‘Dat is absoluut de Efteling. Ik heb best wel een attractieparken-streak gehad de afgelopen tijd. Ik ben én naar de Efteling, én naar Disneyland geweest, da’s mijn nummer 2. Maar de Efteling heeft voor mij iets heel erg gezelligs en kneuterigs. En het is ook wel een soort jeugd sentiment. Ik ga ieder jaar, al mijn hele leven.’
Hoe oud was je, de eerste keer dat je ging?
‘Ik weet dat mijn moeder, een paar dagen voordat ze van mij ging bevallen, nog is geweest. Met mij in haar buik. Ik heb een broertje die is overleden, op vierjarige leeftijd. Hij was dol op de Efteling. Ik denk dat mijn ouders er heel veel voor over hadden om het leven nog eventjes leuk voor hem te maken. Dus is mijn moeder hoogzwanger naar de Efteling gegaan. Sindsdien gaan we op zijn verjaardag, of op de dag dat hij is overleden, met zijn allen naar het park, bij wijze van traditie.’
Wisten je ouders toen al dat hij zou overlijden?
‘Nou ja, de kans was wel groot. Hij was toen gewoon al best wel ziek. Hij had leukemie, maar met mijn geboorte was er nog wel een kans dat ik het bloed van de navelstreng aan hem kon doneren. Een stamceltransplantatie. Dat was zo’n beetje de laatste optie, maar dat was geen match.’
Wat ontzettend verdrietig.
‘Ja, het is het allerverdrietigste dat in het leven van mijn ouders is gebeurd. Maar die dag zelf is niet verdrietig, we proberen er gewoon iets leuks van te maken. Mijn ouders hebben hem altijd onderdeel van het gezin gemaakt, ik heb altijd wel een broer gehad. Een zus, én een broer.’
Hoe staan jullie hierbij stil wanneer je in de Efteling bent?
‘In het Volk van Laaf liggen de stapstenen, een vijver waarin je over die stenen naar de overkant kunt springen. Een kind kan juist in de kleine dingen tussen de attracties in heel veel plezier vinden. Dus we gaan daar altijd even naartoe. Ja, het liedje ’23 mei’ gaat hierover, dan is hij jarig.’
Het liedje klinkt alsof je nog iets te verwerken had. Je zingt: 'Ik begin me te beseffen dat we winnen / Alleen als we niet verdringen'.
‘Ik heb dat liedje best wel lang geleden geschreven. Op dat moment dacht ik: “Ik wil gewoon een keer benoemen hoe oneerlijk het soms voelt dat-ie er niet meer is.” En ook hoe gek het is dat die dag nooit meer van hem zal zijn. Het is zijn verjaardag, maar híj kan het niet meer vieren. Wat ik ook een belangrijke zin vind in het liedje: ‘Dat het kut is en oneerlijk / maar het leven is ook heerlijk’. Het heeft me ook wel wat gebracht of zo, dat mijn familie hier zo mee is omgegaan, dat neem ik mee in het leven. Dat je iets verschrikkelijk ergs kan meemaken, en… dat de wereld nog steeds een warme plek kan zijn. Gelukkig maar. Gelukkig is mijn ouders dat gelukt.’