Vandaag verschijnt het geweldige tweede album Still Willing van Personal Trainer, de alsmaar grilligere gitaarband van Willem Smit. Het is hun eerste via Brits label Bella Union, ze zitten middenin een fikse tour langs grote Engelse festivals en tussendoor komen ze effe naar huis voor Lowlands. Tijd dus voor een A La Carte-diner met Smit: wij stellen een menukaart vol vragen samen, hij kiest de vragen die hem het lekkerst lijken.

. Bekijk de kaart

A La Carte met Personal Trainer 1

A La Carte met Personal Trainer 2

A La Carte met Personal Trainer 3

Aperitief: Leuk weekend gehad?

‘We zijn nu op tour richting onze plaatrelease komende week in Londen, en hebben een heel leuk weekend gehad. We hadden drie festivals in Engeland en gingen voor het eerst een hoop materiaal van de nieuwe plaat uitproberen. Op de vorige plaat stonden veel liedjes waar je, als je de eerste 20 seconden leuk vond, de tweede helft ook wel ziet zitten. Hier gaat het meer van de hak op de tak. Ik was er een beetje huiverig voor, het is fijn om te merken dat ze met open armen werden ontvangen.’

Amuse: Wie is de belangrijkste persoon met wie je het afgelopen jaar hebt gewerkt?

‘Casper [van der Lans], met wie ik ook de eerste plaat heb gemaakt. Ik maak thuis demo’s of een soort skeletten van nummers, dan ga ik daarna met Casper dingen aanvullen, dingen weghalen of juist toevoegen totdat het af voelt in de context van de plaat. Aanvankelijk wilde ik de plaat niet met Casper maken, ik wilde iets níéúws proberen. Maar we hebben door de eerste plaat zo goed met elkaar leren communiceren, er is zo’n vertrouwen, dat wilde ik nog eens zo doen.’

Is het opnameproces voor jou ontspannen, of ben je veel gefrustreerd?
‘Een beetje van beide. Ik vind het heel lekker hoe we het live doen: er zijn zeven mensen op het podium die iets doen, je kan dat niet helemaal controleren. Een bevrijdend gevoel. Maar op plaat? Elke keuze die je maakt, leg je vast. Dan kan ik heel miereneukerig zijn of me ergeren aan dingen die niet klinken zoals zou moeten.’

Het album begint meteen al vrij intens: op openingsnummer ‘Upper Ferntree Gully’ klinken een soort keiharde blastbeats?!
‘Ik wilde dat de plaat heel overdreven zou beginnen, met een bijna irritant nummer dat de hele tijd alle kanten op vliegt. Er zit een paar keer een crescendo in dat nummer, daar wilde ik nog een stapje bovenop doen. Zo ben ik elk stukje van het nummer los gaan benaderen, in een eigen project, om ze zo ver mogelijk uit elkaar te trekken. De drumgeluiden heb ik opgeknipt om het zo in-your-face mogelijk te krijgen.’

Dat is niet per se een hele commerciële keuze. Jullie brengen het album uit via het grote Bella Union, het label van Cocteau Twins-bassist Simon Raymonde. Is hij erg betrokken?
‘Ja, hij heeft ons denk ik wel vijftien keer zien optreden. Hij staat nog steeds elke keer op de derde rij, en komt achteraf dan vertellen dat de piano in het ene liedje nu net meer zó klonk, en dat dat goed werkte. Op SXSW heeft hij ook zo’n beetje elke show van ons gezien, hij kwam elke dag een of twee keer kijken en stond dan vooraan.’ Grinnik. ‘Hij had ons ook wel overtuigd als hij IN TOTAAL twee keer was komen kijken. Heel cool dat iemand zodanig interesse heeft.’

Hij stuurde ons bij 3voor12 ook een persoonlijk mailtje om jullie aan te prijzen, en tussendoor namedropte hij nog effe dat hij ook in de legendarische band Cocteau Twins zat.
Lachend: ‘Ja! Heel erg Simon-achtig, heel on-Hollands ook. Hij gunt het ons heel erg, en vindt het niet erg om zijn status erbij te gebruiken om ons verder te helpen. We zijn ook wel eens bij hem thuis uitgenodigd voor een lunch met andere bands, dan heeft-ie heel veel verhalen, over Patti Smith, over de Pixies. Heel mooi.’

Personal Trainer (Willem tweede van rechts met het lichte shirt)

Voorgerecht: Wanneer ben jij niet te genieten?

‘Ik woon samen met mijn vriendin [muzikant Pip Blom]. We zijn allebei heel veel op tour, en als ik weg ben, dan vergeet ik nog wel eens dat zij bestaat. Misschien een beetje een saai antwoord, en mild naar mezelf?’

Je bedoelt: je bent egocentrisch?
‘Ja, wel als het muziek maken gaat… en misschien überhaupt wel. Ik vind het sowieso wel moeilijk om mijn hoofd bij andere dingen te houden als ik bezig ben. Ik heb dan een soort hyperfocus, een soort aandachtsprobleempje. Dat zou ik wel willen veranderen, ik baal achteraf heel erg. “Kut, hou dat nou eens in de gaten!”’

