Dit is een verslag van de zaterdag; een verslag van de vrijdag vind je hier.
Dank aan Jaime Korbee en PSAS voor het gebruik van zijn foto's.
De tweede dag van Peel Slowly and See vindt traditioneel plaats in de Marktsteeg. Tijdens de editie van 2024 zijn daar maar liefst zeven beschikbare zalen.
De openings- en de slotact komen uit andere werelden: de saxofonist-in-residence Bart Wirtz is Leids; bassist Robin van Baaren hoeft zelfs maar vier minuten lopen van zijn huis naar het podium. Afsluiter Mouvman Alé komt van Réunion, een eiland in de Indische Oceaan. Uw redacteuren reizen naar deze uitersten via Iran (Khorsid Dadbeh), IJsland (dj. flugvél og geimskip) en de Verenigde Staten (Peter Broderick).
Dit is een verslag van de zaterdag; een verslag van de vrijdag vind je hier.
Dank aan Jaime Korbee en PSAS voor het gebruik van zijn foto's.
De Leidse saxofonist Bart Wirtz was al twee keer eerder met verschillende projecten te zien op Peel Slowly and See, maar voor vanavond kreeg hij carte blanche om het openingsconcert te verzorgen. Daarvoor stelde hij een band samen met ervaren muzikanten uit Leiden en min of meer nabije omgeving; een zevenmansformatie die naast Bart zelf bestaat uit Matthijs Sepers (trompet), Emiel van Rijthoven (toetsen), Timothy van der Holst (elektronica), Robin van Baaren (basgitaar), Lucas Meijers (gitaar) en Jimmi Hueting (drums). Een avond plaatjes draaien met Peel Slowly and See-programmeur Mark Siera leverde de nodige inspiratie op, wat resulteert in een diverse set. Wirtz is vooral bekend als jazzmuzikant, maar vanavond laat hij in de grote zaal van de Nobel horen dat hij ook graag experimenteert met andere genres. Zo horen we onder meer invloeden van The Velvet Underground, brengt de band een nummer met een zomerse reggae-feel en horen we een wat rustiger track met een waterdruppel-sample, die op momenten aan Massive Attack doet denken. Niet alleen qua genre, maar ook qua instrument verlegt Wirtz zijn grenzen: meestal speelt hij altsax, maar vanavond is hij op een tenorsaxofoon te horen. Ook waagt hij zich zelfs aan zang en spoken word. Al met al een geslaagde en veelzijdige opening en een kleine voorbode voor de muzikale avonturen die we vanavond gaan beleven.
(Cisly Burcksen)
Sinks klinkt als dissonante Arctric Monkeys die destructiviteitslessen hebben genomen bij de Sex Pistols. Dit ’90s post-punktrio uit Brno, Tsjechië, stond in januari nog op Noorderslag. Vandaag treden ze op in de Nobel, in de Kleine Zaal. Ze spelen vooral nummers van hun recentste EP, ‘born into this only to get through this’. Hun intro begint rustig, daarna knallen ze een geluidsmuur van vooral drum en gitaar eruit. Er zitten veel harde, dissonante instrumentale stukken in hun nummers, waarna ze in de stukken met zang gas terug nemen.
Het trio is opvallend energiek: bassist en zanger headbangen veel tijdens het spelen, en drummer Peter Štímel gooit zich er helemaal in. Deze drummer glimlacht constant naar beide anderen: Vendula Pukyšová op bas en de geblondeerde zanger/gitarist Antonín Mika. Antonín zingt zijn teksten zo rauw als Shane MacGowan en met een gelijkaardig timbre. Het tempo van de drummer is verschroeiend, meeslepend en ingewikkeld.
Twee hoogtepunten: bij ‘Autumn’ spelen ze de kale gitaarpartij die maar door blijft rollen, begeleid door strakke drums. In ‘Balconies’, het slotnummer, zitten twee korte gitaarloopjes, één seconde stilte, en dan een lekkere drop.
De vergelijking met bands uit het Verenigd Koninkrijk in de eerste zin was niet toevallig - het lo-fi geluid van sinks heeft iets Brits, iets ‘80s in Manchester. Het is hun rechttoe-rechtaan rauwheid, in combinatie met het Britse accent van frontman Antonín, waardoor je ze zo in The Haçienda ziet staan.
