Zangeres Oukje den Hollander kennen we vooral van haar muziektheatercollectief KASSETT. Op haar debuutalbum ‘Idyllen’ laat ze een andere kant – eigenlijk zelfs meerdere andere kanten – van zichzelf zien. Met fragmenten uit de dichtbundel ‘Idyllen’ van Ilja Leonard Pfeijffer raakt Oukje een scala aan genres en stijlen, in samenwerking met een diverse groep muzikanten met uiteenlopende achtergronden. De inhoud van de gedichten is daarbij leidend.

Poëzie op muziek zetten was al lang een wens van de Katwijkse zangeres. Ze wist niet meteen precies hoe en wat, maar toen ze de bundel ‘Idyllen’ van Ilja Leonard Pfeijffer las, kwamen er meteen allerlei muzikale ideeën boven. “De manier waarop Ilja schrijft is zó muzikaal. Dat is eigenlijk wat je wilt: dat je tijdens het lezen van de gedichten al meteen van alles in je hoofd hoort,” zegt Oukje den Hollander enthousiast. “Maar ja, Ilja Pfeijffer is natuurlijk wel een grote naam. Dus ik vond het wel spannend om hem te vragen of ik zijn werk mocht gebruiken. Gelukkig kende ik Michaël Roumen, zijn manager, al een beetje. Dankzij hem is het allemaal gelukt. Het is voor mij een groot cadeau dat ik deze poëzie mag gebruiken.”

Volledige vrijheid

Een album opnemen met eigen songteksten was geen optie. “Als ik iets zing, wil ik dat het echt ergens over gaat,” zegt Oukje. “Daarom wilde ik niet zelf teksten schrijven. Andere mensen kunnen dat beter. Ik denk dat het míjn kunst is om dat op muziek te zetten, en het op zo’n manier te zingen dat ik het recht doe. Ilja creëert met zijn gedichten een soort miniatuurwerelden, en alles in dwingende alexandrijnen. Daar moet je echt een groot dichtkunstenaar voor zijn. Dat zou ik zelf niet zo kunnen.” De bundel ‘Idyllen’ omvat vijftig gedichten van zo’n vier à vijf pagina’s per gedicht. “Als je die hele bundel op muziek zou willen zetten, dan maak je echt een opera van een uur of vijf, zes. Dat was niet mijn bedoeling,” legt Oukje uit. Daarom heeft ze een selectie van fragmenten van de gedichten gemaakt. “Dat selecteren is heel organisch gegaan. Sommige teksten kon ik een-op-een op muziek zetten, in andere moest ik wat meer snijden om er een logische liedtekst van te maken. Ik heb telkens netjes bij Ilja gecheckt of hij ermee akkoord ging, maar eigenlijk hoefde dat voor hem niet zo nodig. Hij had er al snel vertrouwen in dat het goed zou komen en gaf me vrijwel alle vrijheid. Echt heel bijzonder vind ik dat.”

Zeggingskracht

Tijdens haar studie Zang Klassiek aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag zong Oukje al graag poëzie. Vrijwel altijd zong ze een liedrepertoire van componisten als Schubert, Schumann en Poulenc, die samenwerkten met dichters of het werk van dichters op muziek zetten. “Eigenlijk ben ik pas achteraf gaan begrijpen dat dat repertoire mijn voorkeur had omdat er zulke goeie poëzie aan hangt. Die liederen hebben daardoor werkelijk zeggingskracht. Daaruit is denk ik mijn verlangen naar het zingen van daadwerkelijk goede teksten ontstaan. Ik merk ook dat ik iets niet zo graag zing als ik het heel leeg vind, ook al is de melodie nog zo mooi.”

Schaduwkanten

Bij het selecteren uit Pfeijffers dichtbundel neigde Oukje in eerste instantie meer naar de romantische stukken tekst. “Die vond ik heel aantrekkelijk om op muziek te zetten,” vertelt ze. “Maar de bundel gaat ook over in wat voor wereld we leven, met name over de schaduwkanten ervan. Dus die donkere kant moest er toch ook echt in, anders zou ik de bundel geen recht doen. Bovendien vind ik het belangrijk dat we het daarover hebben met elkaar, over die schaduwkanten en moelijke onderwerpen. Maar ja, die laten zich ook iets moeilijker op muziek zetten. Bij teksten die wat lieflijker zijn, heb ik snel een idee voor bijvoorbeeld gitaar of toetsen. Maar bij een flink moeilijke tekst over waar het met de wereld heen moet, krijg je heel andere muzikale associaties. In dat soort stukken heb ik bijvoorbeeld veel meer gebruikgemaakt van slagwerk.”

