Weinig festivals weten je zo uit te dagen als Le Guess Who?. Het Utrechtse festival voor avontuurlijk muziek trekt grote zalen vol met acts die zelfs bij het nichepubliek onbekend zijn, die vervolgens kunnen uitgroeien tot zinderende hoogtepunten. Dit zijn onze grote ontdekkingen.

Lonnie Holley

20. Jacco Gardner

Het is even wennen, de nieuwe, instrumentale muziek van Jacco Gardner. Hij heeft zijn band vandaag niet bij zich, maar voert de premiere van zijn nieuwe synthesizer-performance Somnium als duo uit in het midden van de zaal met het publiek er zittend omheen. Die worden aardig een psychedelische droomwereld ingetrokken, en dat wordt bij de albumpresentatie in het Planetarium van Artis ongetwijfeld nog veel beter.

19. Blanck Mass

Veel te ver ingezoomde close-ups van insecten, tanden, verknipte archiefbeelden van Aziatische televisieprogramma’s, iets wat eruit ziet als wroetende, week roze ingewanden: de fel flikkerende visuals van Blanck Mass zijn al even oncomfortabel als de muur van geluid die de producer van het podium duwt. Soms loopt de Brit naar de voorkant van het podium in de Ronda om vol overgave (maar onverstaanbaar) in de microfoon te schreeuwen. Al dat knarsende sonische geweld is effe schrikken, maar als je jezelf er roekeloos in gooit ontdek je verrassend veel melodische passages en een log dansbare groove in die sloopkogelbeats.

18. Lonnie Holley

Niet alleen tijdens zijn show op donderdag mijmert outsider-artiest Lonnie Holley over de staat van de wereld in zijn lange meanderende nummers, hij doet hetzelfde wanneer hij vrijdag met bezoekers door de stad struint. Daar laat hij zien hoe hij van vuilnis kunst maakt, en van de stad een songtekst. 

17. Kikagaku Moyo

Als Kurt Vile niet al jaren het patent op kabbelen had, ging het vast naar Kikagaku Moyo. De formatie uit Tokyo speelt even bezwerende als bedwelmende psychrock en neemt de tijd om zijn tracks langzaam maar zeker uit te bouwen van introvert geneuzel tot kolkende fuzz met folkrandje. Het vijftal is op z’n best als het beekje even verandert in een woest groovende rivier. Dan schudden de Japanners met hun lange zwarte lokken en komt hun dat geheime wapen het best uit de verf. Dat is namelijk de sitar van Ryu Kurosowa, waar hij de mooiste solo’s van de dag op speelt. Perfect slaapmutsje voor de nachtbrakers in de Pandora. 

16. Tirzah

Met Devotion maakte de Britse zangeres Tirzah een van de mooiste debuutalbums van het jaar. Live speelt de Londense haar onderkoelde popliedjes met twee muzikanten, die zich voornamelijk bedienen van samplepads en een basgitaar, en wordt nog duidelijker hoezeer haar muziek samenhangt met die van boezemvriendin en producer Micachu. Naarmate haar set vordert gaan de subtiliteiten van prachtige R&B-liedjes als ‘Gladly’ en ‘Fine Again’ Tirzah alleen een beetje in de weg zitten. De zangeres komt geen meter van haar plek en blijft het liefst in dezelfde versnelling hangen. Cool, maar ook nog een tikje kleurloos.

15. Gigi Masin

Van de Italiaanse producer Gigi Masin ben je wellicht gewend dat–ie ambient balearic laat horen, lichtvoetige elektronica om mee aan een zanderig strand te luieren terwijl de zon ondergaat zoals hij ook met Young Marco maakte als The Gaussian Curve. Zijn zalvende synthklanken komen in de Cloud Nine inderdaad aanspoelen en kabbelen weer weg als een kalme zee, maar de onderstroom is weerbarstiger: een nerveus swingende hihat, piepende feedback en doffe pianoklanken. De kick mag je er zelf bij fantaseren, dat wel.