(Rogier van Nierop)
Dolphin Hyperspace is een duo op bas en sax, vergezeld door ongekunsteld loops uit een laptop. In de kleine zaal van het Scheltema doen ze eer aan het ‘hyper’ gedeelte van hun naam, want de muziek is een spitsuur van brass, baslijnen en beats die door elkaar kronkelen zonder ooit in botsing te komen. Het vrolijke duo geeft steeds het stokje aan elkaar qua leiding, met een bassist die helemaal in zijn sas is en dan weer een saxofoniste die het onderste van haar longen laat zien. Hun nummer ‘Baby Parakeet’ is in staat om garage romantisch te laten klinken, met schetterende en sensuele ouvertures die niet zouden misstaan in een film uit de jaren tachtig.
Soms wordt er gas teruggenomen met een jazzy pauzemomentje, dan neemt een zware drummachine of zelfs een piano uit de computer het voortouw, en dan gaat er weer een dikke laag distortion over de bas heen. Het blijft gissen hoeveel improvisatie er in de act zit, want de set loopt soepeltjes en de zonnige uitstraling van de muzikanten verzwakt geen moment. Met een half uur is het optreden sneller voorbij dan je lief is, want het voelt alsof het tweetal nog meer in de koker heeft zitten. Hopelijk strijken ze vroeg of laat opnieuw neer in Leiden.
(Bas Kleijweg)
De intieme zaal van Marktsteeg 10 lijkt nauwelijks berekend op de grote belangstelling voor de jonge Iraanse muzikante Khorshid Dadbeh. Ondanks het aanvullen van meerdere rijen zitplaatsen moet een grote groep mensen bij de deur en in het gangpad blijven staan om iets van het optreden mee te krijgen. Dadbeh blinkt uit op verschillende Perzische snaarinstrumenten. De tanbour, het instrument dat ze vanavond heeft meegebracht, lijkt een beetje op een luit en doet qua klank aan een sitar denken. Dat geluid kennen de meeste luisteraars vooral van meditatieve Indiase muziek, maar met de snelle ritmes en vele noten die Khorsid speelt is deze performance niet echt meditatief te noemen (en ook niet zo bedoeld). Ze brengt onder meer traditionele (West-)Iraanse stukken ten gehore, afgewisseld met improvisaties. Die ter plekke bedachte lijnen bevatten zoveel noten dat we het shredden zouden noemen als het op een elektrische gitaar gespeeld zou worden.
(Cisly Burcksen)
Op de plaat doet Martha Da’ro denken aan Die Antwoord, maar dan gezongen door Kovacs. Live is haar performance verfijnder en minder elektronisch dan de Zuid-Afrikanen. Haar genre wordt platgeslagen tot soul of r&b, maar is met spannende elektronische ritmes, stemvervormingen en afwisseling veel meer dan dat. Dit is een act van een kwaliteit die we in Leiden zelden zien.
De setting in de Theaterzaal van Scheltema is meteen beeldend en toneelmatig. Tegen een projectie van brandende gloeilampen op de achterwand rinkelt er op het toneel een ouderwetse, zwarte telefoon. We horen de proloog van haar album ‘Philophobia’. Martha komt op, pakt de hoorn op, en begint te zingen met een donkere, sensuele stem, die ze, zo blijkt later, ook Björkachtig ijl kan maken. Haar set komt van dat album, met een titel die “angst voor liefde” betekent.
Deze glimlachende zangeres deelt het podium met een drummer en een synthesist, net als zij helemaal in het zwart gekleed. Ze zingt in een draadloze microfoon, vrij om te dansen – aha, daarom staat er dus geen microfoonstandaard op het podium. Martha danst met soepele heupen soms een flamenco, soms met haar bovenlijf bijna horizontaal naar achter gebogen. “She’s so beautiful!,” verzucht de Française naast me, betoverd door Martha’s charisma. Dat is wat zelfvertrouwen, sterke dans en een geweldige performance teweegbrengen: publieksverleiding geslaagd.
