Het is lang geleden, een eeuwigheid. Twintig jaren vlogen voorbij sinds Spinvis zijn titelloze en inmiddels klassieke debuutplaat uitbracht. Twintig jaar, genoeg tijd voor een compleet mensenleven, waarin relaties beginnen en eindigen, kinderen worden geboren en het huis uit gaan, dromen worden waargemaakt of ergens in de hoek geparkeerd. Zo wordt Spinvis’ werk opgeslokt door iets waar hij vanaf het begin al een obsessie voor had: de steeds maar voortrazende tijd.

‘Als je niet kijkt gaat de klok soms achteruit.’ Het is een van de meest onopvallend mooie zinnetjes op het debuutalbum van Spinvis. Niet uit ‘Smalfilm’, ‘Voor Ik Vergeet’ of ‘Bagagedrager’, de ‘hits’ van het album, maar uit ‘De Talen Van Mijn Tong’, een dromerig, associatief liedje diep in het album. Het is een ode aan de kracht van fantasie. Liggend op je rug in het gras naar de lucht kijken en een wolk zien die op Yasser Arafat lijkt? Tuurlijk! Spectaculaire gebeurtenissen verzinnen die je nooit echt hebt meegemaakt? Het mag gewoon. ‘Dan zal ik zeggen dat ik neergestoken ben / Toen ik een jaar of twaalf was / Het is nooit gebeurd maar dat is geen bezwaar / Het is evengoed een soort van waar.’

Het is natuurlijk onzin, de klok zal nooit achteruit gaan. Maar de illusie dat het wél kan, of in elk geval dat de tijd voor een moment stil te zetten valt, is een van de meest kostbare ervaringen die een mens na kan jagen. En liedjes schrijven is daar een uitstekend vehikel voor. Het is een van de belangrijkste terugkerende obsessies in de vijf albums die Erik de Jong de afgelopen twintig jaar uitbracht: de tijd, en de eeuwige strijd van het individu tegen die genadeloos tikkende klok. Van ‘Bagagedrager’ tot ‘Aan De Oevers van De Tijd’ tot ‘De Grote Zon’, steeds weer zijn er die herinneringen die als flarden opdoemen, half afgebrokkeld en soms weer even helder.

Hoe de jaren verstrijken

Misschien komt het doordat Erik de Jong de veertig al gepasseerd was toen hij debuteerde als Spinvis. Zijn jonge, druistige jaren waren al verleden tijd. Hij had de punk meegemaakt, de werkloosheid en kruisraketten van de jaren tachtig, de opkomst van de house. Hij zag Lubbers en Kok gaan, hij zag de Twin Towers instorten en nam een baan aan als postbode. Hij had - zoals iedereen die het volwassen leven een tijdje aankijkt - gezien hoe mensen komen en gaan, opstomen in de vaart der volkeren en vastlopen in het moeras. In een interview ter ere van zijn naderende zestigste verjaardag vertelde hij er iets over in de Volkskrant. Toen hem gevraagd werd welke rol de dood in zijn dagelijks leven speelt, memoreerde hij grappig genoeg de periode dat hij begon met Spinvis. ‘Nu veel minder dan toen’, luidt het antwoord. ‘In de tijd dat ik me Spinvis ging noemen héél erg. Ik stelde mezelf de hele dag de vraag of het nog eens wat ging worden, met mijn zogenaamde talent en mijn praatjes over mijn liedjes die zo bijzonder waren. Veel van mijn collega’s waren leeftijdgenoten die iets met muziek of kunst deden. Ik zag ze voor mijn ogen oud worden. 1990 werd 1991. 1991 werd 1992. De jaren verstreken en ik zag hun vlammetjes doven. Ik ben daar op miraculeuze wijze aan ontsnapt.’

Het debuut werd in 2002 meteen opgemerkt. Kwaliteitslabel Excelsior bracht het uit, de recensies waren meteen lovend en het album eindigde hoog in de jaarlijstjes. Spinvis werd geprezen om zijn taalgebruik, maar ook om de muzikale gelaagdheid van zijn huisvlijt. Je kon horen hoe hij in zijn eentje met samplers, drumcomputers en gitaren eindeloos had zitten puzzelen en schaven. Zijn producties klonken rafelig en ruw, en tegelijk zeer doordacht. Binnen de kortste keren gingen anderen met zijn werk aan de haal. Cabaretière Lenette van Dongen bijvoorbeeld won de Annie MG Schmidt Prijs voor haar uitvoering van ‘Voor Ik Vergeet’, alweer een liedje over de vluchtigheid van herinneringen. Het zou kunnen gaan over een ziekteproces, over de genadeloze sloopkogel die dementie heet. Maar ieder mens van veertig weet inmiddels dat het vergeten ook bij het normale leven hoort. Dat dingen die ooit belangrijk leken langzaam vaag worden, als vergeelde (of verdwenen) foto’s in een fotoboek.

