Sinds hiphop veertig jaar geleden voet aan de grond kreeg in Nederland, is het imago van Utrecht als hiphopstad nooit goed uit de verf gekomen. Toch barst de Utrechtse hiphop al dik dertig jaar van de culturele invloed, diversiteit en eigengereidheid – denk aan acts als Urban Dance Squad, Steen, Kyteman, StropStrikkers en Nelcon. Omdat die historische ontwikkeling weerspiegelt wat de stad vandaag de dag aspireert te zijn, is het nu hoog tijd om hiphop een fysieke plek te geven in de cultuurgeschiedenis van de Domstad.

“Waarom doen mensen alsof ze Utca zijn vergeten? Alsof mijn stad niet bestaat!” Anno 2021 is het vijftien jaar geleden dat Stropstrikkers de Nederlandse hiphopscene bestormden met ‘Bedek Je Nek’. De Utrechtse undergroundhit was in 2006 een welkom antidotum voor de poprap waar Ali B, Yes-R, Lange Frans en Baas B hits mee scoorden. ‘Bedek Je Nek’ was meer dan een manifest tegen commerciële rapmuziek. In de hierboven geciteerde openingszinnen van Jae’mel klonk het Ondiep-Overvechts ongenoegen van de drie StropStrikkers door: niemand erkende hun stad Utrecht als hiphopbolwerk. Terwijl Jae’mel, Skafalau en Klaas Vaak toen echt niet de enigen, laat staan de eersten, waren die Utca op de kaart zetten van het Nederlandse hiphoplandschap. 

In de vijftien jaar na ‘Bedek Je Nek’ is de hoeveelheid Domstedelijke hiphopreleases en -acts alleen maar verder toegenomen, net als de culturele invloed van en diversiteit aan stijlen in Utrecht als hiphopstad. De erkenning waar StropStrikkers om gromden bleef echter achter bij die ontwikkelingen. Het is alsof mensen nog altijd doen alsof ze Utca zijn vergeten. Er lijkt de stad en zijn culturele infrastructuur weinig aan gelegen daar verandering in te brengen. 

In het kader van de Maand van de Geschiedenis schreef hiphopverzamelaar Pepijn de Groot dit opiniestuk. Het thema van de Maand van de Geschiedenis 2021 is ‘Aan het werk’. Laat dat leidend zijn voor hoe wij in Utrecht met hiphop-, en popcultuurgeschiedenis in het algemeen, omgaan: er is werk aan de winkel om die actief te koesteren en behouden.

Als hiphopliefhebber uit Utrecht zie ik dat met lede ogen aan. Met bewondering zie ik hoe andere steden hun lokale hiphopcultuur koesteren, stimuleren, etaleren. Met HipHopHuis en Haags HipHop Centrum (H3C) hebben Rotterdam en Den Haag cultuurcentra waar artiesten – die hun strepen hebben verdiend in dans, dj’ing, graffiti en rap – lesgeven in al die elementen van hiphopcultuur. Zwolle leverde onlangs een sterk staaltje stadsmarketing door Opgezwolle te eren met een ‘landmark’. In de Hanzestad kun je ook een audiotour volgen langs de holy grounds van rappers met minder aanzien dan Rico en Sticks. Over de lokale hiphophistorie van Rotterdam bestaat een geschiedenisboek en zelfs de hiphopgeschiedenis van Amersfoort werd vijf jaar geleden al te boek gesteld. Door hiphopkrachten te bundelen, zoals bij genoemde voorbeelden, laat je als stad zien wat je cultureel in je mars hebt. 

Waarom geeft de stad Utrecht niet op zo’n manier ruchtbaarheid aan zijn rijke hiphopheden en -verleden, waarin Urban Dance Squad en 2 Brothers on the 4th Floor schitteren naast DJEZJA en BigBoyShyt? Hoe kan het dat Utrecht geen hiphopcentrum, -boek of -archief (kortom: een hiphopinstituut) heeft dat verleden en heden viert en toekomst kweekt? Vertel me niet dat er, coronamaatregelen daargelaten, in Utca nooit iets gebeurt, want dat is pertinent onwaar. Een veelgehoorde verklaring voor het gegeven dat Utrecht als hiphopstad culturele slagkracht mist, is dat alle vertegenwoordigers actief zijn op eigen eilandjes

Nelcon

De jongens achter hiphopfeest La Cassette brengen op hun feesten ook eilandjes bij elkaar. Met de onregelmatig georganiseerde hiphop-dj-party Mad Izm, De Jam van Nick van Tergouw alias Bon Sjef en de U Rap Open Mic in De Kargadoor telt Utrecht minstens vier hiphopfeesten met een geheel eigen smoelwerk.

