We interviewden Subterranean Street Society over 'Bleep'.
Subterranean Street Society begint sober als een drietal Franciscaner monniken. Waar het bijna een gimmick is geworden om op te komen met heel andere muziek dan je zelf maakt, stappen deze mannen bijna ongemerkt het podium van de Kleine Zaal op. Ze testen kort of hun instrumenten ontstemd zijn en spelen ‘Society Is A Cult’. Ook na dat eerste nummer volgt geen afkondiging, of een aankondiging van het volgende nummer. Er komt zelfs geen pauze, maar een tweede ‘Bleep’-nummer, ‘Smartphone Pinky Fingers’. Zou de band niet aan publieksinteractie doen of zijn ze misschien verlegen? Zeker niet – bassist/gitarist Ivo en de Deense zanger/gitarist Louis geven veel achtergrondinfo tussen de nummers. Dat doen ze vooral tijdens een bandtraditie – langdurig stemmen. Als een gitaar van Louis een tijd ontstemd blijft, raakt deze ex-straatmuzikant er niet van in de war. Net als bij mede-straatmuzikant Moanzy zijn diens publieksinteracties trouwens heel direct; Louis wijst toeschouwers aan en vertelt gebarend.
Bijna hun hele set is afkomstig van 'Bleep' en is een mix van indie, blues, distorted rock, stoner- en psychedelische rock. Als je SSS ergens mee zou moeten vergelijken, is het met Komodo, Alamo Race Track (‘Worried About’) of MY BABY (‘Focus on the Melody’). Er is een ballad als rustmoment halverwege (Louis speelt die ode aan een jong overleden vriend helemaal alleen op het podium) en wekken de energie weer op met het uptempo-stonery ‘Worried About’. Na het spartaanse begin spant het trio kortom een uitgekiende spanningsboog van anderhalf uur. Ironisch genoeg is één van de thema’s van ‘Bleep’ de korte aandachtsspanne van socialsstruinende consumenten - wij allemaal, dus. Verder gaat de plaat over misinformatie, schijn & werkelijkheid en een open debat. Frontman Louis vertelt erover: “I want to tell you what I think. You may disagree with me, which is fine.”
SSS speelt ontspannen en met plezier, en dus komt hun muziek goed over bij het publiek. Joost bedient naast de drums ook de laptop. Die zorgt voor alles wat de band live niet kan produceren, zoals de populistische voice of doom uit de film Network (1976). Destijds was een nieuwszender waar een nieuwslezer de kijkers angst aanjaagt voor betere kijkcijfers een zwarte komedie, nu komt dat scenario ons maar al te bekend voor. De drummer opent regelmatig zijn mond op het ritme van zijn slagen. Hij speelt niet alleen maar dienend, maar brengt ook een bijna jazzy solo richting het einde van ‘Forgive’.
Ivo’s effectpedalenverzameling zou shoegazers jaloers maken. Hij verrast daarmee onder andere met een stomende, bluesy gitaarsolo die niet op de plaat staat. Verder beweert hij dat distorted bassen zoals hij “helemaal niet zo moeilijk is”. Om dat te laten zien, geeft hij bij de toegift zijn bas aan een willekeurige fan uit het publiek. Hij gaat als een Romein aanliggen op het podium en steekt zijn duim op naar Wolf, de spelende gelukkige. Daarnaast haalt Louis superfan Jan uit het publiek en zingt met hem een duet. Beiden krijgen terecht applaus.
Veel te wensen valt er niet, al zou de band nog wat meer rond kunnen lopen op het podium. Wat positiewisselingen zouden zorgen voor nog meer dynamiek. Wie weet doet de band dat meestal, maar lukt dat vanavond niet door Ivo’s knieblessure. Extra bewegen past bij een gezonde leefwijze die de band aanraadt, “otherwise you’ll end up like Lemmy.”