Kapot was hij de dag na zijn boekrelease. Rico bracht zijn kinderen naar school, ging even liggen en werd wakker om één uur. ‘Het heeft er kennelijk toch ingehakt’, lacht hij. Dat is niet zo gek, want het is nogal een boek, Mijn Eigen Wereld, de persoonlijke biografie van Phreako Rico, een derde van Opgezwolle, lid van de Fakkelbrigade, solo-artiest en verslaafde. Want ja, dat loopt als een rode draad door zijn leven, zijn werk en nu dus ook door de biografie die hij maakte met Job Hulsman. Helemaal nieuws was dat niet. In 2017 had Rico een coming out en vertelde hij voor het eerst dat hij al jaren kampte met problemen. Amfetamine en alcohol waren zijn grootste plaaggeesten, maar eigenlijk was hij gevoelig voor alles waarmee hij zijn geest kon manipuleren.
Wie dacht dat hij die verslaving met het op tafel leggen van die problemen achter zich kon laten, komt bedrogen uit, blijkt al op de eerste pagina van het nieuwe boek, waar we Rico direct al in een afkickkliniek treffen. Zeven keer was dat nodig in de laatste twintig jaar. Het zal ongetwijfeld ter sprake komen als de A La Carte menukaart op tafel komt, want zoals die problemen steeds weer opduiken in zijn leven, liggen ze Rico ook op de tong. ‘Het is wel leuk om het zo druk te hebben als nu’, zegt hij. ‘Ik ben blij dat er programma is. Dat heb ik niet altijd, en dan ga ik op non-actief, dan wacht ik af tot de klussen naar mij toe komen. Dat kan zo twee, drie maanden opleveren die te rustig zijn. En dat is niet goed voor mij, want verveling is ook een trigger. Dan denk ik: ik doe toch niks, ik kan morgen ook niks doen. Dus ik probeer mezelf actief te houden. Dus het is goed dat je er bent.
Rico is rapper, vader, theatermaker, jongerencoach, verslaafde – en nu ook het onderwerp van een rauwe biografie. In Mijn Eigen Wereld, geschreven door Job Hulsman, kijkt hij zonder omwegen terug op twintig jaar worstelen met verslaving: 'Ik zal altijd leven met een verslaving, maar het is onder controle te krijgen als je er hard voor werkt.' In A La Carte vertelt hij openhartig over afkickklinieken, zijn liefde voor Fruitella, yoga-ongemakken en poseren als naaktmodel. 'Het begon als een try-before-you-die-ding. En nu word ik er gek genoeg rustig van.'
. Bekijk de kaart
Aperitief: Ben je een ontbijter?
‘Ik ben zeker een ontbijter. Ik heb een snelle stofwisseling, waardoor ik ’s ochtends altijd honger heb. Ik word wakker en moet eerst zes boterhammen eten, soms nog een bakje kwark erbij. Ik heb ook niet de neiging om dik te worden. Net als mij pa, die heeft wel een dikke pens maar verder is ie dun. Dat is een voordeel, maar het nadeel is dat ik heel veel snoep.’
Vooral Fruitella’s toch? Daar rap je regelmatig over, al sinds Eigen Wereld.
‘Ja, die heb ik standaard bij me. Kijk maar.’
Hij pakt een klein zwart tasje en pakt een half rolletje tevoorschijn.
‘Bij de boekrelease kreeg ik zeker tien, vijftien rolletjes. De journalist die me gisteren kwam interviewen nam er eentje mee. Ik heb wel eens gedacht: ik moet die lui bellen voor een deal. Er zijn tijden dat ik vier rollen per dag eet, al zijn het vooral de roze die me trekken. De groene vind ik niet zo lekker, dat is appel. Ik vind ze gewoon lekker, je kan ze snel eten, maar er ook lang op zuigen. Het enige dat irritant is: de papiertjes. Als je bij mij thuis gaat kijken vind je misschien wel vijftig van die wikkeltjes. Op het eerste gezicht zie je ze niet, maar ze vallen altijd ergens achter. Je lacht, maar het is rampzalig, en de kinderen zien ze natuurlijk ook.’
Hoe kwam je erachter dat je een snelle stofwisseling hebt?
‘Dat weet ik niet precies, ik had het gewoon. Ik was vroeger een atletische jongen, ik had er ook aanleg voor. Hoogspringen, verspringen, sprint. Ik had een goed lichaam om te presteren. Ik sta nog steeds met een paar records in de top tien van mijn atletiekvereniging, prestaties uit 1988 zeg maar. Dat vind ik toch mooi. Ik heb ook aan de Nederlandse kampioenschappen meegedaan. Daar werd ik dan wel negende van de tien, maar het was toch bijzonder dat ik daaraan mee mocht doen. Maar goed, op een gegeven moment merk je dat mensen die je al heel lang kent toch de neiging hebben om dik te worden. Ik heb dat niet, hoe veel ik ook snoep.’
