NRC-journalist en schrijver Hester Carvalho zette in het boek Paradiso 50 jaar – in 50 legendarische concerten de onvergetelijkste optredens in het poppodium op een rijtje. Dit artikel is nummer zeven in onze reeks rondom dit jubileum.

Aan concertfoto’s zie je het doorgaans direct als ze in Paradiso zijn gemaakt: de kenmerkende klassieke boogjes van het houten balkon van de popzaal lopen onscherp weg achter de artiest. Blader het boek Paradiso 50 jaar – in 50 legendarische concerten maar eens door. NRC-journalist Hester Carvalho (1964) beschrijft hierin de roemruchte geschiedenis van de zaal aan de hand van vijftig onvergetelijke optredens. Zoals die zomerse avond in 1995, vol intense emoties van Jeff Buckley. Of die avond, vijftien jaar eerder, vol gevaar bij Iggy Pop. De langste set ooit van Joy Division en de totale opwinding tijdens de Nevermind-show van Nirvana, de concerten worden stuk voor stuk op knappe wijze minutieus door Carvalho gereconstrueerd. Lees de verhalen, bekijk de beelden en je voelt Paradiso: bloed, zweet, seks en drugs.

Carvalho kent Paradiso op haar duimpje. Ze kwam er al als achtjarige, aan de hand van haar moeder. Het gebouw deed toen nog dienst als jeugdhonk en was in het leven geroepen om de jeugd van straat te houden. Carvalho woonde met haar moeder in de Amsterdamse Pijp en bezocht in Paradiso de kindermiddagen. ‘Maar soms gingen we er ook gewoon heen om naar hippies te kijken. Dat was echt een uitje. Dat kon op de Dam, in het Vondelpark, maar dus ook in Paradiso.’

De sfeer tijdens de kinderdagen was bijzonder vrij, herinnert Carvalho zich. Er werd getekend en geschilderd op de grond, en de middagen eindigden steevast in een gevecht met van kleine kinderkunstwerkjes gevouwen vliegtuigjes. ‘Het was eigenlijk een enorme puinhoop. Ooit is er zelfs met slagroomtaarten gegooid.’ Maar een dagje Paradiso was pas compleet als er ook werd gegeten. Carvalho eindigde dan ook geregeld na het hippies kijken of de kindermiddagen in het macrobiotische eettentje in de kelder. ‘De ingang zat aan de achterkant van het gebouw, aan het water. Het voelde als kind enorm bijzonder om daar te eten. Maar eigenlijk was het eten ronduit vies: gierst met linzen, dat soort gerechten.’ Het kenmerkt de vroege jaren van de poptempel: iedereen kon zijn goddelijke gang gaan. Er was in een andere hoek van het gebouw een pannenkoekenkraam, boven een theetuin, de huisdealer zat in de kelder, er was een winkeltje met oorbellen en ga zo maar door.

Kleurrijk

Toen ze research deed voor dit boek raakte Carvalho het meest opgewonden van deze vroege periode. Welke bands toen in Paradiso speelden, blijft deels een raadsel. Zowel het archief als de zaal zelf was pure chaos. Maar dat leverde Carvalho nu juist een fantastische ontdekkingstocht langs allerlei gekkigheid op. Een van de tussenstops tijdens deze tocht was bij elektrotechnicus Adri Hazevoet. Deze oud-Philipswerknemer ontfermde zich vanaf 1970 een paar jaar lang over licht en geluid in Paradiso. Carvalho: ‘Grote theaterlampen en spots bestonden eigenlijk nog niet op grote schaal. Maar ik ben er nu achter gekomen dankzij de foto’s van deze Hazevoet zelf dat hij een enorme lichtshow maakte: niet met vloeistofdia’s maar met een batterij aan filmprojectoren die over de bands heen projecteerden. Paradiso was in die tijd helemaal wit vanbinnen – zelfs de voorkant van het podium, dus dat zag er prachtig uit.’

Dat Carvalho nu bij Hazevoet foto’s onder ogen kreeg, was de grootste verrassing. ‘Eigenlijk dacht ik – als zovelen, dat Paradiso in die tijd voornamelijk werd bevolkt door hippies die op Perzische kleden lagen en dat het binnen bedompt was en enorm stonk. Deze foto’s laten een andere kant zien: Paradiso oogt vrolijk en zeer kleurrijk.’

Het was een spannende tijd, die jaren dat Paradiso nog het ‘kosmisch ontspanningscentrum’ was. Veel kon en alles mocht. Carvalho: ‘Het kon nog alle kanten opgaan met Paradiso. Het kon een creatief centrum worden, of een politiek debatcentrum. Maar uiteindelijk is Paradiso dus een popzaal geworden.’ De opkomst van de punk heeft daartoe bijgedragen, want toen punk zich rond 1977 aandiende, was Paradiso een uitgewoonde bende en muzikaal stelde het allemaal niet meer zo veel voor.


Tekst gaat door onder de foto.

'Deze foto’s laten een andere kant zien: Paradiso oogt vrolijk en zeer kleurrijk.’'

 

 

 

Spiegel

‘Het was geen leuke tijd. Mensen gingen geregeld met elkaar op de vuist.’ Er kwam een nieuwe leiding, die stevig inzette op muziek. Voor Carvalho brak een mooie tijd aan, want inmiddels zat zij op het tegenovergelegen Barlaeus Gymnasium. ‘En als je les had aan de voorzijde van het pand had je prima uitzicht op de bands die hun spullen inlaadden bij Paradiso. ‘Ik was veertien en had natuurkunde. Aan de overkant liepen ineens Herman Brood en Nina Hagen. Ze waren bezig met de opnames van de film Cha Cha. Wij gingen handtekeningen vragen en werden zelfs uitgenodigd om ’s avonds terug te komen, omdat ze dan de optredens zouden filmen en wij mochten dan figureren.’ Carvalho wist meteen: dit is het, want Paradiso bood opties. ‘Je kon naar concerten gaan en daar moest je kaartjes voor kopen. Zo kwam ik bij de ticketshop op het Leidseplein terecht en ging ik ook al gauw naar andere concerten in de stad. Toen ik zestien was, ging ik achter de toonbank werken bij platenzaak Get Records. En tien jaar later werd ik muziekjournalist bij NRC.’

Ook Paradiso ontwikkelde door. De zaal groeide in vijftig jaar uit van een soort huiskamer voor hangjeugd tot een plek waar muzikale subculturen tot wasdom komen, stelt Carvalho: ‘Paradiso is nu een alerte popzaal. Het is de spiegel van wat er in de maatschappij aan muzikale en culturele zaken speelt.’

'De zaal groeide in vijftig jaar uit tot een plek waar muzikale subculturen tot wasdom komen'