Levert dat wel eens ruzie op?
‘Ja. Communicatie is sowieso lastig als je allebei op tour bent, je moet constant bezig zijn met elkaars schema, telefoontjes inplannen, dat soort dingen. Als ik eerlijk ben: ik kan gewoon niks van me laten horen. Op tour is er eigenlijk niks constant behalve dat er elke dag bier in de koelkast staat, dat kan óók zorgen voor verslapte aandacht. Als je dat een maand lang doet is dat gewoon… ja… dat kan lastig werken in de communicatie.’

Pip vertelde in deze interview-serie dat ze juist héél erg bezig is met waar je bent, wat je aan het doen bent, dat ze geneigd is elke dag berichtjes te sturen. En dan is er dus radiostilte van jouw kant?
‘Ja… eigenlijk wel.’

Tussengerecht: Hoe ambitieus ben je?

‘Ik was verbaasd over de eerste plaat, hoe mensen daarop aansloegen. Sindsdien is het [leven als muzikant] een realistisch toekomstbeeld geworden, het is mijn ambitie om dit zo lang mogelijk te blijven doen. Vroeger was ik alleen maar bezig met liedjes maken. De hele tijd, elke dag liedjes maken. Dat was ALLES wat me uitmaakte. Ik zat in bands, we gingen repeteren zonder duidelijke ambities. We hadden dan een manager die het verder allemaal mocht uitzoeken. Toen leerde ik Pip kennen, en die was zo van: “Maar ik wil dit kunnen blíjven doen.” En daar hoorde ook allerlei regelwerk bij. Eh, maar dat is toch helemaal niet leuk? “Nee, maar toch doe ik het.” Ik was daardoor uit het veld geslagen: wow, je hebt helemaal gelijk. Toen ben ik het veel serieuzer gaan nemen.’

Er zijn natuurlijk niet veel Nederlandse bands in je straatje die ervan kunnen leven. Het is echt keihard werken.
‘Ja. Een van mijn grootste voorbeelden was in eerste instantie Mozes and the Firstborn. Die gingen opeens naar het buitenland, ze waren helemaal niet zo bezig met wat er in Nederland haalbaar was en zaten opeens in een rijtje met allemaal Amerikaanse acts die ik gaaf vond. Dat kán dus.’

Was je in shock toen zij ermee stopten, omdat ze geen cent verdienden aan die internationale tours?
‘Niet echt in shock. Al sinds mijn veertiende zit ik in kleedkamers met andere muzikanten die soms heel verzuurd klonken, omdat het niet was gelukt zoals ze dat wilden. Voor mij is het vooral belangrijk om níét zuur te worden, niet te gaan balen als ik die spot op dat festival niet heb, niet zoveel aandacht krijg als een andere band. Op dit moment hebben we hartstikke veel geluk met de band, het groeit best wel gestaag door. Maar misschien flopt de tweede plaat wel volledig, en vindt iedereen het stom. Ook dan weet ik zeker dat ik nog wel een plaat ga maken, en nog wil touren. Ik weet gewoon niet wat ik anders zou doen. Niet op een vervelende manier, het voelt niet als een gevangenis.’

Hoofdgerecht: Welke gebeurtenis heeft je leven op zijn kop gezet?

‘Hmmmm, wat een vragen. Wat is mijn grootste onzekerheid? Welke eigenschap van mijn vader heb ik helaas overgenomen? Daar antwoord op geven vind ik best wel stom en onnodig, ik denk dat hij daar heel verdrietig van zou worden. Dus laat ik voor de gebeurtenis gaan die mijn leven op de kop heeft gezet. Dat er in hele korte tijd zoveel mooie reacties kwamen op de plaat. Van jullie, van een aantal kranten, dat er een radiopresentator in Engeland was die ons opeens heel veel begon te draaien. Dat betekent gewoon dat ik letterlijk de helft van de dagen afgelopen twee jaar in een tourbus heb gezeten.’

Hoe heeft je dat veranderd?
‘Ik heb het nog nooit zo druk gehad als de afgelopen twee jaar. Ik merk dat ik niet zo snel doorheb wanneer mijn geest en mijn lichaam eigenlijk iets te snel gaan. Na een lange tour kan ik echt instorten. Heel heftig. En na lange periodes véél doen, kijk ik soms terug en realiseer ik: “Oei, volgens mij ging het toen niet heel goed.” Ik ben wat sipper geworden in het algemeen. Afgewisseld met grote hoogtepunten, er zijn meer pieken en dalen, en er is minder ademruimte.’

Kaas: Waar gaat je nieuwe album nou écht over?

