Van het buitenaards geregisseerde schouwspel van Sevdaliza tot de meesterlijke popster Perfume Genius: de laatste dag van Le Guess Who? 2017 is er een van de grootse persoonlijkheden, van de akelige duivels die je richting de poorten van de hel meesleuren en karakters die zelfs vanuit het hiernamaals nog rondzingen.

Als een angstige straathond vlijt hij zich aan haar voeten, sidderend wanneer ze verzucht toch echt een mens te zijn. De danser lijkt haar te aanbidden, en tegelijkertijd angstig voor haar toorn. Zo hee, wat is de choreografie van Sevdaliza’s nieuwe show waanzinnig. De Rotterdamse zangeres – die de 3voor12 Award won voor haar debuutalbum ISON – opent haar Europese tour op Le Guess Who? met een hele ambitieuze performance: een strak geregisseerde lichtshow, het Red Limo strijkkwartet en vooral die danser Gil. Hij heeft een waanzinnige controle over zijn lichaam, slaat zichzelf tegen de grond om vervolgens weer gewichtloos op te veren. Het ene moment straalt hij pure doodsangst uit, het andere verandert hij in een kwaadaardige geest die over haar schouders meekijkt, haar betovert en zelfs letterlijk draagt. Sevdaliza likt er wellustig haar lippen bij. Wanneer ze zingt dat ze hem alleen lijkt te kunnen liefhebben in haar dromen, springen de vlammen bij beiden in de ogen. Wanneer ze samen volledig in elkaar zakken, valt de muziek weg en blijft het een eeuwigheid doodstil in de zaal. Zodra de strijkers aanschuiven en Gil even van het toneel verdwijnt, zakt de spanning behoorlijk weg, maar op de beste momenten overstijgt de show haar afstandelijke moderne triphop en transformeert Sevdaliza in een buitenaardse godin. Een godin die zich laat aanbidden en alleen door iets futiels als romantische liefde laat raken wanneer ze daar zelf voor kiest. Wow.

De zondag van Le Guess Who? zit sowieso vol met zulke karakters, grootse persoonlijkheden die in hun eentje in staat zijn een hele ruimte te vullen en je verleiden richting het bovenzinnelijke te trekken of juist naar de diepste krochten van de onderwereld. De Amerikaanse ambient stemkunstenaar Julianna Barwick bijvoorbeeld, die al vroeg in de middag in het statige Academiegebouw staat met de Utrechtse cellist Maarten Vos. Ze begeleidt zichzelf met spaarzame klanken op piano en stapelt met een recorder haar woordeloze zangpartijen op elkaar. Ze laat haar ongrijpbare melodieën over elkaar vallen als een groots kerkkoor, dat in golven tegen de hoge muren van de hal aan beukt, de hele ruimte overspoelt en uiteindelijk ook in je hersenpan nagalmt. Uren later heb je die rustgevende stem en hemelse ambient nog steeds in je hoofd. 

Althans, als je een van de gelukkigen was die erbij kon zijn. Er staat namelijk nogal een flinke stoet mensen door de lange gangen van het Academiegebouw, het staartje van de rij eindigt buiten naast de Domkerk met nog eens een stuk of vijftig man. Terwijl Le Guess Who? zich steeds dieper en dieper in de ‘serieuze muziek’ vastbijt en in allerlei niches terecht komt, trekt het meer en vooral ook fanatieker publiek dan ooit. In de gangen hoor je mensen in het Zweeds de show van Sevdaliza bediscussiëren, bij de stand van The Village een ouder stel dat vanuit Zuid-Amerika is ingevlogen over het programmaboekje. Er is geen ander festival ter wereld dat zo’n bijzonder programma neerzet, lijkt wel. Maar daardoor worstelt het festival ook met nogal wat capaciteitsproblemen: wil je echt een show zien die toevallig in een wat kleiner zaaltje geprogrammeerd staat, dan kun je beter zorgen dat je minstens een halfuur voor aanvang voor de deur staat. Van de ene naar de andere zaal zappen is er niet meer bij.

‘De kans dat je hier tijdens de show nog binnen komt is ongeveer min 10 procent’, klinkt het dan ook om kwart over 4 ’s middags buiten de ingang van EKKO. Binnen stormt tien minuten later nog zo’n figuur van formaat het podium op: Sean Lea Bowie alias Yves Tumor, in een bizarre zwartleren broek en iets dat eruit ziet als een uitgescheurde dwangbuis. Hij is zo’n type dat je niet alleen in een duister steegje uit de weg zou gaan, maar waar je ook op een zonnige dag in een drukke winkelstraat met een dikke boog omheen zou lopen. Tumor lijkt namelijk iedereen mee te willen sleuren richting de poorten van de hel. Op zijn CDJs draait hij het gezoem van hele dikke vliegen – die best eens boven een flink stuk rottend vlees zouden kunnen samenzwermen – en het nerveuze gegrom van een koe op weg naar het slachthuis. Al snel begint hij te schreeuwen en gillen. Even later komt er een gabberkick bij en een beat vol noise die uit het donkerste kraakhol afkomstig zou kunnen zijn, terwijl hijzelf in het publiek springt, dat meteen meters uitwijkt. Bij punkshows zie je vaak dat zulke confrontaties een beetje gezellig blijven en de zanger vriendelijk-voorzichtig is in de moshpit, niemand moet zich immers echt stevig bezeren. Yves Tumor lijkt het tegenovergestelde te denken: hij plant zijn elleboog in het gezicht van een meisje, gooit zijn volle gewicht op een ander om te blijven duwen zodat hijzelf kronkelend op de grond valt. Confronterend, naar en onthutsend. Al helemaal voor de mensen die ‘m slechts kennen van dat ene wonderlijk mooie lofi-soulliedje

