Terugkijkend op mijn verleden moet ik vaak denken aan die briljante openingszin van het boek The Go-Between van L.P. Hartley: ‘Het verleden is een vreemd land: ze doen de dingen daar anders.’ Ik heb bijvoorbeeld twee periodes in mijn verleden als programmeur bij de Paradiso gewerkt (en wij zeiden inderdaad graag ‘de’ Paradiso), en die lopen zo door elkaar dat ik ze moeilijk uit elkaar kan houden. Toch ligt er een jaar of vier tussen.
Wat ik nog wel weet, is dat de eerste keer eind 1970, begin 1971 was, in de hoogtijdagen van Paradiso als theater van de jeugdcultuur. Het was niet alleen een concertzaal, zoals tegenwoordig, maar een omgeving waarin de muziek werd omlijst door de parafernalia van het hippiedom: vloeistofdia’s, stroboscoopeffecten, geprojecteerde collages en 8-millimeterfilms met naaktdans- en slapstickscènes. Vanaf de eerste galerij werd een en ander verzorgd door een crew onder leiding van regisseur Adri Hazevoet, die op perfecte wijze de psychedelische sfeer uitdroeg die hoorde bij het kosmisch centrum van de wereld, waartoe Amsterdam door velen was uitgeroepen. Vooral door Amsterdam zelf, had ik wel eens de indruk.
Het moet in die tijd zijn geweest dat Rik van Bentum en Gert-Jan Dröge bij Paradiso betrokken werden, Van Bentum voor de performances en andere beeldende kunstuitingen en Dröge voor het theatrale aspect, wat goed illustreert dat Paradiso meer wilde zijn dan een concertzaal.
(tekst gaat door na de video)