Retropop. Zo omschrijft Sunday At Eight, het Leidse kwartet rond Damiaan van Noort, zichzelf. En het moge duidelijk zijn, deze jongens hebben allemaal goed gesnuffeld in de zogenaamde ‘vader’s platenkast’. Hoewel in dit geval ‘moeder’s platenkast’ misschien wel toepasselijker is. Invloeden van Queen, Rufus Wainwright en met name ‘the Cute Beatle’ zijn veelvuldig, doch subtiel hoorbaar, zoals bepaalde wisselingen tussen majeur- en mineurakkoorden.
Na twee singles en een geslaagde releaseparty in Gebr. de Nobel is hij dan eindelijk daar: de debuutep van Sunday at Eight. Op hun eerste schijfje poogt de jonge Leidse band in zes nummers de luisteraar te overtuigen van hun kunnen. Of dat is gelukt? Je leest het in de eerste 3voor12 Leiden albumrecensie.
Een zeer aangenaam aspect waarin de groep hun idolen navolgt is het beheren van een diversiteit aan stijlen. In 22 minuten passeren zowel lichtvoetige pianopop als meeslepende ballads de revue en zijn er invloeden van ska, blues en zelfs een vleugje grunge te horen. Om zo’n diversiteit aan stijlen aan te gaan op een korte ep brengt het risico tot ontwrichting met zich mee. Waar de Beatles bijvoorbeeld 30 nummers voor uittrokken op hun zelfgetitelde album, heeft Sunday At Eight er maar zes. Gelukkig is de consistentie in de songwriting en productie dusdanig sterk dat er voldoende samenhang tussen de nummers is, en dat is knap.
Over de productie gesproken, Sunday At Eight’s eerste ep is opgenomen onder de hoede van muzikaal zielsverwant Jan Stroomer. Een logische keuze, want er zijn zeker overeenkomsten te horen tussen Stroomer’s band The Stream en Sunday At Eight. En die productie is uitstekend. De baslijnen van Bas Janson en de drumfills van Antonio Kamerling zijn allemaal kristalhelder op band gezet. De nummers zijn goed gearrangeerd en de instrumentale passages zijn doordacht uitgewerkt. Zelfs de special effects, zoals een krakende deur nadat Damiaan “squeak” zingt, zijn waardevolle toevoegingen tot het geheel.
De ep begint met ‘The thrill’, dat tevens als eerste single is uitgebracht. De opener introduceert gelijk alle typische eigenschappen van Sunday At Eight. Met Damiaans karakteristieke stemgeluid voorop wisselt het nummer af tussen gevoelige en speelse stukken. De af en toe complexe wisselingen liggen makkelijk in het gehoor en het nummer is bovenal heel catchy. Zelfs tijdens de gitaarsolo van Wouter Bontje is het lastig om niet mee te neuriën. De ep gaat verder met het bluesy ‘The rain’, waarin het gesproken woord-segment wel erg veel lijkt op ‘Uncle Albert / Admiral Halsey’ van Paul McCartney. Dit is de band vergeven, dankzij het zeer aanstekelijke refrein.
Dan volgt het hoogtepunt van de ep. ‘The game’ klinkt als een creatie van de geadopteerde liefdesbaby van Rufus Wainwright en Freddy Mercury. Naast dat het een prachtige melodie heeft komt de band hier tekstueel ook sterk uit de hoek. “No one came to my funeral, cause all my friends were busy watching the Super Bowl” levert op subtiele wijze kritiek op de maatschappij. Het enige dat het nummer nog zou kunnen gebruiken is een achtergrondkoortje in de refreinen. Dit geldt trouwens voor de gehele ep; iets meer achtergrondzang zou niet misstaan. De maatschappelijke kritiek is iets explicieter aanwezig op ‘Why can’t we be friends’, dat een bloeddorstig Amerika op de korrel neemt. Om het skanummer compleet te maken verruilt Bas Janson zijn voornaam even voor een saxofoon. De brug van het nummer bewijst tevens dat de in het algemeen vrij brave jongens ook best een beetje boos kunnen klinken.
Met name ‘Turn the tide’ laat een duistere kant van de band horen die we nog niet eerder hebben gehoord. De band springt van de jaren 60 naar de vroege jaren 90 en komt met een nummer dat een klein beetje aan The Smiths en Pearl Jam doet denken. Het outro van het nummer biedt ruimte aan de band om door middel van korte solo’s hun instrumentale vaardigheden te laten zien. Sunday At Eight sluit hun ep af met ‘My baby’s run away’, een bluesy en lichtvoetig deuntje dat John Lennon waarschijnlijk als ’granny music’ had omschreven.
Sunday At Eight is niet bang hun invloeden op de mouw te spelden. Het nadeel hiervan is dat de groep nog niet een heel uitgesproken eigen identiteit heeft. Misschien ligt het wel een beetje aan de term ‘retropop’. In plaats van de muziek van vroeger te willen maken zou het ze goed doen als ze omarmen dat ze muziek van nu maken. Goede muziek is immers tijdloos. Gelukkig is er zeker genoeg talent aanwezig om een eigen identiteit te ontwikkelen. Deze zal zich dan ook ongetwijfeld vormen als de band lekker blijft spelen en schrijven. De debuutep is in ieder geval een uitstekend visitekaartje voor de muzikale kwaliteiten van Sunday At Eight. Eentje waarmee de weg naar de toekomst met zelfvertrouwen kan worden ingezet.