Kate NV

14. Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs Pigs

Om als metalband besproken te worden in een dagblad, moet je iets heel goed doen (of héle toegankelijke 'metal' maken). Pigsx7 doet het allebei: de loodzware, breed grijnzende riffs verwijzen naar household names als Mötorhead en Black Sabbath, een klassiek geluid waar je ook makkelijk op kunt headbangen als je niks weet van metal maar wel houdt van 'gewoon een goeie gitaarband'. Maar Pigsx7 is wel meer dan dat: de absolute overgave van deze vijf doodnormale gasten uit Newcastle is aanstekelijk, en als je wegfietst van De Helling zing je nog zachtjes 'kiiiiing of cowaaaaards' voor je uit. Zelfs een crossover-blackmetalnummer van acht minuten kan catchy zijn.

13. Art Ensemble of Chicago

Ergens aan het begin van de show van het zevenkoppige freejazz collectief gebeurt er iets wonderlijks. De percussionist laat zijn grotendeels Afrikaanse instrumenten liggen en slaat een kleurige doek om zijn schouders. Hij zet een hoed op, blaast wolken kalk de zaal in en start een monoloog over zwarte cultuur. Ondertussen razen de trompettist, saxofonist en cellist(!) dwars door elkaar heen, komen ze kronkelend samen en gaan ze onnavolgbaar hun eigen weg. De twee bassisten en drummer zorgen voor een ritmische basis die al even onnavolgbaar is. Vanaf daar wordt het alleen maar mooier.

12. Kate NV

De Janskerk is zonder twijfel een van de meest imposante locaties van Le Guess Who?. De akoestische folk van Jessica Pratt en Vashti Bunyan komt er uitstekend uit de verf, de experimentele elektronica van Kate NV nog beter. Onder het fluwelen bewind van de Russische verandert de ruimte in een soort snoozeruimte: de een wordt er net wakker, de ander begint alweer te dromen. Terwijl de lichtstralen achter haar nog eens oplaaien, knutselt Kate Shilonosova de meest speelse soundscapes en de abstractste arrangementen in elkaar en vergeet het publiek heel even dat je op Le Guess Who? altijd meer mist dan je meemaakt.

11. Black Midi

Irritant joh, pubers die al cooler zijn dan jij ooit zult worden. Een jaar of vijftien zijn de jongens van Black Midi, maar ze maken de spannendste math- en noiserock van het hele festival. Tuurlijk is het af en toe nog wat rommelig. De Londense band bestaat pas een jaar en heeft slechts één radiosessie online. En toch: die gitaristen spelen hun zenuwachtige riffs nu al zo onverstoord en die drummer krijgt z’n kit al zo makkelijk aan het wankelen, dat overal vrachtladingen potentie doorheen klinken. Op naar de kleine tenten van de zomerfestivals.
 

10. Eartheater

Eartheater is net tierend met ontblote borsten op het randje van het podium neergestort, en bedankt even later huilend haar crew. Het is de laatste show van haar tour, en tering, wat moet die intens zijn geweest. Op haar draaitafels kruist ze bloedmooie flarden strijkers met uit elkaar getrokken samples van gebroken glas en doffe kicks die voelen als een stomp in de maag. Ze gilt over overstuurde trashmetal, en schiet dan weer duizelingwekkende hoogtes in terwijl ze het publiek in de ogen schijnt met een zaklamp.

Eartheater

9. Rodrigo Amarante

Een bomvolle Pandora warmt zich aan het begin van de vrijdagavond bij Rodrigo Amarante, de boezemvriend van Devendra Banhart die in eigen land hartstikke beroemd is. Net als de show van de curator zelf is een uurtje Amarante lekker zoet en vrijblijvend: terwijl de strak in pak gestoken troubadour van Engels naar Portugees wisselt, knipoogt de freaky folk van zijn laatste album Cavalo naar warmbloedige bossa nova. Als z’n bandleden hem even alleen laten, kruipt Amarante achter de piano voor een heuse tranentrekker. Het blijkt de opmars naar z’n meest vrolijke nummers, die het kwik nog net wat meer doen stijgen. Hij doet z’n Narcos soundtrack niet, maar doet een cover van de Braziliaanse big band Orquestra Imperial en sluit af met een liedje van Little Joy, z’n band met Fabrizio Moretti van The Strokes. Veel beter inderdaad. 

