Zoeken, dolen en verdwalen, het loopt al jaren als een rode draad door het werk van Eefje de Visser. Misschien dat ze daarom zoveel inspiratie vindt in dat ene thema dat de afgelopen jaren steeds prominenter figureerde in haar liedjes: het nachtleven.

Klinkende glazen, mensen die proosten en elkaar in de armen vallen tijdens een klamme zomernacht. Het is een broeierige sfeer die Eefje de Visser neerzet in ‘De Parade’, een van de singles van haar laatste album Bitterzoet. De Parade, dat kennen we als een rondreizend festival, en het liedje maakt gretig gebruik van die associatie. Het is een liedje over wegvluchten in de nacht, loskomen van jezelf en opstijgen met de menigte, ‘totdat het plafond van de stad uiteenbarst’. The sky’s the limit, alles is mogelijk. Nou ja, vannacht dan, voor even, zolang de drank vloeit.

Zo figureert de nacht wel vaker op Bitterzoet, De Visser’s moderne nederpopklassieker. In tekstuele knipoogjes: verwijzingen naar harde bassen en housebeats, in liedjes als ‘Maak Het Stil’ (‘vier tot de vloer, hey hey!)’. In de beeldtaal van de liveshow, in haar spel met licht versus donker. En in de muziek zelf: de synths die niet van de popmuziek maar het nachtleven zijn geleend. ‘Stilstand’ volgt zelfs de structuur van een danceplaat, met een stotterende synthlijn die bouwt naar een donkere climax. Prima te draaien in een club, als spanningsmoment diep in de nacht.

En toch, het nachtleven is vast niet het eerste waar je aan denkt bij de naam Eefje de Visser. Gek is dat niet, zeker als je bedenkt hoeveel ze is getransformeerd de afgelopen jaren. Elf jaar geleden is het alweer sinds De Koek, het album waarmee ze in 2011 debuteerde. Anders dan een boel andere singer-songwriters destijds zong Eefje de Visser haar poëtische gitaarliedjes in het Nederlands, en dat bleek een gouden zet, want ze viel er meteen mee op. Tegelijkertijd was De Koek wel heel lieflijk en zoet, een tikkeltje kleinkunstig ook. Leg dat debuut naast Bitterzoet, en je hebt haast het idee dat je naar twee verschillende artiesten aan het luisteren bent.

Zoeken naar een nieuw geluid

Toch kun je een duidelijke lijn richting Bitterzoet ontwaren: hoe Het Is (2013) de weg vrijmaakte voor een elektronischer geluid op Nachtlicht. Veelzeggend is een liedje tussen die twee albums in: ‘Tijdreis’ uit 2014, een track diep in haar discografie, geschreven voor muziekwedstrijd ArtRocks. Het is een synthpopliedje dat tegen dansvloerklassieker ‘Sweet Dreams (Are Made Of This)’ aanschurkt. Veel meer uptempo en synthetischer dan we van haar gewend waren. Het is een duidelijk voorbeeld van hoe De Visser in die jaren koortsachtig sleutelt aan haar geluid, en, niet geheel toevallig, ook een ode aan verandering. Of eigenlijk: een protest tegen stilstand, en het volgen van de gebaande paden.

Vanuit daar klonk Nachtlicht plots ook veel elektronischer, met warme arrangementen vol synthesizers. Niet clubby of uptempo, integendeel zelfs. Neem die afgestompte kick op ‘Scheef’, die klinkt ver weg, alsof je hem nog net kunt horen van buiten de muren van de club. Er verscheen ook een remix van Dollkraut, die het liedje met een opgefokte krautbas en een luchtalarm transformeerde tot een gejaagde reis door de nacht.

Tot dan toe was dat een onlogische combinatie geweest: Eefje de Visser en Dollkraut, een Amsterdamse wave-producer die zich veelal in de marges van de nacht begeeft. Maar rond Nachtlicht bleek opeens hoeveel liefde er voor haar werk was vanuit allerlei hoeken van het nachtleven. Er waren verscheidene remixes (zelfs onlangs verschenen er weer een paar, van Weval en Joe Goddard!), ze dook de studio in met Trouw-resident Nuno Dos Santos voor ‘Wit Blad’, een track om in weg te zakken in een hoekje van de chill-out. En we zagen het tijdens de tour van die plaat. Opeens speelde ze op festivals als Wildeburg, Draaimolen en de X-Ray van Lowlands, en daar werd ze met open armen ontvangen door het dancepubliek. Niet met band, zoals daarvoor, maar in haar eentje. Met aan haar voeten die kluwen aan gear en drumcomputers, duidelijk op zoek naar een nieuwer, elektronischer geluid.