Muzikale wederhelft

Door die benadering is ‘Idyllen’ een muzikaal divers album geworden. Oukje’s muziek is niet onder één noemer of stijl te vangen. “Ik start vanuit de inhoud,” zegt Oukje. “Ik heb klassieke zang gestudeerd, maar daarna ben ik zoveel verschillende dingen gaan doen. Mijn stijl of vocale techniek komt voort uit wat ik wil zeggen, niet vanuit een focus op een bepaalde stijl.” Voor haar debuutalbum werkte ze dan ook met een scala aan muzikanten uit verschillende genres. “Allereerst is er natuurlijk Marijn Korff de Gidts, mijn muzikale wederhelft. ‘Idyllen’ komt uit onder mijn naam, maar Marijn is voor honderd procent medecomponist van het album. We kennen elkaar van een muziektheaterproject en hebben al veel samengewerkt. Toen ik hem ontmoette was het echt zo bijzonder hoe naadloos we bij elkaar aansluiten qua smaak en achtergrond. Ik ben dus erg blij dat hij hieraan wilde meewerken. Hij komt ook uit de klassieke wereld, maar begeeft zich ook binnen allerlei stijlen en genres. Van huis uit is hij slagwerker, maar hij is eigenlijk een multi-instrumentalist. Hij heeft dan ook heel veel verschillende instrumenten op het album ingespeeld.”

Smeltkroes van stijlen

Nadat Marijn en Oukje samen de ‘geraamtes’ van de nummers hadden opgezet, in duovorm met twee of drie instrumenten, gingen ze op zoek naar aanvullende muzikanten. “We hebben gesprekken gevoerd en knopen doorgehakt over welke klanken en kleuren we bij de nummers wilden en welke instrumenten daarbij zouden passen. Alleen maar strijkers bij een bepaald nummer bijvoorbeeld, en bij een ander nummer hoorden we duidelijk een trombone,” legt Oukje uit. “Ik had toen meteen een voorkeur voor trombonist Kobi Arditi, die ik heb ontmoet bij Kyteman. Hij is zo waanzinnig goed en ook nog eens een heel leuk iemand. Ik ben best wel verliefd op de klank van de trombone. Blazers kunnen een nummer tot een feest maken, maar ook een heel onheilspellende functie hebben.” Naast Marijn spelen er nog een aantal andere musici uit de klassieke wereld mee, bijvoorbeeld de strijkers. De blazers hebben meer een achtergrond in de jazz, en ook de popmusici zijn vertegenwoordigd. “Bassist Max van Zutphen is juist weer een specialist aan de popkant. Het werken met zulke diverse musici maakte het heel spannend. En het werken met deze groep mensen maakt dat de nummers ook echt gelift zijn.”

“Blazers kunnen een nummer tot een feest maken, maar ook een heel onheilspellende functie hebben”

Zee en eiland

Omdat op het album de volgorde van de gedichten in de bundel is aangehouden, word je als luisteraar soms nogal heen en weer geslingerd van de ene sfeer naar de andere. “Toch wilde ik de volgorde in de fragmenten aanhouden, want het is ook echt hoe het leven is,” licht Oukje toe. “Die onvoorspelbaarheid van het album, van wat het volgende nummer is en wat het zegt, dat vind ik zo logisch als je kijkt naar hoe we als mensen moeten functioneren. Ik ben heel erg benieuwd hoe de luisteraars dat gaan ervaren.” Haar eigen favorieten zijn ‘De zee’ en ‘We zijn een eiland’. Dat laatste nummer wordt ook de eerste single van het album, compleet met videoclip. “Het zit eigenlijk vrij eenvoudig in elkaar, met vier blazerlijnen. Dat nummer betekent voor mij persoonlijk veel, omdat het gaat over het verlangen en zoeken naar een ultieme vorm van liefde, van samen met iemand zijn. Dat vind ik een wonderschoon gegeven. En ook dat je dat verlangen soms op een bepaald moment heel sterk kan voelen, terwijl die ander er dan helemaal niet mee bezig is. Ik zei steeds tegen Coen Haver, de regisseur van de clip, dat ik dit nummer heel erg ‘het zondagochtendgevoel’ vind. Dat je op zondagochtend denkt: ‘We blijven heel lang in bed liggen en dan gaan we rustig een ontbijtje maken’ en dat je vriend dan juist zegt: ‘Kom, we gaan eruit! We gaan klussen!’”

“Als ik iets zing, wil ik dat het echt ergens over gaat”

“‘De zee’ is een nummer voor zang, piano en basgitaar. Het gaat over iemand die probeert te vluchten, en die de overkant niet haalt. Dat stuk tekst vond ik zó aangrijpend dat ik heel lang niet wist hoe ik het op muziek moest zetten. Marijn heeft toen eerst een pianopartij geschreven, zonder melodie. Daar hoor je echt de zee in, en het gevecht van die vluchteling op het moment dat het misgaat. Ook hoor je er een soort hoop in terug. In de repetitieruimte heb ik daar een melodie over geïmproviseerd, die we later hebben verfijnd. Met de baspartij die Max er uiteindelijk onder heeft gespeeld, heeft het nummer nog extra diepte gekregen. Ik ben echt trots op dit lied, omdat ik het heel belangrijk vind dat we het over dat thema hebben, en ook omdat ik het lastig vind hoe je het er dan over kunt hebben met elkaar. Dit verlies je vaak uit het oog als je het over grote groepen vluchtelingen hebt. Ik vind het mooi dat we een klein muzikaal portret hebben gemaakt op die hele mooie woorden van Ilja. Daar komt nog bij dat ik hier vocaal iets heel anders doe dan op de rest van het album. Dat komt echt voort uit de inhoud en daar ben ik blij om. De andere nummers zijn natuurlijk ook te gek, maar deze twee springen eruit omdat ze echt anders zijn en voor mij nog iets meer betekenen.”