Een verdere greep uit de kassa leert dat Utrecht ook een hiphopevenementenorganisatie huisvest: Nietmachine Music van Sander Brouwer alias STEEP. Samen met stadsambassadeur Tom Strik verzorgde Nietmachine onder meer de programmering van het recente HE:LEEN-festival.

Daar komt bij dat Utrecht ook een podcast heeft waarin het reilen en zeilen van de lokale scene wordt besproken. Een van de mensen van UTCAST is Co Rijnierse, die als redacteur van 3voor12 Utrecht ook regelmatig Utrechtse rappers aan het woord laat op dit platform.

Met 030 Netwerk van Triwish Hanoeman alias 3Wish en Holyblad Inc van Bengi heeft Utrecht nog twee platforms die de scene ondersteunen. Alleen, dat Utrechtse Hiphophuis dat de gemeente zou faciliteren voor Habek – voorloper van De Coöperatie en No Man’s Land – is er nooit gekomen. 

Utca als archipel?

Daar valt iets voor te zeggen. In Utrecht maakte nooit één geluid zodanig school dat de hele stad zich erachter schaarde. Raadpleeg de ABCDomstad-playlist maar om te horen hoe sterk Utrechtse hiphop historisch uiteenloopt qua sound. Een ‘hiphopimago’ zoals Rotterdam dat, getuige zijn rapalias Rougherdamn, van oudsher heeft als ruige havenstad ontbreekt in de stad van Nijntje. Wat dat betreft sluiten in Rotterdam stadsgeschiedenis, city marketing en hiphop beter op elkaar aan. Daar is eensluidendheid genoeg om tot frontvorming te komen. 

Utrecht had nooit acts zoals Zwolle Opgezwolle, Amersfoort BRAAF en DAC (respectievelijk ‘Beestachtige Rijmers Aan het Amersfoortse Front’ en ‘De Amersfoortse Coöperatie’) of Amsterdam Osdorp Posse. Dat zijn acts die, soms door hun naam alleen al, naar voren zijn geschoven als rap-representanten van het geluid van de stad. Hooguit kan je Kyteman in dat verband noemen. Ten tijde van The Hermit Sessions (2009) bracht de trompettist-dirigent de eilandjes van U-Town bijeen op het podium. Áls je al wil spreken van een ondubbelzinnig imago van Utrechtse hiphop, dan is diversiteit paradoxaal genoeg de gedeelde noemer. 

Daar zit ook het ‘probleem’ ten aanzien van culturele innesteling: de Utrechtse scene heeft zich nooit als front kunnen of willen presenteren. In de nineties crossoverden Urban Dance Squad en 2 Brothers on the 4th Floor elk totaal een andere kant op, in de noughties gold dat voor Kyteman en Steen en tegenwoordig voor Nelcon en Kruloh. Inderdaad, er is hier gebrek aan eenheid en iedereen opereert op eigen eilandjes. 

Misschien schuilt in die eilandmetafoor juist de kracht van Utrecht als hiphopstad. Hiphop die hier gemaakt wordt, loopt zo uiteen dat het niet voor één gat te vangen is. Toch wordt de strijd om erkenning gevoerd onder dezelfde rood-wit-gevlakte vlag. Utca is zo bezien net Indonesië: eilandjes los van elkaar, verenigd in een archipel. Om als hiphopstad een front te vormen is het niet nodig dat makers artistiek naar elkaar toegroeien ten gunste van een herkenbaar stadsgeluid. Wat wel nodig is, is dat hiphop en zijn lokale geschiedenis worden geaccepteerd als waardevolle uitingen van stadscultuur. Historisch gezien is het belangrijk dat hiphop in Utrecht een fysieke plek krijgt – zoals hiphop dat al wel heeft in andere steden. 

Vertegenwoordigers van de officiële cultuur mogen zich daarover achter de oren krabben. Terwijl Utrecht – zij het op provincieniveau – in 1980 nationaal voorloper was door de belangen van de lokale popcultuur te behartigen met oprichting van koepelorganisatie U-Pop, hebben museale en archivale instellingen die zich horen te ontfermen over stadscultuur anno 2021 amper oog voor Utrechtse popcultuur en -geschiedenis. Wie in de collectie van Het Utrechts Archief zoekt op ‘StropStrikkers’ krijgt één resultaat. Let wel: het gaat hier om een prijswinnende en al jaren actieve hiphopformatie waarvan de leden in hun muziek actief reflecteren op het leven in (buitenwijken van) Utrecht – het gaat om een stadsicoon dus. 

