Paradiso. Wie de naam uitspreekt hoort er vrijwel meteen de bijnaam ‘poptempel’ bij. Maar is Paradiso anno 2018 nog steeds de Taj Mahal van het Nederlandse podiumcircuit, of is het zo langzamerhand een schattig klein tempeltje ingebouwd tussen moderne wolkenkrabbers geworden?

Een grote discobol verlicht het plafond en de balkons van Paradiso. En groot, dat is dan ook echt gigantisch. Groot genoeg om de Alpha-tent op Lowlands aan te kunnen. Groot genoeg om stralen naar de tweede ring van de ZiggoDome te sturen. Ook de band op het podium is eigenlijk veel te groot voor Paradiso: LCD Soundsystem, de verloren leider van de 21e eeuwse dancepunk is terug en treedt in vol ornaat aan. Dat wil zeggen: zeven man sterk, met stapels synthesizers en percussie. Van boven ziet het er werkelijk waanzinnig uit, zoveel apparatuur als de band bij zich heeft. De band staat twee avonden achter elkaar in een ramvolle zaal, en twee keer gaat het dak er volledig af. En juist dat maakt de ontlading des te groter. Dat maakt dat iedereen uit volle borst mee staat te brullen aan het eind van de set: ‘Where are my friends tonight???’ Het is de magic van Paradiso in optima forma.

Paradiso tijdens ADE

Productiemachine

Voor veel bands is Paradiso nog steeds een van de eerste namen die ze op hun tourschema invullen. We doen Amsterdam, en dan in Paradiso, heet het. En toch is het aantal alternatieven de afgelopen twintig jaar enorm gegroeid. Tot halverwege de jaren negentig was Paradiso eigenlijk het enige echte poppodium van Amsterdam. Bizar om er daar nu over na te denken. De Melkweg bestond lange tijd alleen uit wat nu de ‘Oude Zaal’ heet, met een capaciteit die flink lager lag dan Paradiso. In 1995 kwam daar de Max bij, een zaal die oorspronkelijk net als Paradiso 1.000 man kon herbergen. In 2007 werd dat opgerekt tot 1.500, en daarmee stak het kleine broertje Paradiso voor het eerst serieus naar de kroon. Ook de Heineken Music Hall was er nog niet, die werd pas in 2001 geopend. Om nog maar te zwijgen over de ZiggoDome. Acts die echt groot werden moesten uitwijken naar Rotterdam, want Ahoy was de belangrijkste concertarena van ons land. 

En dan is er ook nog TivoliVredenburg, een ambitieus multi-zaal complex in Utrecht die zijn eigen bezoekersprognoses verpulvert. Acts als Morrissey, Lorde en Belle and Sebastian trokken naar Utrecht, en avant-garde festival Le Guess Who? groeide er uit tot een gigantisch invloedrijk evenement. Waar het oude Tivoli altijd in de schaduw stond van Paradiso, heeft het nu een paar belangrijke voordelen. Waar je bij Paradiso vrijwel onmogelijk je truck kunt keren, rijd je hem bij TivoliVredenburg gewoon naar binnen, om in de catacomben uit te laden. Waar bij Paradiso achter het podium nog precies anderhalve meter ruimte is, heeft Tivoli liften waar een personenauto in kan. En dan hebben we het nog niet gehad over de ruimte voor garderobe, kluisjes, de rookruimte, de mogelijkheid om rustig een biertje te drinken in de gang tijdens of na een show. En oh ja: de capaciteit van de popzaal in Utrecht is ook nog eens 2.000. Dat zijn vijfhonderd tickets, keer pak hem beet 25 euro is toch al snel 12.500 euro per show die je extra mee naar huis kunt nemen.

Allemaal waar, beaamt Mark Minkman, directeur van Paradiso. En soms verlies je het vanwege geld of productionele overwegingen. Maar Paradiso is ook een productiemachine van top-niveau, met meer dan 200 mensen in dienst. ’Ik hoor nooit acts klagen dat het te klein is’, zegt hij. En over het aanbod heeft Paradiso ook niet te klagen. ‘Ons enige probleem is dat we agendaruimte tekort komen. We moeten soms bands die we heel graag zouden boeken laten lopen, omdat er al iets anders staat. Maar als programmeurs daar over zeuren wijs ik ze er graag op dat het een luxeprobleem is. Geniet er maar van.’ Uitbreiden is voor Paradiso natuurlijk geen optie, en toch groeide de kalender explosief, in 25 jaar tijd van 150.000 naar ruim 650.000 bezoekers. Naast de eigen grote en kleine zaal programmeert Paradiso namelijk op allerlei plekken in de stad. De Tolhuistuin in Amsterdam Noord werd officieel omgedoopt tot Paradiso Noord (en is op zichzelf al goed voor 100 concerten per jaar), het kleine zaaltje Bitterzoet ging een samenwerking aan en in kerken als De Duif, Amstelkerk en Vondelkerk vinden losse shows plaats. ‘Onze expertise is dat we precies weten hoe je zo’n kerk technisch gezien aan moet pakken’, zegt Minkman. ‘En een zaal als Bitterzoet kreeg het op zichzelf niet voor elkaar om tot een volwassen live programmering te komen, nu is het een waardevolle tussenstap in de carrière van een artiest. We willen artiesten echt een keten aanbieden en ze zo aan ons binden.’