(Rogier van Nierop)
Met duistere, ambient-achtige drones brengen Maya Fridman en Soheil Shayesteh een moment van verstilling op deze muzikale ontdekkingsreis. Soms wordt het zelfs zó stil in de kleine zaal van de Nobel, dat je de muziek uit de grote zaal kunt horen. Het duo is hier op uitnodiging van de Academy of Creative and Performing Arts (ACPA) van de Universiteit Leiden, die elk jaar een verrassende act voor het festival selecteert. In hun project ‘the Power of indifference’ mengen Maya en Soheil invloeden uit de traditionele Perzische muziek en hedendaagse klassieke muziek met experimentele elektronica. Ze spelen nummers van het album dat Maya vorig jaar uitbracht met dezelfde titel, aangevuld met improvisaties. Maya speelt vol overgave op haar elektrische cello, met haar hoofd naar achteren of geconcentreerd op haar cello gericht. Haar zangpartijen, waarbij ze wel de zaal in kijkt, klinken engelachtig. Soheil bespeelt de kamancheh, een snaarinstrument dat zijn oorsprong vindt in het oude Perzië. Daarnaast bedient hij, met handen en voeten, een scala aan elektronica. Een scherm achter de twee muzikanten toont visuals die doen denken aan water en vuur, als beeldende ondersteuning bij het muzikale universum dat de twee jonge muzikanten neerzetten. Verder is het donker in de zaal, wat het geheel een wat gothic-achtige uitstraling geeft. In de sacrale sfeer van die schaarse verlichting luistert het publiek ademloos.
(Cisly Burcksen)
The Ex heeft een torenhoge reputatie en een indrukwekkende catalogus aan eerder werk, waar de bezoekers in de grote zaal van de Nobel deze avond niets van te horen krijgen. In plaats daarvan bestaat de setlist volledig uit nieuwe nummers, waarvan dit de tweede keer is dat ze live worden gespeeld. Natuurlijk merk je dat niet, want de band schrokt je aandacht op met gretigere gitaren die over elkaar heen buitelen, waarna de dolle drums er bovenop springen. Soms dient een schoenborstel of plastic deksel als vervanging van een plectrum, wat je een nieuw perspectief op je keukenla bezorgt.
De band heeft een virtuoze vitaliteit waar je u tegen zegt, gepaard met een nuchterheid van ‘zeg maar jij’. De teksten gaan hard op de maatschappij maar zijn lief voor de mens, en sporen aan tot actie. Over actie gesproken: het is een beetje jammer dat de toeschouwers meer een luister- dan een danspubliek lijken te zijn tijdens dit optreden. Een rustiek nummer met de muzikanten hel blauw verlicht, 'Strum und Drang' (geen spelfout) dat uitmondt in een extatische breakdown en een track waarbij drummer Katherina Bornefeld de zang doet (met een stem die niet zou misstaan bij een Keltische folkband): het kan allemaal rekenen op dezelfde geconcentreerd luisterende respons. Volledig begrijpelijk, maar soms moeten naast de trommelvliezen ook de benen wapperen.
(Bas Kleijweg)
Met zijn vijven staan de bandleden van LQRQ op het piepkleine podium van Expo 0 in Scheltema. De opvallendste figuren zijn de drummer, die met zijn lange rode krullen en baard lijkt op cabaretier Alasdair Beckett-King, en frontvrouw Bagdaddy. Deze Nederlands-Iraakse zangeres heeft een witte zonnebril op en minstens tien vervlochten parelkettingen om, het bedekt haar hele borst, als medailles bij een generaal. Ze maakt bijna meteen ruimte op het podium door met een strak gezicht het publiek in te dansen, een publiek dat splijt als de Rode Zee. Haar soms woedende zang verraadt haar punkachtergrond.
Het slotnummer van tien minuten is pure PSAS: experimenteel en vol verandering. Het begint met zachte saxofoon, bas en non-stop aangehouden Arabisch ritme uit een computer-snaarinstrument. Dit wordt zorgvuldig opgebouwd en verandert langzaam naar een mengsel van elektronica, rock en Midden-Oosterse melodieën; dit is wat The Prodigy gemaakt zou hebben als ze uit de Arabische wereld of Iran zouden komen. De zangeres gilt een laag “Aaah!” De sax vervormt dankzij microfoon en voetpedaal en het tempo gaat steeds sneller, als in ‘The End.’ De MENA-electronic fusion is compleet.