Amuse: Wat is je gekste bijbaan?
‘Het is niet echt een bijbaan, meer een hobby, maar ik ben naaktmodel. Dat deed ik eerst op vrijgezellenfeesten. Dan was een groep vriendinnen lekker met houtskool aan het tekenen en dan kwam ik binnen in een lange badjas, die ik dan liet vallen. Vervolgens moest ik twee uur poseren om getekend te worden. Daar ben ik mee gestopt, ik doe het nu op de kunstacademie. Het begon als een soort try-before-you-die ding, durf ik me letterlijk bloot te geven voor een groep mensen. Mijn vriendin vond het best. De eerste keer vond ik het doodeng, ik was bloednerveus. Maar na afloop had ik zoiets: hé, dat was eigenlijk best wel leuk. Ik kreeg er zelfvertrouwen van, ben tevreden over mijn lichaam, en stiekem kreeg ik ook wel een kick van de ongemakkelijkheid van de dames.’
Een vrijgezellenfeest lijkt me totaal anders dan de kunstacademie. Bij de eerste hangt toch een soort ondeugende spanning. Nog één keer lekker gek de bloemetjes buiten zetten.
‘Ja, en de kunstacademie is juist bloedserieus. Daar zijn mensen gefocust aan het tekenen, zonder een woord te zeggen. De vrijgezellen stellen je nog wel eens een vraag: hoe oud ben je, doe je dit vaker, krijg je er veel geld voor? Nou, helemaal niet dus, ik kreeg vijftig euro voor twee uur poseren. Dus daar doe ik het niet voor. Ik wil ook niet dat mensen denken dat ik uit de kleren ga voor het geld. Nee, het is de kick, en ik word er gek genoeg rustig van. Het is een moment van rust voor mij. Al komt het ook wel eens voor dat ik daar zit en denk: wat doe ik hier eigenlijk? Een enkele keer herkent iemand me. Dat is die jongen van Opgezwolle. Dat vind ik dan niet leuk. Ik wil het helemaal los van elkaar zien.’
‘Vroeger ging ik regelmatig naar de sauna, maar mijn huidige vriendin vindt dat niet leuk. Ik doe dat niet alleen, want dan voel ik me te zwart, te man, te alleen. Ik had dat ook met yoga. Een jaar geleden ging ik daar voor het eerst heen, gewoon in mijn sportschool. Ik zal het nooit vergeten: ik kom daar binnen, leg mijn matje neer. Zegt de vrouw naast me: zou je misschien aan de andere kant van de zaal willen gaan liggen? Ik schrok. Ok, misschien lag ik in haar aura ofzo? Dus ik loop naar de andere kant van de zaal, leg mijn matje neer, zegt een andere vrouw: kun je je matje iets verder schuiven? Ik dacht: wauw. Stond op het punt mijn spullen te pakken en weg te gaan. Ik voelde me heel kut, maar ik ben blijven liggen. De week erop was de drempel heel hoog maar ben ik wel gegaan. Ik ben helemaal vooraan gaan liggen, zo dicht mogelijk bij de coach, zodat niemand zich bekeken voelt. Ik weet niet of je wel eens yoga hebt gedaan, maar al die poses zijn natuurlijk best wel lichamelijk. Ik kan me ergens wel voorstellen dat je als vrouw denkt: ligt ie me nou in mijn hol te kijken? Ik ben blij dat ik doorgezet heb, want yoga maakt me heel rustig.’
Voorgerecht: Vind je het fijn om ongrijpbaar genoemd te worden?
‘Dat vond ik vroeger heel fijn ja, maar nu ik een open boek geworden ben, is het niet echt meer zo. Destijds vond ik het nooit erg, maar ik vond het wel irritant als mensen zeiden: hij lult maar wat. Alsof ik zomaar wat woorden achter elkaar zette. Aan de andere kant: als mensen me vroegen wat ik bedoelde met een tekst wilde ik het ook nooit uitleggen. Het komt doordat ik al jaren met die verslaving kamp, en als Rico zijnde praat ik over mijn leven. De leuke dingen, de minder leuke dingen. Maar als je dan het beestje bij zijn naam noemt krijg je zo’n zware tekst of lijkt het alsof ik het verheerlijk. Ik heb een leuke en originele manier gevonden om het er toch over te hebben. Ik kan wel zeggen dat het in bijna elke verse die ik heb geschreven zit, maar veel mensen halen die referenties er niet uit.’
