Vivienne Aerts studeerde klinische psychologie in Leiden, dirigeerde het beroemde kinderkoor De Leidse Sleuteltjes en zette onder andere de lokale tak van studentenkamerfestival Stukafest op. Ze heeft hier nog altijd een huis, maar woont al een aantal jaar in Brooklyn, New York City. Vivienne is van oorsprong een jazzcomponist, sopraan en dirigent, tegenwoordig zit ze meer in experimentele performances zonder genrenaam. Er zit twee jaar werk in haar vrijdag verschenen collab album ‘Typuhthâng’. Vivienne heeft het opgezet, geschreven, geproduceerd en geëdit. Twee andere bijzonderheden: er werkten alleen maar vrouwen aan mee en de opbrengst van de chocola bij de cd-versie komt deels ten goede aan Congolese cacao-arbeidsters. Dit maakte ons nieuwsgierig en de verschijningsdatum prikken was makkelijk: Internationale Vrouwendag.

Je woont in New York City. In hoeverre is het leven voor een jazzcomponist en -zanger in de Verenigde Staten anders dan in Nederland?
Iedereen komt hierheen. Er wonen al heel veel jazzmusici, iedereen komt hier voorbij. In New York komt iedereen overal vandaan, dat maakt de stad heel open. The American Dream leeft nog steeds: er hard voor werken en je droom waarmaken, mensen gunnen je succes. Het is zo inspirerend dat iedereen bezig is met zijn droom verwezenlijken. Daarnaast: in New York is elke avond is wat te doen: sessies, festivals, jammen bij iedereen. Hier kan ik ook veel vaker optreden van in Leiden. Daar heb je drie clubs, daar houdt het op. In Brooklyn zit een hele experimentele underground scene, met optredens in kelders die net iets te vies en net iets te koud zijn, of juist heel futuristisch. Je zit dan echt op plekken in the middle of nowhere, met op de hoek een autogarage. Plekken waarvan je denkt dat je in een horrorfilm staat. Ik vraag me dan altijd af: “Is deze gig wel echt hier?”, op plekken waarvan je denkt: “hier komt echt nooit iemand”, maar als je binnenkomt, zit de zaal vol.

Je organiseerde in je studententijd in Leiden het studentenkamermuziekfestival Stukafest, hoe ging dat?
Klopt, dat was in 2008. Stukafest bestond al in een aantal steden, maar nog niet in Leiden, dat was wat suf. Ik nam contact op met het landelijk bestuur om het te organiseren en mocht dat gaan doen. We moesten het evenement bekendmaken, dat deden we op een ludieke manier. Het logo van Stukafest zijn twee stinksokken, we hebben daarom overal aangebeld met een bolderkar en hebben tweeduizend sokken opgehaald. Daarvan is door kunstenaars één grote sok gemaakt die werd opgehangen bij de Coelikerk.

Het festival zelf was in twaalf tot zestien studentenkamers. De opening was in de tuin van Biercafé Oliver, daarna kon iedereen naar specifieke studentenkamers, er waren drie rondes zodat iedereen verschillende acts kon zien. Als artiesten hadden we de Nederlands-Turkse zangeres Karsu, Spinvis, jazzpianotrio Tin Men and the Telephone en dichter Wouter Ydema. Leiden is gewoon leuk, ik heb het naar mijn zin gehad - het was de beste studentenstad die je kon wensen!

“Ik treed op op plekken waarvan ik denk: ‘Sta ik in een horrorfilm?’”

Binnen de muziek doe je veel verschillende dingen. Haal jij de meeste voldoening uit componeren, optreden of opnemen en waarom?
Optreden. Maar die brug is wel te slaan, ik ben altijd iets aan het creëren, dus het loopt daarmee in elkaar over. Ik maak bijvoorbeeld ook live experimentele elektronische performance art met loops – dat is eigenlijk alle drie. Op moment dat ik iets creëer, deel ik dat. Je missie als muzikant is verbinden. Het is niet: “kijk naar mij,” je wilt iets delen. Dat betekent wederkerigheid. Het publiek draagt daardoor altijd bij aan de ervaring en de sfeer.

