen erin smijten in plaats van mixen. Daarna was ik de protege van Derrick Mills, die een meester van de pitch control is. Hup van -8 naar +8, het kon hem niet schelen en hij deed het razendsnel. Er wordt wel eens gezegd dat de sync button op de CDJ valsspelen is. Wij vonden het vroeger valsspelen als je het BPM van een plaat op de hoes zette, en dan je platenkoffer sorteerde op BPM. Wij deden alles altijd razendsnel en geïmproviseerd, het maakte niet uit hoe ver de tempo’s uit elkaar lagen, je zorgde gewoon dat het werkte.’
Heeft de switch naar digitaal jou een betere dj gemaakt?
‘De overgang naar digitaal was geweldig! Daarvoor ging alles organisch, soms een beetje scheef, maar dan werkte je gewoon harder. Dj’s hielden met andere dingen rekening dan nu. Zo vertelde iemand me ooit hoe dj’s platen kozen omdat Earl Young erop drumde, een drummer die veel speelde voor Philly International en Salsoul Orchestra. Hij was een makkelijk te mixen drummer, kennelijk, een waar je van op aan kon. Je wist wat hij ging doen, wanneer hij versnelde en vertraagde. Toen de digitale techniek doorbrak - met Traktor als ingang - voelde dat voor mij als super logisch. Eindelijk klopte het echt.’
Je draait met vier CDJ’s. Wat doe je ermee?
‘Links 1 is voor acappella’s, bijvoorbeeld Inner City’s ’Good Life’ of Octave One’s ‘Blackwater’, links 2 en rechts 3 zijn voor het algemene mixen, en rechts 4 is om extra energie te genereren. Daar heb ik dingen klaar staan met bijvoorbeeld net een wat zwaardere backbeat.’
Zijn dat dan hele tracks op die vierde CDJ, of ook losse elementen, percussie, bass…?
‘Nee, dat doe ik niet. DJ’s als Luciano en Marco Carola doen dat veel, en het werkt geweldig, maar dat is niet mijn dj-logica.’
Je hebt de techno zien groeien vanaf de start. Je moet ook met open mond hebben staan kijken toen Amerika veel later ineens EDM ging omarmen, en dat daarna ook techno in de slipstream mee naar de massa ging. Hoe heb je dat ervaren?
‘De techno die nu mainstream geworden is, is niet de mijne. Het is ook gewoon een nieuw speelgoedje, zoals The Prodigy en The Chemical Brothers dat eind jaren negentig waren en EDM recent. De techno die het goed doet - van Loco Dice en Adam Beyer - lijkt op EDM: het is heel energiek. Maar het is niet alsof mensen ineens massaal zeggen: wat maakt Kyle Hall toch fantastische muziek. En Ricardo Villalobos zie ik ook niet voor 20.000 mensen draaien op Ultra, Miami.’
Heb jij dat geprobeerd?
‘Op Ultra wel ja. Dat was het jaar dat Avicii die country & western song uitbracht. Het was ok. Mensen snapten me niet echt.’
In welk land kun je de meest uitdagende sets draaien?
‘Zonder twijfel Japan! De Japanners zijn totaal geobsedeerd door muziek. En ze omarmen het dat ik niet alleen techno heb gemaakt, maar ook bijvoorbeeld jazz.’
Hou je ervan om mensen in de dj booth te hebben?
‘Nee hoor, ik hoef niet per se allemaal mafketels om me heen of mooie meiden. Sommige dj’s hebben hun drug dealer achter zich staan, en dan volgen de meisjes automatisch.’
Jij hebt je tequila dealer, toch?
‘Haha, ja. Weet je, die tequila is ook een beetje bedoeld om te checken of de promotor zijn werk serieus neemt. Zeker in de tijd dat ik nog vinyl draaide, was dat heel belangrijk. Als de fried chicken, de twee flessen Bordeaux en de fles Patron Silver Tequila geregeld waren, zou het vast ook goed zitten met mijn naalden. Dan sta je niet ineens in een dj booth die zo wankel is dat je platen overslaan.’
Dat is de klassieke blauwe M&M’s truc.
‘Dat deed ik vroeger ook heel vaak: M&M’s in een bepaalde kleur vragen, en dan een bijzonder aantal. Geen duizend, want niemand gaat duizend M&M’s zitten tellen, maar bijvoorbeeld 39 of 52. Mensen zeggen wel eens: wat loop je nou de beroemde ster-dj uit te hangen, maar daar gaat het helemaal niet om.’
Ben je gestopt met die M&M’s toen je geen vinyl meer draaide?
‘Nee, ik ben gewoon gestopt met M&M’s eten.’
En nu stop je ook al met tequila?!
‘De tequila staat nog steeds op de lijst. Soms heb je dat gewoon even nodig. Ik heb verschillende drankjes voor verschillende moods. Als ik al uitgebreid uit eten geweest ben - aperitief, wijn bij het eten, een grappa na afloop - en ik kom in de club, denk ik: nou, nu gaan we ook door!’
Ik dacht dat je zou gaan zeggen: ‘… dan moet ik echt geen tequila meer drinken, want dan ben ik een dramatische dj’.
‘Haha, nou ja, je hebt het technische aspect van draaien, en je hebt de vibe. Wat ik al zei: ik ben nooit de allerbeste mixer geweest, maar ik kon altijd een set duwen en sleuren om iets te laten gebeuren. En ik kan je vertellen: dat kan prima als je een beetje dronken bent!’