Rappers hebben het natuurlijk sowieso best vaak over drank of drugs. Je moet goed luisteren om te horen dat het bij jou verder ging, maar als je dat doet hoor je het met terugwerkende kracht wel degelijk. Maar voor je het weet is het ook weer weg omdat er een nieuwe associatie in je woorden opduikt.
‘Ja, een voorbeeld van zo’n referentie die ik zelf mooi vind is: ‘Wie had gedacht dat er zoveel zeehondjes zo genadeloos hard worden geklapt voor hun vacht.’ Op zich ben ik een dierenvriend, maar klappen is Zwols voor drugs gebruiken, en zeehondjes zijn ‘sealtjes’, pakketjes met een zeehondje erop, waar het middel in zat dat ik nuttigde. Zo’n zin is niet makkelijk te kraken. De volgende zin is veel duidelijker: ‘Als een doorklapgabber strak in de stad van de snats. Op een gegeven moment, met het album IZM, ben ik helemaal van die manier van schrijven afgestapt. Daarin vertel ik hoe het zat, hoe ik een liter wodka per dag dronk, elke dag. Die oude stijl is veel toffer.’
Maar dat was het moment dat je er niet meer omheen wilde draaien?
‘Ja, het was mijn coming out, ik wilde op dat moment een open boek zijn.’
Ik merk dat ik op de een of andere manier toen je zo’n open boek was in 2017 dacht: dat ligt achter hem. Maar als je de eerste bladzijde van dit boek open slaat weet je dat dat niet zo is, dat dit altijd bij je zal blijven.
‘Ik zal altijd leven met een verslaving ja, maar is wel onder controle te krijgen als je er hard voor werkt. Het is echt zwaar. Veel mensen kennen dit alleen met een zak snoep waarvan ze weten dat het slecht voor ze is. Je weet dat je er niet aan moet beginnen, maar als je eenmaal begint ga je door tot de zak leeg is. En dan concludeer je dat het niet zo lekker was als je in je hoofd had.’
Hoort jouw Fruitella-verslaving in het grotere plaatje?
‘Ja, in feite is het precies hetzelfde, er komen ook stofjes van vrij in je hoofd, alleen verruimt het je geest niet. Ik kom ook elke keer bij de kliniek aan met een hele hoop rollen snoep in mijn tas. Als ik moet ontwennen is mijn snoep het enige wat ik nog heb, snoep en roken. Na één week mag je dan met een groepje ontwenningscliënten naar een tankstation om nieuwe te halen. Dat voelt toch een beetje alsof je met de stichting op pad bent. Er is altijd wel wat aan de hand, altijd wel iemand met ontwenningsverschijnselen die niet kan lopen en in een rolstoel zit. Heroine is heel heftig, alcohol, GHB. De keren dat ik opgenomen werd met amfetamine kreeg ik als enige geen medicatie ‘s avonds. Dan was ik altijd jaloers op de mensen die pammetjes kregen om de nacht door te komen. Ik kreeg helemaal niks. Amfetamine is alleen geestelijk verslavend. Ik herinner me dat ik de alcoholisten moest helpen broodjes te smeren, omdat hun handen te erg trilden.’
Heb jij ook wel eens zo zitten shaken van de drank?
‘Nee, dat niet. Zelfs toen ik een liter wodka per dag dronk. Het is helemaal niet tof om zo te zeggen, maar ik denk dat je het niet aan me zou zien. Ik sprak niet met dubbele tong, ik was niet afwezig, hooguit een beetje druk. En dat is heel erg, want een liter wodka is heel erg veel. Ik begon altijd pas na het avondeten, en overal waar ik ging nam ik het mee in Spa-flesjes. Ik dronk het alleen puur, dus ik was gewoon Rico met zijn waterflesje. Ik dronk op het werk, op het podium, in de auto, ik hield altijd genoeg afstand dat mensen het niet aan me roken, altijd smintjes op zak. Maar het was wel een bitch.’
Tussengerecht: Van welke gedachte schrik je weleens wakker?
‘Dat zijn twee gedachten, die gekoppeld zijn aan elkaar. Ik heb het boek natuurlijk gelezen voor het uitkwam, en dan heb ik het gevoel dat het andermans verhaal is, dat het niet over mij gaat. Soms besef ik ineens dat het zo erg is. Als ik dan terug lees over die keer dat ik moest projectielbraken. Dat is braken zoals je dat in films ziet, in een straal rechtdoor. Met een enorme kracht, het zat overal, tot op het plafond. De volgende dag vertelde ik het aan iemand van de verpleging, en die zei: ik weet het, ik heb het voor je opgeruimd. Dan denk ik: tering, is dit aan de hand door mijn gebruik? En de conclusie is: ja.’