Hoe kwam je tot dit album?
Tijdens covid waren er geen concerten, die zijn mijn leven. Het was daarnaast weer tijd voor een nieuw album. In New York had ik het druk, maar toen had ik er de tijd voor. Er worden veel singles uitgebracht en nog maar weinig albums. Eigenlijk zijn albums nog steeds magisch: ze duren drie kwartier tot een uur en op die manier is het één verhaal. Muziek moet een ervaring zijn! Nu is het iets dat gratis op iTunes staat. Ik herinner me dat muziek een ervaring was, met boekje erbij, dat wilde ik weer terugbrengen. Bij muzikale performance art met mijn man Ted Steinebach wordt ingewikkelde muziek heel toegankelijk gemaakt. Elke beweging die hij daarin maakt is een smaak, een geluid, een kleur en dat zie je dan. Daardoor is de chocolade-component te verklaren: bij elke cd zit een reep.

Waar komt de albumnaam ‘Typuhthâng’ vandaan?
Mensen raken vaak in verwarring door de titel, maar je spreekt het uit als “type of thing”. Die uitspraak kwam bij het opzetten elke keer terug: “This is not one type of thing”. Alles is zo verschillend! De nummers zijn gearrangeerd door zes verschillende vrouwen uit allerlei werelddelen: een bigband uit Cuba, een koorarrangement uit Zweden, lichtvoetige jazz uit Zuid-Korea. Zo is de titel ontstaan.

“Muziek moet weer een fysieke ervaring worden, chocola biedt die”

Er is duidelijk heel veel zorg besteed aan de vormgeving van het album, er zit een prachtig boekje bij. Hoe liep dat proces?
Bij die ervaring hoort ook een boekje. Een van mijn beste vriendinnen, Natalia Olbinski, is boekontwerper. Voor haar werk maakt ze blokdesigns en lay-outs. Zij kon mijn cd-hoesje ontwerpen, maar dan ben je er nog niet, want er zit heel veel informatie in die je moet vertellen en dus illustreren. Zij is gaan ontwerpen: violen waar cacaobomen uit groeien, een projectdeelneemster die cacaobonen aan het schudden is, een illustratie gebaseerd op een foto van mij uit het Leidsch Dagblad… We besloten bij de eerste vijfhonderd exemplaren een omslag van cacaopapier te doen. We hebben eerst leren zeefdrukken en daarna hebben we die allemaal met de hand gedaan.

Je raakte geïnspireerd door Femmes de Virunga, een organisatie die vrouwen in de DR Congo helpt om economisch en sociaal zelfstandig te worden door middel van onderwijs en ondernemerschap. Wat sprak je daar zo in aan?
Virunga State Park wordt gerund door een collectief van vijftienhonderd vrouwen. In de jungle daar zitten delfstoffen, dat destabiliseert de omgeving. Mannen die in de jungle wonen, worden ontvoerd om mee te vechten met milities, ze zijn er dood of dronken. Nu is dat aan het veranderen, door de cacao hebben vrouwen er nu inkomsten. Original Beans betaalt hen een leefbaar loon, dat 245% hoger is dan fair trade. Van dit salaris kunnen gezinnen leven en ze krijgen een vast bedrag voor de bonen. De vrouwen kopen geen alcohol voor hun man, maar kunnen hun kinderen naar school sturen en iemand inhuren als het druk is. Zo krijgen hun bedrijven de kans om te groeien. Ik wil laten zien: het kan anders, en dat aanbieden, net als met female empowerment. Ik kan wel boos doen, maar dan verander ik niets.

'Typuhthâng' is ook verbonden met het planten van bomen in het Congolese regenwoud, kun je daar wat meer over vertellen?
Dat bomen aanplanten komt vanuit de achtergrond van de oprichter van het project. Philipp Kauffmann komt uit een familie van boswachters, zijn opa heeft de term “duurzaamheid” bedacht. VN-programma’s om bomen te planten duren maar een paar jaar, hij vroeg zich af: hoe ga ik dan bomen planten op lange termijn? Zijn oplossing: voor elke verkochte chocoladereep een boom planten voor schaduw. Cacaobomen groeien namelijk het beste tussen twee bomen die schaduw geven, dan heb je er het meeste plezier van. Ik werd enthousiast toen ik hierover hoorde: ik ben gek op chocola, zo is het een goed betaald product waar iedereen blij van wordt.