8. Yonatan Gat

Bekend geworden als de gitarist van Monotonix is de Israelische Yonatan Gat al enkele jaren solo bezig. Maniakale performances zijn we van hem gewend, maar vanavond pakt hij het anders aan. Hij heeft naast zijn eigen trio vanavond de Eastern Medicine Singers mee, een drum- en zanggroep bestaande uit vijf Native Americans in traditionele kleding die rondom een grote trom zitten in het midden van de zaal. Met het publiek om ze heen bespelen ze de trom minimalistisch om het publiek in trance te brengen terwijl Gat er overheen freakt met zijn gitaar. Het werkt fantastisch en zuigt het hele publiek 75 minuten lang mee, of het nou de hippe meid is die danst alsof ze bij een technoavond staat of de gefreakte Michiel Romeyn-lookalike die met de vuisten in de lucht staat te schreeuwen om nog een solo. Twee muzikale werelden, één missie. En die is bijzonder goed geslaagd.

7. Yves Tumor

Tijdens de meest recente shows in Nederland verraste de ongrijpbare Amerikaan met gewelddadige shows vol noise en constant gevaar voor bloedneuzen, terwijl hij in zijn releases prachtige gelaagde elektronica maakt waar R&B, ambient en ruis samenkomen. Vanavond verrast Yves Tumor omdat hij precies doet wat je bij zijn laatste album verwacht. Veel poppier krijg je het niet op Le Guess Who. Ondertussen blijft het natuurlijk vervreemdend, met teksten over  angst en pijn, gecombineerd met mierzoete maar vervormde melodieën die nu en dan uit zijn tenen geschreeuwd worden. Ondertussen is hij zo vrolijk, dat hij dansend een ongereleasde samenwerking met Blood Orange laat horen. ‘Please niet filmen deze shit, maar het gaat binnenkort uitkomen. Zonder label, want wie heeft er nou een fucking label nodig!’

6. Colin Stetson

Alles aan Collin Stetsons saxofoonspel heeft de volle potentie om weggezet te worden als technische aftrekkerij. Kijk dan eens hoe virtuoos hij is: door slim te ademen kan hij nonstop spelen, het geratel van zijn kleppen vormt een drive die ergens tussen een pompende stoomtrein en een ophol geslagen kudde paarden zit, zijn arpeggio’s hebben een ongekend bereik en snelheid en dan zingt hij tijdens het saxen ook nog: alsof er van kilometers onder de Janskerk ijle klanken ontsnappen. Pure angst als hij zijn baritonsax blackmetal-achtige muren laat optrekken. Euforie als hij zijn alt laat klinken als een modulaire synth. Hij doet het al jaren, en toch creëert de Canadees non stop emotionele momenten waar je mond van open valt.

5. Devendra Banhart

Le Guess Who heeft ieder jaar wel zo’n moment. Na een paar dagen je oren te hebben gereset met baanbrekende muziek, voelt een degelijke popshow opeens net zo verfrissend als al die veel radicalere shows. Zo ook van freakfolk kroonprins Devendra Banhart, die dit jaar ook een deel van het programma cureert. Grotendeels balancerend op één been en constant grappend met het publiek, strooit hij een doorsnee van zijn hele catalogus uit. De ene keer broeierig slackend, zoals op een hangmattune als‘Mi Negretta’, dan weer fel uithalend, de andere keer naar een muur van geluid bouwend alsof ie ter plekke besluit dat het toch een rockshow moet worden. Ondertussen is er ruimte genoeg om te flirten met een bezoeker vooraan, nog eens zijn schoenen uit te trekken en nog eens een verzoeknummertje te doen. Na een paar regels van 'At The Hop', denkt Barnhart dat hij daarmee het verzoek al heeft ingelost, maar zijn gitarist overtuigt hem: ach kom, speel nog even door. Dat mooie stukje komt net. Het is allemaal zo ontspannen dat het soms haast gemakzuchtig lijkt, maar wat een verademing, deze laagdrempelige joligheid. 