Pharmakon op Le Guess Who? 2017

Pharmakon lijkt even later uit dezelfde hellepoorten te zijn opgeroepen. Het is inmiddels bloedheet en ramvol in EKKO. Dankzij de natte jassen hang er zo'n weeë damp in de zaal, wat het nog zweteriger maakt. En toch lopen binnen een paar seconden je de rillingen over de rug als Pharmakon begint. Doodeng, bij gebrek aan een overtreffend trap. Het is alsof ze in haar allesvernietigende noise drie millennia aan menselijk falen wil vangen en ondertussen enorme fysieke klappen uitdeelt. Als het er op aan komt zijn we nog steeds beesten, we worden bedrogen door onze eigen geest en lichaam. En we bedriegen elkaar. Als een hond blaft en gilt ze terwijl ze onrustig op de speakers klimt, door de zaal baant. Heftig overstuurd en over de venijnigste industrial. Het eindigt allemaal met het alsmaar verder stapelen en loopen van ijskoud gegil. Het muziek noemen voelt als een gigantische afzwakking. Zonder twijfel een van de meest indrukwekkende shows van het weekend. En een waar je misschien nog wel badend in het zweet van wakker schrikt.

Dan maar de schrik bekomen in TivoliVredenburg, bij twee muzikanten van jewelste die je vanuit het hiernamaals toezingen: zowel Alice Coltrane als Sun Ra streefden tijdens hun leven met kosmische jazz beiden al iets hogers na en leven nu verder in de vertolkingen van hun muziek. Coltrane zelf lacht vanaf een portret op een altaartje de Grote Zaal toe terwijl zangers van de Sai Anantam Ashram haar spirituele liederen zingen. Nadat haar man John overleed, keerde de pianiste/bandleider de jazz de rug toe en zocht ze spirituele steun bij een goeroe. Ze stichtte vervolgens zelf een Ashram en begon haar eigen gospel-variaties van traditionele Hindoe-liederen te componeren met eigenwijze drones van synthakkoorden. De cassettebandjes die ze in die tijd uitbracht werden lang als het minst interessante gedeelte van haar oeuvre gezien, totdat David Byrne’s label Luaka Bop eerder dit jaar een fraaie compilatie van Coltrane’s latere jaren uitbracht. Bij binnenkomst in de Grote Zaal krijgt iedereen dan ook een tekstboekje in de handen gedrukt, om de schoenen uit te doen, in kleermakerszit op een geel kussentje te gaan zitten en uit volle borst mee te zingen totdat je je vervult voelt van Krishna. Helaas: de liederen zijn prachtig, maar het blijft allemaal net iets te gezapig en vrijblijvend. De zaal stijgt pas op wanneer het koor de mantra’s loslaat voor een prachtige lange zangsolo met trillende en bevende stem, daarna een gierende saxofoon en tUnE-yArDs die aanschuift voor een krachtig vraag-antwoord-spel. 

Dan Sun Ra Arkestar, dat laat op de avond in de Ronda speelt: hun bandleider verruilde al bijna een kwarteeuw geleden het tijdelijke voor het eeuwige, maar zijn orkest slaat nog altijd een brug tussen de aarde en de ruimte. De intergalactische weirdo’s zijn natuurlijk niet meer zo baanbrekend als in de jaren ’50 en ’60, maar voor velen op Le Guess Who? zal dit de eerste keer zijn dat ze de groep in actie zien, en het is een genot om naar te kijken. De 93-jarige bandleider Marshall Allen gaat tekeer op een soort spacey elektronisch blaasinstrument, de contrabassist beukt met strijkstok op zijn instrument in terwijl hij een scat vocal-solo doet en wanneer de band een bedwelmende 5/4-groove speelt, schuift de stokoude saxofonist alles aan de kant om een stel formidabele radslagen en een bizarre dans te laten zien.

tUnE-yArDs bij het Alice Coltrane-eerbetoon op Le Guess Who 2017

Maar de krachtigste persoonlijkheid van allemaal is Perfume Genius, dit jaar tevens curator en afsluiter van de Grote Zaal. Opeens steken zijn benen de lucht in. Zijn lakmuiltjes zijn spekglad en hij lijkt tussen het dansen en zingen door te zweven over het podium. Nogal wat artiesten zouden erna wat voorzichtiger gaan doen, maar de Amerikaanse zanger lijkt er alleen maar meer plezier in te krijgen. Nog verder leunt hij achterover als hij van links naar rechts over het podium springt, nog harder danst hij op de randen tussen de hortensia’s die zijn neergezet.

Vroeger lag er nog wel eenvormigheid op de loer bij Perfume Genius, nu is hij de meester van de balans en afwisseling. Het ene moment zingt hij ineengekrompen op een kruk met afgeknepen kopstem over de onzekerheid in zijn relatie. Het andere moment blaast hij een stadionanthem de zaal in, zoekt hij verlegen oogcontact met zijn vriend, zweeft hij over het podium of schreeuwt hij met vervormde stem de frustratie over zijn lichaam eruit. En alles met volledige controle. Het mooiste moment is als hij zowaar een Freddy Mercury-pose aanneemt op de rand, en met een grijns de mensen ver op de tribunes erbij trekt. Perfume Genius is de grootste popster van Le Guess Who?. Dankzij zijn omarming van zijn eigen vreemdheid volledig op zijn plek hier en tegelijk met alles in huis om uit te groeien tot een wereldster. Als ‘ie dat niet al is.