Natuurlijk blijven er altijd mensen die zich herinneren hoe kleurrijk bijvoorbeeld de carrière van de Utrechtse René Philips alias D-Rock was. Met Mellow MC’s maakte Philips, bijgestaan door de toekomstige technogigant Speedy J, hiphouse voordat hij als MC van de Zuilense eurodancegroep 2 Brothers on the 4th Floor wereldhits scoorde. Als baas van CMC Records gaf de Utrechter al muziek uit van Brainpower, E-Life en Postmen voordat majors als [PIAS], Jive en Top Notch zulke rappers ontdekten. Zo kan ik Utrechtse hiphophistorie blijven oplepelen, maar wie bewaart en bewaakt die voor later als officiële instanties dat nalaten? 

StropStrikkers

Voorbij het hiphophobbyboek

Wie nog niet was afgehaakt, kan nu denken: “Geinige trivia, maar wat is het belang van zulke geschiedenis voorbij het hiphophobbyboek? Wie is gebaat bij erkenning, in welke vorm dan ook, van Utca als hiphopstad en waarom zou dat een officieel karakter moeten hebben?” Erkenning van bovenaf voor een cultuurvorm die grotendeels van onderaf is opgebouwd geeft de stad en zijn populatie waarde die verder reikt dan hiphop zelf. Het hoeft niet half TivoliVredenburg te beslaan, als hiphop in Utrecht maar een eigen, fysieke plek krijgt waar zijn geschiedenis is gewaarborgd, opdat de toekomst een geheugen heeft om op terug te vallen. Of dat nou in het depot van Centraal Museum, ingekaft op een plank van de bibliotheek op de Neude of in een zaaltje van Cultuurhuis Kanaleneiland is, doet er nu minder toe. 

Beleidsmatig zou officiële erkenning van hiphop en zijn belang voor de stad een maatregel zijn tegen de gentrificatie die menig Utrechter ducht. Anders dan predicaten als Culturele Hoofdstad en City of Literature zal de status van hiphopstad niet leiden tot een toestroom van toeristen of stijgende WOZ-waarden. Die status sluit des te meer aan bij ‘het merk Utrecht’ zoals dat door city marketeers is opgesteld. Het bureau dat zich sinds 2017 ontfermt over stadsmarketing ziet ‘verbindend, innovatief en persoonlijk’ als merkwaarden van de Domstad en ‘gezond, duurzaam en inclusief’ als aspiraties. Geeft een instituut waar de diverse en eigengereide hiphopgeschiedenis van Utrecht bijeenkomt, wordt geëerd en vakkundig wordt doorgegeven aan nieuwe generaties, daar niet optimaal uitdrukking aan? 

Kyteman

Bij hiphoppers gaat het meer dan eens om mensen – jochies en wijffies, zo je wil – die artistiek reflecteren op hun (marginale) rol in Utrecht, een stad die momenteel een beladen transformatie doormaakt. Hiphoppers zijn de authentiekste, loyaalste stadsambassadeurs die, ongeacht het succes van de stad in de Lonely Planet, beelden schetsen van Utrecht die je van geen ander krijgt voorgeschoteld. Als je daar de relevantie van erkent, mag je daar gerust iets voor terugvragen. Met een eigen instituut in het culturele weefsel van Utrecht voelen artiesten zich allicht nog verantwoordelijker om uiting te geven aan sentimenten die in gevestigde kringen, waar beleidsplannen worden gemaakt en lijnen uitgezet, snel over het hoofd worden gezien. 

Met het erkennen van Utrecht als hiphopstad valt, voor zowel vroeger als nu als straks, winst te behalen. Er is werk aan de winkel voor vertegenwoordigers van de officiële cultuur. En de hiphoppers van Utca? Die blijven hun stad toch wel uitdragen. J.A.E., die als StropStrikker in 2006 al gromde om erkenning voor Utca, rapt op zijn voorlaatste project uit 2021: “Waar ik ook ben of ik naartoe ga / Op elke straat represent ik Utca / Maakt me niet uit of je het wel of niet toestaat / Overal represent ik Utca!” Aan de toewijding van de scene zal het niet liggen.