Elke januari is het vaste prik in Leiden: de Leidse Blues- en Jazzweek met natuurlijk de befaamde kroegentocht op de woensdag. Ondanks dat het kwik het vriespunt maar net aantikte, maakten muziekliefhebbers woensdag 17 januari zich op om de stad te doorkruisen, op zoek naar de beste bandjes. 3voor12 Leiden maakte een selectie van enkele locaties uit het grote scala van deelnemende kroegen en muzikanten, variërend van jazz en blues tot pop en ska.

We vangen onze muzikale ontdekkingsreis aan in de kroeg die níet mag ontbreken in de jazzkroegentocht: de Twee Spieghels. Ook deze woensdagavond hangt precies de reuring tussen die spiegels die je verlangt van een jazz- en wijncafé. Boven het geroezemoes van het steeds verder dichtslibbende publiek rijst de tenorsaxofoon van Stan van de Wetering uit - het is de prelude van een opzwepende voorstelling van hem en zijn kwartet. De walking bass lijkt niet te lopen, maar te huppelen, en begeleidt vol souplesse de krakende, rauwe saxofoon. Als je je ogen sluit tijdens de pianosolo, waan je je bij een concert van wijlen Oscar Peterson. Zelfs door het gemurmel heen blijft de muziek helder klinken. Het pizzicato van de contrabas prikt sec door de waas van stemmen heen, de drum schiet zijn slag als rake kogels.

Deze kroegentocht is het levende bewijs dat het begrip "jazz" net zo lang is als dat het breed is. Het Stan van de Wetering Quartet geeft echter een presentatie van jazz als een blauwdruk van hoe het hoort, hoe het moet. Het is jazz als een oergevoel en een noodzaak. Je zou bijna balen dat deze avond een tocht is.

Maar we moeten door. Om de Twee Spieghels heen is nog meer te beleven. De Bonte Koe staat zoals elk jaar gevuld met fans van Wouter Kiers, de saxofonist die vol panache zijn draai aan welk nummer dan ook kan geven. Aan de Nieuwe Rijn, bij Meneer Jansen, wordt de blues-kant van de week nog maar eens goed onderstreept met een stomend optreden van Tim Eijmaal en Lucas Meijers. Een straat verderop zijn ook de ramen beslagen bij Grand Café de Burcht, waar de Willie Ashman Original Jazzband staat. Hun stijl raakt aan Dixieland en New Orleans, waarbij trompet, klarinet en trombone vaak tegelijkertijd over elkaar heen soleren, om zo samen een omlijsting te maken rondom de hoofdmelodie. De algehele Southern state-sfeer wordt extra benadrukt door het gebruik van de banjo en het ritmische wasbord. De sousafoon geeft een breed draagvlak, waar de blaasinstrumenten (met name de jubelende klarinet) zichzelf perfect op kunnen etaleren.

Op naar het volgende kwartet. Het podium van Jantje van Leiden wordt bezet door het Bernard Berkhout Kwartet; de vloer van Jantje daarentegen heeft de meest gevarieerde gegadigden van de hele avond. Tegen de bar staat een groep oudere mensen gedrukt, van wie je al op afstand ziet: dit zijn connaisseurs. Niet vreemd dus, dat ze naar Jantje zijn gekomen: al hun wildste jazzdromen worden vervuld met de lenig uitgesmeerde muziek van het kwartet. Bernard Berkhout is van origine klarinettist (én huisarts), maar pakt even makkelijk de tenorsaxofoon op, waarmee hij de hoofdrol in de muziek op zich neemt. De verdere opvulling van de ruimte bestaat vooral uit studenten die elkaar onhandig dansles geven. Och, om toch jong te zijn en voor het eerst in je leven jazzklassiekers te horen, terwijl je danst met je rugzak om en alleen rekening houdt met de tenen van je danspartner.

We steken de Breestraat over, richting Dranklokaal de WW. Hier worden de begrippen "jazz" en "blues" bevraagd en opgerekt met Leidse bands Antje Krook en Kalima. Antje Krook (wie?!) brengt met hun op ska geïnspireerde muziek een goed afgestemd feestje naar de WW. Ska kan een genre zijn met veel valkuilen, zoals eentonigheid en gebrek aan nuance, maar Antje Krook weet een smaakvol optreden neer te zetten met goede instrumentalisten, afgestemd op de ruimte en zonder onhebbelijke overdaad.

Wanneer Kalima begint, wanen we ons meteen in een woestijn waar de warmte sluimert boven de zandvlakte. De gitaar snijdt door de muziek als een prikkelende cactus, af en toe komt er een kitscherig vioolgeluid uit de toetsen, wat juist zorgt voor een ironische verfijning. Het muzikale equivalent van een vlotte muilezel (dit is een compliment) wordt wederom enthousiast opgepikt door het publiek, dat niet stil kan blijven staan.

Verderop in de binnenstad, nog voor de opsplitsing van de Rijn, vinden we in the Grenare de band Gypsy Swing Night, die zijn naam volledig eer aandoet. De muzikanten belichamen semi-akoestisch de nalatenschap van grootheden in de gipsyjazz zoals Django Reinhardt. De contrabas is belachelijk virtuoos, de twee gitaren maken met hun zowel ritmische als melodische rol het grand café tot bruisend toneel. Soms voegt een zangeres zich bij het gezelschap, die, zowel visueel als auditief, compleet in het plaatje past. De Rijn wordt plotsklaps de Seine, de luisteraars worden meegenomen naar vooroorlogs Parijs met de klanken van 'Que reste-t'il de nos amours'.

Aan de overkant, bij het Stadsbrouwhuis, is het dringen geblazen in een volle zaak. Hier verzorgt Banda Carumba een optreden, volledig in eigen stijl, dat perfect aansluit bij de gypsyjazz van hiervoor. Hun heupwiegmuziek zorgt met hun latininvloeden zelfs voor dansend personeel. De trompet, viool, accordeon én scheidsrechtersfluit komen direct binnen in onze corazon. Één ding is zeker: op de Kippenbrug hoeft deze nacht niet gestrooid te worden.

Toch vertrekken we naar een volgend pand: door een enigmatisch gangenstelsel heen lokt een warme tenorsaxofoonklank ons Gelagkamer De Wakende Haan in - een plek met vanavond de allure van een jazzkelder. In de Haan is het aanzienlijk rustiger, wat absurd is gezien het talent dat daar op het podium staat. De gelegenheidsband Glansrijk, onder leiding van contrabassist Cedric Glans, schotelt ons jazz voor zoals we haar het liefst hebben: rauw, intens, herkenbaar doch onvoorspelbaar. Glans, doorgewinterd muzikant in de Leidse jazzscene, vroeg voor de kroegentocht Ruud de Vries op saxofoon, wiens klanken ons benaderen als een warm lavacakeje. Ze worden vergezeld door jongens uit de opkomende generatie jazzmuzikanten. Wouter van Iterson vouwt zijn solo's uit van enkele noten naar complete akkoorden die als melodie fungeren; drummer Tijn Koenen weet met zijn gehele drumkit in gesprek te gaan met de andere spelers via parlando contraritmes, waardoor zijn spel een bredere functie krijgt dan alleen de maat slaan. Glansrijk is een traktatie vol evergreens (zoals 'Caravan' en 'Autumn Leaves') en is niet bang om de opvoering te larderen met geestdriftige solo's. Ook hier begint de barman spontaan te dansen en met flessen te gooien, en ook hier wil je als liefhebber niet meer vertrekken. Vooruit, nog één laatste biertje dan, voordat we met een kop vol onaardse jazz huiswaarts gaan.