Klinkende glazen, mensen die proosten en elkaar in de armen vallen tijdens een klamme zomernacht. Het is een broeierige sfeer die Eefje de Visser neerzet in ‘De Parade’, een van de singles van haar laatste album Bitterzoet. De Parade, dat kennen we als een rondreizend festival, en het liedje maakt gretig gebruik van die associatie. Het is een liedje over wegvluchten in de nacht, loskomen van jezelf en opstijgen met de menigte, ‘totdat het plafond van de stad uiteenbarst’. The sky’s the limit, alles is mogelijk. Nou ja, vannacht dan, voor even, zolang de drank vloeit.
Zo figureert de nacht wel vaker op Bitterzoet, De Visser’s moderne nederpopklassieker. In tekstuele knipoogjes: verwijzingen naar harde bassen en housebeats, in liedjes als ‘Maak Het Stil’ (‘vier tot de vloer, hey hey!)’. In de beeldtaal van de liveshow, in haar spel met licht versus donker. En in de muziek zelf: de synths die niet van de popmuziek maar het nachtleven zijn geleend. ‘Stilstand’ volgt zelfs de structuur van een danceplaat, met een stotterende synthlijn die bouwt naar een donkere climax. Prima te draaien in een club, als spanningsmoment diep in de nacht.
En toch, het nachtleven is vast niet het eerste waar je aan denkt bij de naam Eefje de Visser. Gek is dat niet, zeker als je bedenkt hoeveel ze is getransformeerd de afgelopen jaren. Elf jaar geleden is het alweer sinds De Koek, het album waarmee ze in 2011 debuteerde. Anders dan een boel andere singer-songwriters destijds zong Eefje de Visser haar poëtische gitaarliedjes in het Nederlands, en dat bleek een gouden zet, want ze viel er meteen mee op. Tegelijkertijd was De Koek wel heel lieflijk en zoet, een tikkeltje kleinkunstig ook. Leg dat debuut naast Bitterzoet, en je hebt haast het idee dat je naar twee verschillende artiesten aan het luisteren bent.