Daar zit volgens Mark Minkman nog rek in. Zoveel zelfs dat hij er na een periode van een paar maanden ziekteverlof over denkt terug te keren met een kantoor in Nieuw-West, het deel van Amsterdam dat nog een hoop te ontwikkelen heeft. ‘Ik wil dingen organiseren die nadrukkelijk aansluiten bij de bevolking daar. Dat is ons met Paradiso Noord niet echt gelukt. De mensen die daar naar concerten komen zijn in principe dezelfde die ook de Weteringschans weten te vinden. Dat is op zich natuurlijk prima, maar ik wil in Nieuw-West niet zomaar een concertzaal openen. Eerst het ritme van het stadsdeel voelen. Zien wat daar leeft en gebeurt, en daar programma op aansluiten. Dat kan ook beginnen in een leegstaande parkeergarage. Ik heb daar veel contact over met Kees de Koning, we gaan er gewoon dingen proberen.’

Al die concerten buiten de eigen concertzaal zijn de manier waarop Paradiso antwoordt op de groeiende concertmarkt. Nog altijd gaan bands volop ‘on the road’, en meer dan ooit trekken mensen er naartoe. ‘Een concert is een ‘echte’ ervaring’, zegt Mark Minkman. ‘Je bent in een ruimte met je favoriete artiest. In deze tijd waarin steeds meer dingen onpersoonlijk geworden, de tijd van robots en nep-nieuws, is de behoefte aan concerten enorm.’ Maar dat is natuurlijk niet de enige factor van belang. In de vijftig jaar die Paradiso nu bestaat is popmuziek van een subcultuur voor jongeren verworden tot een brede kunstvorm voor werkelijk alle leeftijden. En waar popzalen als Paradiso vroeger bolwerken van alternatieve popmuziek waren, zijn ze de afgelopen twintig jaar laagdrempeliger geworden. Voor veel nieuwbouwzalen in de provincie is dat een absolute must. De zaal moet per slot van rekening vol. Paradiso kan zich wel veroorloven kieskeurig te zijn. 

‘Op zich staat Paradiso al heel lang open voor verrassende programma’s’, zegt Minkman. ‘Al in 1971 stond de Zangeres Zonder Naam in de zaal, ongekend in die tijd. Tegelijk zetten we er niet expliciet de deur voor open. Toen Nick & Simon in Paradiso wilden spelen, is daar echt wel flink over gesproken. En de balans is belangrijk: hebben we net Guus Meeuwis al gehad, dan slaan we Nick & Simon misschien even over. Voor Paradiso is het daarnaast heel belangrijk om voeling te houden met de nieuwe generatie twintigers en dertigers. Als we dat zouden willen zouden we de zaal het hele jaar vol kunnen boeken met reünie concerten, maar dat is natuurlijk niet de bedoeling.’

Daar ligt misschien nog wel de grootste uitdaging voor Paradiso. Want het feit dat de popzaal zijn tentakels inmiddels over de hele stad uitstrekt, past bij nog een belangrijke ontwikkeling in de stad Amsterdam: het Leidseplein wordt steeds meer een plek om te mijden. Het is een tourist trap, waar de Bulldog en de Burger King de dienst uitmaken, met name ’s nachts. Zeker sinds clubs als 11 en Trouw is de trend voor het cutting edge nachtleven dan ook om de randen van de stad op te zoeken. Toonaangevende clubs van nu - De School, Radion, Marktkantine - zitten niet in het ‘entertainmentgebied’ dat het Leidseplein geworden is. Een andere nieuwe club - Shelter - zit onder de A’DAM Toren in Amsterdam Noord. Als nachtclub heeft Paradiso ook niet de status die het als concertzaal wel heeft. Natuurlijk, er zijn clubnachten, maar clubs met een meer homogene programmering slagen er toch echt beter in om een scene aan zich te binden. ‘Dat is absoluut waar,’ zegt Minkman. ‘Tegelijk is de nachtmarkt in Amsterdam heel erg groot.’

Genoeg bedreigingen en uitdagingen dus voor Paradiso, maar alle makken van die krappe zaal in het drukke centrum van Amsterdam doen helemaal niets af aan de magie die de zaal nog steeds heeft. Ja, het grote Paradiso heeft om zich heen moderne en grote concurrenten om zich heen gekregen, maar dat zijn over het algemeen ook onpersoonlijke blokkendozen met roltrappen vergeleken met de ouderwetse grandeur en de historie die bij Paradiso uit de muren druipt. Zolang mensen de magie blijven ervaren, zolang muzikanten en publiek met een euforisch gevoel de zaal uit blijven lopen blijft Paradiso net zo onaantastbaar als het de afgelopen vijftig jaar was.