4. JPEGMAFIA

‘Ik ben nog nooit zo stoned geweest’, bekent JPEGMAFIA wanneer hij het podium op hobbelt. ‘Ik ben bang dat ik dadelijk moet kosten, zoveel water heb ik gedronken.’ De rapper uit Baltimore lijkt niet te overdrijven, zijn ogen hangen op half zeven, zijn gezicht is geel en hij ziet er al met al best belabberd uit. Maar niets om je zorgen over te maken: al bij het eerste nummer duikt hij de kolkende moshpit in, even later staat hij de longen uit zijn zweterige lijf te krijsen en tussendoor rapt hij vlijmscherp over glitchy beats heen. Een beetje in de hoek van Denzel Curry en H09909, eigenlijk. Grappig om te zien hoeveel jonge kids vooraan gek gaan, zijn tracks woord voor woord kunnen meebrullen en zelfs de deze week verschenen track ‘Puff Daddy’ uit het hoofd kennen. Grootste turn-up van het weekend!

3. BCUC

Hoe ze het doen? Geen flauw idee, maar Le Guess Who? weet het blokkenschema precies zo in te richten dat grote zalen soms bomvol staan voor acts die zelfs bij dit festivalpubliek nog onbekend zijn, en vervolgens boven zichzelf uit weten te stijgen. Neem het Zuid-Afrikaanse zevental Bantu Continua Uhuru Conciousness, in het kort BCUC. Het recept van hun zelfverklaarde ’afropsychedelica’ is simpel: heel veel percussie, vraag-en-antwoord-zang en een basgitaar die alles samenhoudt. De frontman jakkert als een dolleman over het podium en fokt met een fluitje zijn bandleden op. Ze spelen de Grote Zaal er helemaal mee plat. ‘Doe je best, wij zweten toch wel eerder dan jullie!’, roept de aanvoerder van BCUC. Dat mag zo wezen, maar er wordt voor zijn neus als een bezetene gedanst, meer dan ooit op Le Guess Who. Zet deze band gerust om 2 uur ’s nachts op Lowlands.

2. Beverly Glenn-Copeland

Het kan eigenlijk alleen maar tegenvallen: een 74-jarige artiest boeken die in 1986 één fantastische plaat maakte (de new age synthplaat Keyboard Fantasies) en nog nooit in Europa heeft gespeeld. Maar de show van Beverly Glenn-Copeland valt helemaal niet tegen. Sterker nog: het is hartverwarmend mooi. Hijzelf heeft een prachtige donkere stem met een heerlijke vibrato en meer levensvreugde dan wij allemaal. Hij doet malle dansjes, mijmert boeddhistisch over de dood en liefde, en telkens weer draait hij zich euforisch om naar zijn band: dat ze zíjn nummers toch zo glansrijk vertolken! Zij vervlechten de pianolijnen met percussieve synthmelodieën tot een prachtig kleurrijk kleed. Het mooiste is ‘Ever New’, dat klinkt als het liefste slaapliedje dat je voor een pasgeboren baby kunt zingen.

1. Serpentwithfeet

Met iedere uithaal prikt hij gaatjes in je schild, met elke ad-lib boort hij dieper je hart in en met elk verhaaltje komt Serpentwithfeet harder binnen. Zijn show op Le Guess Who is waanzinnig mooi. De artiest uit Brooklyn ziet er uit als de grootste R&B-superster, stijlvol in het rood gestoken en met glinsterende gouden sierraden. Hij heeft een bijpassende stem, met een gigantisch bereik en telkens weer zangerig de hoogte in schietend. Zijn muziek zit vol contrasten: de helft van zijn nummers speelt hij solo achter de piano, de andere helft laat hij de experimentele elektronische gospel horen zoals die op zijn debuutalbum Soil te horen zijn – gemaakt met hulp van producers als Clam’s Casino. Dan weer neuriet hij breekbaar hunkerend naar liefde, dan weer komen zijn teksten kermend naar buiten, in romantische rouw. Zijn nummers zijn bijna conversationeel, alsof hij zich rechtstreeks tot de vele natte oogjes in het publiek richt en de dialoog wil aangaan. Zelfs het gekeuvel tussendoor zingt hij, met korte R&B-uithaaltjes. De zaal kijkt ademloos toe, en roept instemmend terug wanneer hij daarom vraagt. ‘Keep a tender heart’, zingt hij, ‘en ik hoop dat ik jullie hart wat zachter heb kunnen maken.’ Yep, zo zacht als pudding.