Als opwarmer beklimt de Nieuw-Zeelandse gitarist Thomas Oliver het podium. Zijn optreden begint vrij schuchter met Slice of life-achtige popliedjes. De muziek wordt in eerste instantie enigzins overstemd door een doorbabbelend publiek. Gaandeweg slaagt Oliver er toch in om het geroezemoes te laten verstommen door meer interactie te zoeken met het publiek. Hij laat best een sympathieke indruk achter, maar het publiek is duidelijk meer in de stemming voor feestmuziek dan voor deze luistermuziek.
Met een uitverkochte Grote Zaal in Gebr. de Nobel en een indrukwekkende reputatie op zak, zal menigeen het optreden van My Baby afgelopen 28 maart met een dikke stift hebben onderstreept. Het drietal beschrijft zichzelf als “een band op ontdekkingsreis met een geluid als psychedelic blues-trance rave” en “root-driven hypnotic dance”. Met in het achterhoofd dat veel ingrediënten niet noodzakelijkerwijs een smakelijke schotel opleveren is de volgende vraag aan de orde: Gaat My Baby erin slagen zulke hoge verwachtingen waar te maken?
Die voorkeur is duidelijk als de zangeres en bassiste van My Baby, Cato van Dijck, onder luid gejuich op de bezwerende tonen van 'Mounaiki' het podium betreedt. Wanneer vervolgens de techniek begint te haperen en het geluid grotendeels wegvalt, laat My Baby zien dat het inmiddels een internationaal gelouterde liveband is. Terwijl de geluidsmensen heen en weer rennen om het probleem op te lossen, laten drummer Joost van Dijck en gitarist Daniel Johnston zien hoe stressbestendig zij zijn door een joviale jam in te zetten.
Het momentum vastgehouden blaast My Baby vervolgens het publiek weg met stuwende, psychedelische funkpoprock, die vooral gekenmerkt wordt door het zwaar versterkte (slide)gitaarspel van Johnston en de kirrende zang van Cato. Het is allemaal opzwepend genoeg om ervoor te zorgen dat de voorste rijen toeschouwers de gelegenheid om te dansen met handen en voeten aangrijpen.
Zo nu en dan neemt My Baby wat gas terug door een ouder en rustiger nummer zoals ‘Bless you (ladies of the lowlands)’ te spelen. Dat geeft hun optreden de nodige extra dimensie. Het dynamisch gitaarspel van Johnston drukt helaas te vaak de muzikale inbreng van Cato naar de achtergrond en heeft als gevolg dat veel nummers op elkaar gaan lijken. Hoewel Cato goed haar vrouwtje staat, vereist het supergevoelige oren om haar bijdrage als bassiste goed waar te kunnen nemen. Pas met de kleine solo aan het eind van het optreden wordt expliciet duidelijk dat haar basgitaar meer is dan een decorstuk.
Een concert van My Baby bijwonen is eigenlijk ogen en oren te kort komen. Zangeres Cato verandert constant van gedaante door eerst als Arabische prinses het podium te bestijgen om vervolgens even de coulissen in te duiken en weer terug te keren als een jaren twintig flapper girl. Tenslotte sluit ze het concert af als een diva in een getailleerde, vergulde jurk. Door het gebruik van deze gimmicks valt wel beter te begrijpen dat My Baby zich beschrijft als een band op ontdekkingsreis, maar het leidt wel af van de muziek.
Heeft My Baby de hoge verwachtingen dan ingelost? Met het soort dansbare en intoxicerende muziek dat ze maken, spelen ze met gemak de meeste zalen plat. Dat kan niemand ontkennen. Wel leunt het momenteel erg op het gitaarspel van Johnston, waardoor veel van hun nieuwe nummers onderling inwisselbaar kunnen overkomen. Misschien is My Baby niet zozeer op zoek naar nieuwe prikkels, maar naar een beter gevoel van evenwicht.