‘De tweede gedachte waar ik van schrik is wat het met mijn kinderen doet. In een kliniek in Zuid-Afrika had ik een counselor die keihard voor me was. Die pelde me helemaal af en tolereerde geen bullshit. Ik ben echt een paar keer enorm kwaad op haar geweest. Ja maar, laat me nou eens uitpraten. Ik ben toch een goede vader? Ik ben er toch voor ze? Ik breng ze naar school, breng tijd met ze door. Mijn vriendin en ik doen het ongeveer fifty fifty. Maar toen zei ze: maar ben je ook emotioneel betrokken bij ze? Dan zou ik liegen, want in gebruik ben je afgevlakt. Als je ‘s avonds hebt gebruikt trek je dat door naar de ochtend, het zit nog in je systeem. Een man die ik ontmoette bij de meetings maakte een mooie koppeling. Hij zei: ik was een goede vader, maar geen papa. Ik denk ook aan hoe het met de jongens zal gaan nu ze ouder worden. Treden ze in mijn voetsporen? Keren ze zich er juist vanaf? Zit die verslavingsgevoeligheid ook bij hen in de genen?’
‘Wat ik ze meteen duidelijk wil maken: kom naar ons toe om het te delen, wij veroordelen niet. Ik had dat niet vroeger, ik wilde nooit thuis zijn als puber. Ik moest thuis warm eten, maar verder zat ik op mijn kamer of in de coffeeshop. Praten over gevoelens deden we niet, over de liefde, over vrouwen, laat staan over drank en drugs. Het was niet moeilijk het geheim te houden.’
Zijn je kinderen een motivatie om in herstel te blijven?
‘Ze zijn zeker een motivator, maar kennelijk niet genoeg. Bij mijn meetings krijgen sommige mensen het ene muntje na het andere, drie maanden, negen maanden, een jaar, drie jaar. Ik ga daar nu vijf jaar heen, en zag bijvoorbeeld een vrouw binnen komen die heel erg boos was, boos op alles. Nu haalt ze doodkalm haar vier-jaar-munt op. Dan heb ik dubbele gevoelens, ja. Ik ben trots op haar, maar ik ben ook jaloers. Als ik vanaf de eerste meeting clean was geweest zat ik nu op vijf jaar, maar dat is dus niet aan de hand.’
Hoofdgerecht: Hoe ver ken jij je stamboom?
‘Helaas ken ik de kant van mijn vader, de McDougals, niet zo goed. Dat is nog wel een missie voor mij om uit te zoeken, met een camera erbij ofzo. Mijn moeders kant ken ik vrij ver. Ze heet Van Assen, en het grappige is, de verste die ik heb kunnen traceren komt uit Assendorp, Zwolle, zestienhonderdnogwat. Veel mensen in die wijk noemden zich Van Assendorp, maar mijn voorvader haalde dat dorp eraf. Het ligt in de buurt van de Sassenpoort, dus de kans is aanwezig dat ze welgesteld waren. Maar in de archieven zeiden ze dat het moeilijk te achterhalen is in welk huis die familie precies woonde.’
‘Ook wel een mooi verhaal: ik vertelde dit verhaal in het archief aan een man die daar werkte, een oudere heer, ik denk zo’n beetje rond de pensioenleeftijd. Die man keek me aan en begon te huilen. Ik dacht: heb ik iets verkeerds gezegd? Wat bleek, die man zijn zoon was een paar maanden daarvoor overleden door een verkeersongeluk. Die jongen was groot Opgezwolle fan, vertelde die man, en daardoor betekende mijn muziek nu ook veel voor hem. Hij was enorm emotioneel. Ik geloof niet dat dit soort dingen toeval zijn. Het gegeven dat mijn voorouders net als ik ooit naar Zwolle gekomen zijn, dat ik zogezegd Zwolle op de kaart heb gezet, dat is gewoon voorbestemd.’
