Komodo noemt hun psychedelische rock vintage exotic rock ’n’ roll, jarenzeventigrock met Oosterse invloeden. Oprichter Tommy karakteriseerde zijn band als "Komodo is good times en een exotische danstrip." Wij trokken dus onze dansschoenen aan en haastten ons naar Gebr. de Nobel. I Am Lotus warmde onze spieren op.

I Am Lotus

Eindeloze zak met instrumenten

Bij binnenkomst in de kleine zaal worden we begroet door een banner van minstens twaalf vierkante meter. Daarop staat het logo van Komodo met een hermafrodiete minotauros, een fabelwezen met een mensenlichaam en stierenkop. Links op het podium staan snaarinstrumenten met een druppelvormige klankkast, licht- en donkergroen gestreept als meloenen; later blijken het bouzouki's te zijn. We zien ook een panfluit en allerlei Afrikaanse trommels. De beloofde bijzondere instrumenten zijn er dus ook live, bij zowel Komodo als I Am Lotus. Het meest mysterieuze ingrediënt hoort bij die band: naast de zangmicrofoon staat een grote leren zak waar zanger Vincent van Tongeren één voor één wonderlijke instrumenten uit haalt, oneindig als de zak van Sinterklaas: een soort schudkralen, een koe-bel met drumstok, een kalebas. Slagwerker Chalina Smit speelt daarnaast kort op een hol, langwerpig percussie-instrument van een rood plastic; leadzanger Vincent op een shèkère.

Vincent straalt levensvreugde uit en is niet uit het veld geslagen door de geringe opkomst: er zijn misschien twintig toeschouwers. Hij plaagt ons: "Hebben jullie al zin in Komodo? Ja? Dan moeten jullie nog even wachten!" Met I Am Lotus vermaken we ons echter ook prima. De band speelt lekker ritmische muziek, psychedelisch en energiek. De meeste melodieën zijn gevoelig, met af en toe hardere uitbarstingen. Ze zingen over problemen van nu: social media-verslaving, uitstelgedrag en zingevingsvragen: zijn we niet allemaal wildemannen met een gloeilamp?

De band speelt met drie aanvallers, en niet alleen qua zang: de zanger is erg extravert en kijkt kwaad, geschrokken of verdrietig, net wat het nummer vraagt. Hij danst op blote voeten heen en weer, voor zover dat gaat op het propvolle podium. De andere twee die vooraan op het podium staan, zijn gitarist Bart Lybeert, in een schitterende kimono, en toetsenist Sebastiaan Openhaart, die gracieus meedanst en hartstochtelijk meezingt. De range van leadzanger Vincent is breed: van een hoge kopstem die aan Wouter Mol doet denken tot het slotnummer 'Caveman', waarin hij lekker laag gromt als een ork. De meeste toeschouwers komen pas tijdens dat nummer binnen - ze hebben wat gemist.

Komodo

Het derde oog zag dat het goed was

Het eerste dat bij Komodozanger/gitarist Tommy Ebben opvalt is de enorme tattoo van een open oog op zijn linkeronderarm: zijn derde oog kijkt mee. Niet alleen qua spirituele instelling, maar ook qua kleding past de band helemaal in de jarenzeventigsfeer; uiterlijk en muziek vallen samen. Bassist Joris Ram is het beste voorbeeld: enerzijds is hij enorm jaren zeventig met zijn lange haren en baard, witte broek met uitlopende pijpen en schoenen met halfhoge hakken. Anderzijds past hij met zijn gelakte nagels helemaal in het heden, net als de band. Zanger Tommy is een relatief rustpunt, hij geeft als spelverdeler steekpasses aan de vleugelaanvallers. Joris en multi-instumentalist Menno Roymans leven links en rechts het meeste mee tijdens het optreden: Joris spert vaak zijn ogen ver open als Nicholas Cage en grijnst erbij als Jack Nicholson; aan het begin van zijn optreden kijkt hij bijna verbaasd naar zijn bas en daarna naar het publiek als om te zeggen: "Wat er nou weer uitkomt..." Menno heeft de levendige mimiek van Focus' Thijs van Leer. Ook doet hij, na een versterkende slok, voor hoe je bierbuikdanst en nodigt het publiek uit om mee te doen.

Het publiek stort zich op hun swingende muziek als een Komodovaraan op een Javaans hert: vanaf het begin danst het veelvuldig en terecht. Met 'Tamraght', een nummer met Tommy's Dick Dale-achtige intro, begint het feest pas echt. Een stormachtig gejuich stijgt op en er wordt nog massaler meegedanst met de nummers, die langer duren dan op de albums. De Komodo-minotauros knikt ons goedkeurend toe van achter het podium. De band is duidelijk blij met de ontvangst: "We begonnen de show met technische problemen, maar jullie hebben ons er doorheen gesleept!" Iedereen is gelukkig, behalve de geluidsman, die constant monitors zachter moet zetten of microfoons harder.

Bijzondere instrumenten zijn een Komodo-kenmerk, zoals bij I Am Lotus al bleek, en de band maakt die reputatie waar. Het drumstel heeft een bekken met drie lagen dat helemaal krom loopt, alsof het gesmolten en daarna gestold is. Aan een hoog bekken hangt een koperen spiraal die zich als een slang naar het podium kronkelt; drummer Maarten Kooijmans speelt er regelmatig op, het maakt een wat tingelender geluid dan een bekken. Andere instrumenten zijn bijzonder maar al iets dichter bij huis: Menno speelt een aantal keren op een elektronisch versterkte bouzouki, een Grieks, mandoline-achtige snaarinstrument, en Tommy op een melodica, een keyboard met mondstuk. Tommy's derde oog stond wijdopen en zag dat het goed was.