‘Pffff, goeie vraag. Als ik een plaat ga maken, ben ik nooit bezig met een overkoepelend thema. Ik probeer te vertrouwen op mijn fantasie. Er zit wel een soort nostalgie in de plaat.’ Hij begint een lang, lastig te volgen verhaal over herinneringen, spanning, energie, ouder worden. Zucht dan. ‘Eh… ja… nee… hoe ik het ook wend of keer, het klinkt gewoon te dom en begrenst het te erg.’

Op het laatste liedje zing je dat je over allerlei onderwerpen probeerde te schrijven, maar het er allemaal uit komt als ‘coockachu’ en ‘lalala’.
‘Ja, in dat nummer zit een soort schuldgevoel. Ik ben er heel erg van overtuigd dat ik het gelukkigst word van iets maken waar géén nut in zit. Maar we leven in een tijdsgeest waarin het heel belangrijk is om over de maatschappij te zingen. Ik heb dat ook wel geprobeerd, maar dan wordt het gewoon kut. En we zitten ook in een soort wereld waar alles duizend keer terugkaatst in een soort echo-kamer, waarin alles de hele tijd onder de loep wordt genomen, wordt opgeblazen en dat is gewoon heel vermoeiend. Misschien is dat ook wel mijn grote onzekerheid: ik vind het soms lastig dat ik het gevoel heb dat ik niet goed genoeg ben als mens. Ik kan echt wakker liggen van de dingen die er gebeuren in de wereld, er is een stem in mijn hoofd die zegt: “Waarom ben je niet politieker?” Maar ja, die band en muziek zijn voor mij de enige manier om een soort rust te behouden in mijn kop, dit is mijn eigen domein te hebben waar niks uitmaakt en ik de dienst uitmaak. Ik denk dat dat voor mij heel belangrijk is, dáárom ga ik ermee door.’

Het is niet zo dat de muziek nérgens over gaat, toch? In het titelnummer van de plaat zing je: “Pip, I’m still willing.”
Ja, dat was een grappige bijkomstigheid. Ik wilde eigenlijk zingen: “Babe, I’m still willing.” Maar het kwam eruit als Pip! Ik hou er sowieso van om in mijn liedjes extreem persoonlijke knipogen te geven naar mensen om me heen, omdat dat een gevoel van macht geeft over die eigen wereld die ik heb gecreëerd.’

De meeste luisteraars zullen dat niet meekrijgen en bij je knipoogjes geen flauw idee hebben waar het over gaat.
‘Dat vind ik heerlijk! Het is een soort verknipt dagboekje waar ik de woorden door elkaar hussel, een plakbandje overheen plak en een foto in stop. Maar het is niet dat ik denk: “Ik ga nu een liedje maken over dat ik op tour ben en dat Pip mij probeert te bereiken maar ik ben dronken.” Ik ben ervan overtuigd dat dat een kutnummer zou opleveren. Of: “Mijn vader heeft me dit aangedaan of dat nagelaten.” Als ik naar zo’n plaat zou luisteren, zou ik denken: “Oh ja leuk deuntje, en wat zielig voor hem…” En dan houdt het op. Ik vind dat heel oninteressant, ik wil niet dat je iets móét voelen bij bepaalde muziek, ik wil in een liedje kunnen rondzwemmen zonder in een bepaalde richting te worden geduwd.’

Dessert: Wat is het liefste dat je ooit voor iemand hebt gedaan? En wie is je grote voorbeeld?

‘Ik heb laatst voor het eerst een cadeautje voor Pips verjaardag gekocht waar ik écht heel blij mee was. Ik heb een van haar favoriete boeken als luisterboek ingesproken. Helemaal! Daar was ik heel trots op. En mijn grote voorbeeld? Mijn vader [John Cees Smit, frontman van Scram C Baby en beeldend kunstenaar]. Ik ben dol op hem, veel van wat ik allemaal heb gezegd komt van hem, doordat we jaren en jaren met elkaar hebben gepraat over kunst en muziek. En waarschijnlijk wil ik hem laten zien dat ik het goed doe. Dat ik daardoor bepaalde gewoontes heb overgenomen.’

Hij heeft je waarschijnlijk ook laten zien dat je een leven als muzikant kunt opbouwen.
‘Ja… nou… hij is eigenlijk meer kunstschilder dan muzikant. Hij vertelt ook weleens dat hij er spijt van heeft dat hij niet vol voor de muziek is gegaan en uiteindelijk een soort 9-tot-5-baan heeft genomen. Hij zegt: “Ik had er nooit mee moeten kappen.” Ik vind het wel grappig om te merken hoe hij met me wil meedenken. “Moet je dat nummer niet op de setlist zetten? Ik denk dat de mensen dat leuker vinden.” Hij is meer van de concessies dan ik.’ Lieve glimlach. ‘Ik denk dat hij het eerste nummer van onze nieuwe plaat ook een slecht idee vindt.’

Waarschijnlijk omdat hij zich bekommert om je toekomst!
‘Ja, honderd procent zeker. Hij heeft het alleen nooit zo gezegd.’