‘Maar de McDougal kant, dat wil ik dus nog uitzoeken. Mc is natuurlijk Schots. Mijn voorouders waren slaven, vermoedelijk van een Schotse eigenaar, denk ik dan. Iemand kwam een keer met een theorie dat op Trinidad, waar mijn vader vandaan komt, een leger gestationeerd was. Het bizarre is: McDougal betekent letterlijk iets als ‘zoon van een donkere vreemdeling’. Dat maakt het nog interessanter om uit te zoeken. Maar mijn vader interesseert het niet zo. Hij was hier nog wel in september. Hij woont al heel lang op Aruba. Hij belde en zei: van je tante moest ik vragen of ik mocht langskomen, ik wilde je eigenlijk verrassen. Hij heeft nog een sleutel van mijn huis, dus dan zou hij zomaar in de woonkamer zitten. Ik zeg: oh mijn God, ik zou me dood geschrokken zijn.’
Kaas: Hoe is het om je levensverhaal in een boek te lezen?
‘Het zou eigenlijk een muziekbiografie geworden, maar uiteindelijk heeft de verslaving 60% van de ruimte ingenomen. Maar het muziekverhaal zit er ook in en dat is heel leuk. Je ziet hoe ik van jongs af aan bezeten was, hoe ik voor het eerst hiphop hoorde en wist: dat wil ik ook doen. Hoe we oefenden met twee cassettespelers, een met de beat aan, een om op te nemen. Ik begon met een vriend van me die echt niet kon rappen, hij kreeg het maar niet voor elkaar. Een boer was hij, hij woonde op een boerderij met dieren en land, we gingen er vaak spelen. Je leest hoe ik hiphop eerst als iets persoonlijks zag, iets wat ik niet deelde. Tot ik iemand tegenkwam die ook van De La Soul en A Tribe Called Quest hield. Vanaf mijn vijftiende wist ik dat ik iets wilde doen met muziek en met jongeren. Je zou kunnen zeggen dat Opgezwolle daar tussendoor kwam, want ik werk nu met muziek en jongeren hier in Zwolle in de Fakkelteit. Maar inderdaad, ik ontmoette Sticks en Delic.’
Kun je nog scherp voor de geest halen wat er allemaal gebeurde in pak hem beet 2004?
‘Nee, het is een soort blur. Elke dag shows, studio, show, studio. De highlights kan ik wel terughalen, maar de rest loopt allemaal door elkaar. Sticks en Delic hebben dat ook hoor. Ik denk wel dat het mogelijk is, maar dan had ik meer in het moment moeten leven. Door yoga weet ik beter hoe dat moet, maar daar was ik toen niet mee bezig. Maar dat is niet erg, je beseft pas later wat een luxe positie we hadden. Al onze shows verkochten uit. Toen ik voor het eerst solo tourde en de zalen half leeg waren, of half vol, dacht ik: waar is iedereen? Dan komt het besef: shit, het was wel echt een mooie tijd. Altijd kleedkamers vol mensen, nooit rust. Als Sticks nu tourt komt er niemand de kleedkamer in, misschien drie mensen. Ach ja, we worden ouder he. Maar weet je, het mooiste komt nog, dat is echt zo. Oh, die heeft Sticks al geclaimd.’
Dessert: Wat is het mooiste moment in je leven?
‘Dat is honderd procent zeker de geboorte van mijn oudste zoon, Mack. Dat is zoiets, ik probeer het weleens aan iemand uit te leggen, maar je kunt het niet in woorden vatten.’
Je hebt er ook nooit over geschreven, toch? Je kinderen komen wel af en toe langs in teksten.
‘Ik stond laatst in een blad over vaderschap, met foto’s en alles erbij. Maar de geboorte, je ziet ineens iets van vlees en bloed dat op jou lijkt, ook al is hij spierwit en ik zwart. Ik heb ooit een keer in het ziekenhuis gezeten, en toen hoorde ik een vrouw tegen haar man zeggen: die is er niet één van hem hoor. Alsof ik een of andere oppas was. Ik stond op het punt er iets van te zeggen, maar ik ben achteraf blij dat ik dat niet gedaan heb. Het is hun probleem, niet het mijne.’
Als er één moment is dat je gedwongen wordt in het nu te leven is het de geboorte van je kind. Tegelijk is het een natuurlijke high die je in een waas beleeft.
‘Precies. Ineens besef je het doel van het leven. Ik wist meteen: ik ga jou nooit in de steek laten. En dat heb ik van huis uit niet meegekregen. Genegenheid ook niet, en ik kwam er pas later achter dat ik dat gemist had. Als iemand mij een hug gaf, stond ik te trillen van ongemak, toen ik een jaar of 25 was. Daar kon ik gewoon niet mee omgaan, inmiddels heb ik het geleerd. Onze oudste heeft tot zijn zevende bij ons in bed gelegen. Misschien iets te lang, maar alles voor de bonding.'
Het boek Mijn Eigen Wereld van Rico McDougal en Job Hulsman ligt nu in de winkel.