(Rogier van Nierop)
De Amsterdamse beeldend kunstenaar Paul Thomas Hoek zou oorspronkelijk op deze editie van Peel Slowly and See spelen met zijn postrockband We vs. Death, maar in plaats daarvan treedt hij vanavond op met zijn dit jaar opgerichte gezelschap Hoek & de Verdwijners. Met z’n vijven spelen ze een aantal Nederlandstalige nummers van Hoeks onlangs uitgebrachte album ‘Dromer’, aangevuld met ouder werk. Het zijn compacte tracks die, hoewel ze wel degelijk herhaling van bepaalde elementen bevatten, vaak niet zijn opgebouwd als een traditionele rocksong met coupletten en een refrein. De beeldende teksten, die Hoek overigens niet zingt maar eerder voordraagt als een gedicht, worden ondersteund door catchy gitaarriffs, steady dienende drums en hier en daar een stuwende baslijn. Zelf declameert Hoek niet alleen de teksten, maar speelt hij ook gitaar en trompet. Met kleine onderwerpen zoals een leraar die met de trein naar zijn werk reist, een gelezen boek waar iets in is geschreven of opgroeiende jongens en meisjes, behandelen Hoek en de Verdwijners op een treffende manier grote thema’s als isolatie en vergankelijkheid. De onconventionele structuur en het opzeggen in plaats van zingen geven de songs iets ongepolijsts en authentieks dat de inhoud onderstreept.
(Cisly Burcksen)
Brintex Collective heeft een set die samen te vatten valt als dromerig. De Rotterdamse act heeft af en toe nummers waarbij je het liefst de ogen sluit terwijl je zachtjes heen en weer wiegt. Fluisterende piano en fluit brengen je naar het randje tussen waken en dromen, tot een trompet deze cyclus weer opnieuw start. Het tempo vertraagt en vervaagt en een prettig onwerkelijkheidsgevoel vestigt zich tussen je oren. Het is een instrumentaal escapisme vol verlangen naar een zoete zomer.
De latere nummers van de set zijn meer een ongeremde REM-fase, waarbij de tracks in elkaar overvloeien, de zwaardere drums je doen woelen en het publiek in de maat mee knikkebolt. Een reekse onaardse solo’s komen langs, met als uitblinker een toetsenist die je hersenen doet golven. De finale dient als wekker, waarbij je vol energie ontwaakt en in het staartje van het optreden nog even los kan gaan.
(Bas Kleijweg)
Kleurrijk gekleed, met een geschminkte smiley op haar voorhoofd, polkadots op haar panty en pompoms op haar schoenen stuitert de IJslandse dj. flugvél og geimskip (in het Nederlands: vliegtuig en ruimteschip) op het podium in de foyer van Scheltema. De IJslandse muzikante, die in het dagelijks leven de naam Steinunn Eldflaug Harðardóttir draagt, neemt ons met haar speelse collage van elektronica en psychedelische visuals mee op een sprookjesachtige technotrip naar het ontstaan van de Aarde. Wat volgt is een originele en dansbare interpretatie van hoe de Big Bang moet hebben geklonken. Behalve het aansturen van de beats en bliepjes zingt de IJslandse ook nog en speelt ze keyboard, mondharmonica en otamatone, een Japans elektronisch instrument in de vorm van een muzieknoot met een gezicht erop, dat een eigenzinnig bliep-geluid maakt. Als ze even haar handen vrij heeft, fladdert ze als een dansend elfje over het podium. De kleurrijke visuals en happy hardcore-achtige beats doen denken aan de jaren negentig. Uw recensent krijgt er zin van om te gaan hakken, maar helaas lijkt de rest van de toeschouwers er niet voor te voelen om uitbundig te dansen. Tot twee keer toe stapt flugvel og geimskip het publiek in, maar een echt opzwepend effect heeft dat niet. Toch vraagt de zaal na afloop om een toegift. Die krijgen we: in de vorm van een IJslands slaapliedje waarbij het publiek mag meezingen.
(Cisly Burcksen)
Peter Broderick staat in Marktsteeg 10, een spaarzaam bekleed atelier met een heus rariteitenkabinet tegen de achterwand. Een vergelijking kan gemaakt worden met de set zelf, die door een menukaart aan emoties en instrumenten gaat, maar nooit verveelt. Aan toeschouwers ontbreekt het niet, want het is vechten om een zitplek geblazen, gelukkig niet met zoveel rumoer dat het eerste nummer onversterkte zang in gevaar komt. Vervolgens schuift de zanger aan bij de piano voor een teer lied, uitgevoerd met klanken die hij lang laat hangen. De artiest heeft een goed humeur, ondanks een vertraagde vlucht en Ierse medepassagiers in hun natuurlijke staat, en gaat dan over op een fantasierijke melodie over harten die stoppen met werken, met gefloten finale.