Je hebt het album in coronatijd opgenomen met vrouwelijke muzikanten om hen te steunen toen hun inkomstenbronnen opdroogden. Vanwege Internationale Vrouwendag is mijn vraag: waarom koos je speciaal voor vrouwen?
Reden voor vrouwen was dat ik zo geïnspireerd geraakt was door het project met vrouwen in Congo. Ik wilde laten zien dat er zoveel geweldig getalenteerde vrouwen zijn. In de muziek zijn meer mannen dan vrouwen actief, zeker in de jazz. In de popmuziek worden vrouwelijke drummers ook regelmatig vergeten. Het gaat om zichtbaarheid en kansen krijgen omdat je goed bent. Ik wil niet ingehuurd worden omdat ik een vrouw ben, maar omdat ik iets toe te voegen heb. Ik was vereerd dat ik mocht werken met de grote jazzpianist Kenny Werner, maar iemand zei tegen me: “Een chirurg zegt ook niet: ‘Doe gezellig even mee.’ Ze vragen jou, omdat je iets kunt bijdragen.” Als we zichtbaarder zijn, gaat dat helpen. Ik hoor zo vaak: “Als ik wist dat er een vrouwelijke mastering engineer was...” Nou, hier zijn ze, je ze mag ze allemaal vragen.

“Je missie als muzikant is verbinden”

In het boekje bij het album staat: “These soundscapes are connectors, connecting the pieces to each other and connecting the full work back to the Femmes de Virunga”. Op welke manier wordt die onderlinge verbinding tot stand gebracht?
Ik heb het idee dat de soundscapes de liedjes verbinden. Dit album vormt in al zijn verscheidenheid één verhaal. De soundscapes lopen over van ene liedje in het andere, zo zijn ze ook gemasterd en gemixt, heel anders dan op een jazz-album.

De geluiden van de soundscapes zijn op een bijzondere manier verzameld. Ik wilde geluiden opnemen bij het project in Congo, maar opeenvolgende jaren kon dat niet doorgaan door krijgsheren, ebola en corona. Uiteindelijk heeft Pennie Taylor, een Afrikacorrespondent van de BBC, me geholpen. Zij heeft er drie gigabyte aan geluiden opgenomen: omgevingsgeluiden uit de jungle, een motor, het schudden van bonen, graven in de aarde... Je hoort ook pygmeeën zingen, die leven daar als jagers-verzamelaars. Die geluiden heb ik gebruikt in samples om tussen liedjes te zetten, en samengevoegd met andere geluiden die de honderd vrouwen hebben aangeleverd die met het album hebben meegewerkt. Ik vroeg hen allemaal om me vijf seconden geluid te sturen, ook die heb ik erin verwerkt. Aan het begin van ‘Silence’ hoor je eerst een viool en dan wordt er opeens echo-achtige elektronica in gemixt [het klinkt als de sonar van een duikboot, RvN]. Dat soort effecten zitten er best veel in.

Een verschil tussen ‘Typuhthâng’ zoals het uitkwam op Spotify en het album op cd is ‘Pygmy in Mundubiena - soundscape #4’. Die staat niet op Spotify, waarom niet?
Klopt! Dat liedje, dat Congolese pygmeeën gezongen hebben, is alleen op het fysieke album te horen. Dat is een beloning voor wie de cd bestelt. We kunnen namelijk mensen in Congo betalen door middel van de chocola die erbij zit, ze krijgen geld om beschuttende bomen te planten. Op het moment dat je het digitaal van internet plukt, gebeurt dat niet. Zo kunnen we het verhaal beter vertellen en zorgen we ervoor de mensen in Congo er ook iets van terugzien.

Tot slot: wanneer is het uitbrengen van dit album voor jou geslaagd? Wat zou je er het liefst mee bereiken?
Het ís al een succes. Ik wil bewustzijn creëren, en als mensen deze chocola kopen: elke reep is weer een boom. Je kunt het effect meten: ik heb ik de voorverkoop driehonderd albums op cd verkocht, daar zitten driehonderd repen bij. Dat betekent dat er driehonderd bomen geplant worden, de cacao van die driehonderd bomen staat gelijk aan een jaarinkomen voor een gezin van vier. Ik hoef er zelf niet rijk van te worden, Als ik genoeg verkoop om break even te draaien, ben ik tevreden. Alle vrouwelijke professionals heb ik al betaald. Zij worden naar aanleiding van mijn album trouwens al meer benaderd. Maria Triana deed de mastering van mijn album. Nu heeft een Nederlandse jazzy zanger Henk Kraaijeveld haar ingehuurd voor diens album!

Je kunt Vivienne Aerts’ album ‘Typuhthâng’ fysiek kopen, daar zitten het boekje en de chocoladereep bij. Wil je eerst even luisteren wat het precies is, kijk en luister dan eerst op Bandcamp, YouTube of Spotify. Onze recensie van het album vind je hier.