Dwalen en dolen

Zo zoekende als ze muzikaal was, zo is ‘zoeken’ ook een van de grote thema’s van haar teksten. Anders dan een boel Nederlandse tekstschrijvers schrijft ze geen afgeronde verhalen, met een intro en conclusie. Ze schetst de contouren van een situatie, door fragmentarische beelden aan elkaar te naaien. Die zijn vaak abstract, ongrijpbaar zelfs, maar ze spreken altijd tot de verbeelding. Zo worden De Visser’s liedjes al sinds Het Is gekenmerkt door beweging: mensen die ergens vandaan komen, mensen die eropuit gaan. In auto’s, treinen, of te voet, ze zijn dikwijls onderweg. In ‘Ongeveer’ rijdt een gelukszoeker in de zomer richting een warmere bestemming, met ‘iets om te bewijzen’. In ‘Uit De Lucht’ zingt de Visser over een verlangen om naar het platteland te verhuizen, geplaagd door nachtmerries over een brandende stadswijk. En ‘Lise’ volgt een duo tijdens een wandeling door de bossen. Het is een ode aan de nieuwsgierigheid, aan de wijde wereld intrekken met open vizier.

Toch knaagt er altijd iets. Hebben die gelukszoekers een specifieke bestemming? Of zijn ze simpelweg op de vlucht? Dat kun je je des te meer afvragen op Nachtlicht. Op dat album vindt het dwalen en dolen plaats in het stadsleven. Of eigenlijk: het nachtleven. Een koppel beweegt zich door een stad als een krioelend mierennest, via het OV, richting de cafés en de clubs. Een stel struint tijdens een nachtelijke omzwerving, totdat ze dronken en verdwaald op straat staan te schreeuwen. En op ‘Stof’ ligt een nachtvlinder in bed, met een hoofd dat giert van de adrenaline. Ze wil niet slapen, kan het ook niet. Angstvallig klampt ze zich vast aan die laatste uurtjes van een nacht, waarin ‘alles op zijn plaats valt’, hoe kortstondig ook.

Dansen in een onderwaterclub

Daarin schuilt ook het gevaar. Avontuur en escapisme schurken dicht tegen elkaar aan. Dat dat sinistere vormen aan kan nemen, zien we in ‘Stilstand’, die donkere clubtrack. Het is een nummer over de schaduwkanten van de nacht, over jezelf verliezen in escapisme, waarin De Visseer een geliefde bezingt die 'drinkt of verdrinkt'. In de videoclip zien we een stel synchroomzwemmers om elkaar heen bewegen, in een sierlijke onderwaterchoreografie. 

Drijven, zinken, zwemmen, de zee, water, het zijn beelden die in haar liedjes continu tegen het nachtleven opbotsen. Dat lijkt tegenstrijdig - de stad versus de zee - maar ze liggen dichterbij elkaar dan je zou denken. Dat zien we duidelijk in de videoclip van 'Scheef'. Daarin beweegt de artiest zich door een bomvolle club. Here's the catch: die club is letterlijk onderwater, de dansers zijn ondergedompeld in de nacht. 

Gewichtsloos zweven en keihard zinken, ze liggen onwijs dicht bij elkaar. Al helemaal in de nacht. We zoeken de grenzen op, van ons lichaam, van wie we zijn. Dikwijls overschrijden we die grenzen, voordat we er erg in hebben. Is dat erg? Zeker niet. We hebben het nodig, zelfs. De dag vraagt om labels, kaders en begrenzingen. Wie je bent. Wat je doet. Maar de onscherpte van de nacht biedt iets anders: een vrije oefenruimte om die grenzen af te tasten. Dat we daarbij soms over de schreef gaan, is misschien wel een necessary evil. Zo tast Eefje de Visser in haar werk wel vaker de grenzen af, laat ze contrasten tegen elkaar opbotsen. De menigte versus het individu, intimiteit versus afstand, tragiek versus romantiek. Ze kiest het een nooit boven het ander, net zoals ze nooit afgeronde verhalen vertelt. Het belang ligt in het verkennen, het zoeken is belangrijker dan het vinden. Misschien zelfs het enige waar het om draait. 

‘Kom op, denk niet dat genoeg is ooit
Als ik win, en er nooit meer iets tekort lijkt te zijn
Zit ik vast
En ik wens dat ik op stap ben’

Uit: ‘Kom Op’