We blijven in het land der sprookjes met een fabel over otters, onder begeleiding van een kabbelende gitaar, gevolgd door bezielde smeekbede ‘I Need Your Grace’. Woordeloze zang met hamerende pianoslagen, een zenmomentje met ‘In A Landscape’ van John Cage en een stukje folk op viool over een onfortuinlijke zwerfhond, het blijft onmogelijk te voorspellen wat de volgende gang zal zijn. Het publiek mag het dessert kiezen, en gaat voor een mooi maar droevig slotlied. Men kan voldaan uitbuiken.
(Bas Kleijweg)
Zijn er acts met zo’n specifieke sfeer dat beschrijven lastig is, ”je moet erbij geweest zijn”? Zelden. Het Iraaks-Belgische Use Knife, dat elektronische muziek mengt met Arabische ritmes en zang, zit er echter een haarbreedte vandaan.
In de Kleine Nobelzaal hangt het podium vol fijnmazige gazen sluiers die doen denken aan klamboes. Daar wordt tijdens het optreden op geprojecteerd: Arabische letters, Rorschach-achtige vlekken, een bovenaanzicht van water met bewegende wolken, als een live weerkaart. De drie artiesten zitten verscholen achter de sluiers: Stef Heeren en Kwinten Mordijck staan achter de synthesizers en Saif Al-Qaissy is de percussionist: hij speelt op darboeka en een tamboerijnvariant: de daf of riq. De daf wordt van onderop verlicht, wat een poëtisch effect geeft; net de volle maan. Gedurende de performance zijn er wat variaties: Kwinten speelt op een baritonsaxofoon en net als we denken dat de artiesten de hele voorstelling verborgen blijven, komt Stef ontsluieren. Hij zingt voor op het podium en in het publiek in het Engels, langzaam telt hij in zijn zang af naar nul, ondersteund door industriële beats met MENA-kruiding. Net als in de omgebouwde foyer hiernaast verandert ook de Kleine Zaal in een club met dansende menigte.
(Rogier van Nierop)
Dit viertal komt van een eiland. Nee, niet Texel of Ierland, maar verder: Réunion ligt zevenhonderd kilometer ten oosten van Madagaskar. Mouvman Alé stond in 2022 op Trans Musicales, hét Franse festival voor opwindende nieuwe acts. Hun Nederlandse tour ging deze week eerst langs Groningen. De muziek is een mix van traditionele muziek van Réunion en elektronische beats, met daarbij een scheutje rock via een elektrische gitaar. Hun vaak opzwepende tempo’s en ritmes wisselen steeds, net als de bandleden van instrumenten. Hun thema’s zijn universeel, bijvoorbeeld de kindertijd en de wind.
Frontman Franswa treedt op in pyjama, met babyflesje en heeft tijdens het openingsnummer een speen in zijn mond, de gitarist draagt alleen een lange groene rok en de percussionist draagt een wit wollen mutsje op zijn hoofd. De bandleden beheersen veel instrumenten. De frontman zingt en speelt akoestische gitaar, een rieten schudraam dat wel wat op een panfluit lijkt en twee tamboerijnen aan elkaar. Loïc zit op zijn voornaamste percussie-instrument, een tamboer op zijn kant, maar soms ook met mallets op een drumstel. Gitarist Baptiste bast ook en pakt een shaker. Synthspeler Benjamin ten slotte heeft ook twee door een springveer verbonden kalebasdelen die klinken als castagnetten.
Net als vorig jaar is er een waardige afsluiter die traditionele inheemse muziek combineert met modern Westers, al doet Mouvman Alé dat heel anders dan de Indonesische psycho-rock van Nusatara Beat in 2023. Het niveau in de 2024-editie was hoog en opvallend gelijkwaardig.
(Rogier van Nierop)
De data 2025 zijn al bekendgemaakt; dan is Peel Slowly and See op vrijdag 21 en zaterdag 22 maart.