Poezië met hele normale woorden

Maar je hoeft nog helemaal geen veertig zijn om die obsessie met tijd te begrijpen. Dat blijkt wel uit de invloed die Spinvis anno 2022 op een nieuwe generatie popmuzikanten in Nederland heeft. Je kunt rustig stellen dat Spinvis op de huidige golf popmuzikanten meer invloed heeft dan Kensington Chef’Special en De Staat bij elkaar. Froukje, Goldband, Wies, Ronnie Flex, Bob Uit Zuid, de ene na de andere jonge muzikant noemt Erik de Jong als belangrijke bron van inspiratie. Waar hem dat in zit? In de gave met een paar pennenstreken karakters neer te zetten, en de kunst om poëzie te bedrijven met hele normale woorden. Spinvis laat een hele generatie na hem zien dat je niet per se alles hoeft in te vullen in een betekenisvolle tekst. Hij beheerst de discipline om grote thema’s te bespreken zonder ze de hele tijd te benoemen. Spinvis liedjes bijvoorbeeld gaan vaak over de dood, maar zelden wordt die bij naam genoemd.

Neem bijvoorbeeld ‘Limonadeglazen Wodka’, ook een liedje van het debuut. In een paar strofen schetst Spinvis de vriendschap tussen twee mannen. Ze hadden dromen en ambities, ze vonden dingen. De ik-figuur mijmert: 

‘Het was een mooie tijd
Als ik me niet vergis
We hadden zo’n gelijk altijd
Maar ja, we zeiden niks
Je had het eerder door dan ik
Er is zo weinig tijd’

Mededogen voor de aanmodderaars

Waar de een lef heeft, berust de ander in zijn onzekerheid. Waar de een zonder dralen een tatoeage zet (de rebellie!), zich uitbundig kleedt en een bloedmooie Spaanse vriendin aan de haak slaat, zit de ander in een schemerige woonkamer half in slaap gesukkeld naar een oorlogsfilm te kijken. De een leeft het leven, de ander aanschouwt het alleen maar. En dan gaat de telefoon met een noodlottig bericht. De luisteraar krijgt niet te horen wat er nu precies gebeurd is, maar ‘de man met zijn cake en zijn foute tune’ laat niets aan de verbeelding over. Zo zie je maar: je vleugels uitslaan en de wijde wereld ingaan loopt ook gewoon slecht af. 

Misschien is dat wel de reden dat de meeste mensen er nooit aan beginnen. Uit angst, uit onkunde, of door wat voor beperking dan ook. De liedjes van Spinvis wemelen van de angsthazen, gekkies, aanmodderaars en uitstellers. Herfst en Nieuwegein, in alles wacht vandaag de eeuwigheid, dat idee. Maar let op: het zijn de helden in zijn liedjes, niet de sukkels. We voelen mededogen voor Ronnie die naar huis mag nu de wolk in zijn hoofd is verdreven, voor de vrouw van 40 met een sigaret in ‘Smalfilm’, die ervan overtuigd is dat ze een buitenaardse stof in haar bloed heeft. We leven mee met de onbeholpen verliefdheid in een inrichting in ‘Wespen Op De Appeltaart’. In ‘Lotus Europa’ hangen we aan de lippen van een man die op de rand van het zwembad letterlijk uit elkaar valt, terwijl om hem heen de frietlucht en testosteron welig tieren. We maken ons zorgen om zijn fiets, die morgen nog voor de deur van het zwembad zal staan. Een fiets zonder baasje. En straks na het weekend - daar kun je op wachten - ook zonder zadel. En ken je die grap van die man die een schip bouwde om op een dag de zeilen te hijsen? Die ging niet. Althans: ‘Niet Vandaag’.

Het aardige is dat die hapering van het brein niet alleen een handicap is. We zoeken die als mens doelbewust op. Vooral op het derde Spinvis-album Tot Ziens, Justine Keller, sijpelt dat sterk door. Het album druipt van de alcohol. Van een shotje tequila in de ochtend (‘dat haalt het randje er een meteen een beetje af’) tot een hallucinerende rondgang in een nachtclub (‘Club Insomnia’) tot een fietsritje met de altijd meereizende ‘Koning Alcohol’. Alcohol en drugs zijn de belangrijkste wapens die we hebben in de strijd tegen het noodlot en de tijd. De laten we eerlijk zijn: de leukste wapens ook. 

Daar ligt uiteindelijk de troost in de liedjes van Spinvis. In de aanvaarding van het lot en de koestering van het moment. Ook als er niet zo veel te vieren lijkt, vieren we het toch. ‘Als je het in Nieuwegein niet kunt, kun je het nergens’, zei Erik de Jong ooit in een interview. Het is een soort omkering van de natuurlijk drang van de moderne mens om alles uit het leven te halen. Laat dat rennen maar zitten, het geluk ligt voor je neus. Als je het maar wilt zien. 

‘Hee ik kan niet vechten en ik wil het niet
'k hoef niks te eten 'k heb geen antwoord klaar
Ik heb ook geen plannen verder
Hee je wou m'n auto lenen hou 'm maar’