Als je als artiest het label van ‘angry young man van de jazz’ krijgt, kan dat label als een molensteen om je nek gaan hangen. De pers gaat graag met zulke sappige labels aan de haal, en je reputatie wordt al snel gevormd door in hoeverre mensen vinden dat je aan dat label voldoet. In het geval van Teis Semey klopt het ook eigenlijk niet: hij is juist heel liefdevol en heeft het lef om zich uit te spreken over wat hij belangrijk vindt. Op zaterdag 19 oktober blaast met zijn quintet de planken van het podium - al is de muziek niet de meest toegankelijke.

Al vanaf het eerste moment wordt duidelijk dat dit een bijzonder concert gaat worden. Na de ietwat stroeve aankondiging stapt Semey het podium op, gekleed in een oranjerood gewaad, met matchende gitaar en de hem kenmerkende grote oorbellen. Met de vier andere muzikanten uit het quintet zet hij een soort free jazz-jam in, die minuut na minuut opbouwt tot een koortsachtig crescendo. Het is duidelijk: het gevoel is hier veel belangrijker dan de regeltjes. De muziek gaat van stille solo’s en duetten naar muren van wringende klanken, naar ritmische grooves en weer terug. Wel moet het publiek zich af en toe aardig inspannen om in de tornado van vrije jazz te horen hoe de instrumenten eerst hun eigen ding doen en elkaar daarna weer proberen terug te vinden.

Meer dan invallers
Dat de band in een andere samenstelling speelt dan normaal, valt mede door de experimentele muziek niet op. Bovendien zijn de muzikanten die invallen veel meer dan alleen ‘invallers’. Altsaxofoniste Alice Leggett en drummer Ludvig Søndergaard kunnen zich heel goed meten met vaste krachten Jort Terwijn op contrabas en Jesse Schilderink op tenorsaxofoon. Søndergaard en Terwijn leggen samen een strakke basis neer onder de rest van het quintet, terwijl de saxpartijen van Leggett en Schilderink elkaar afwisselend aanvullen en uitdagen.

Semey overziet het allemaal als een soort trotse grote broer. Het is mooi om te zien hoe hij zich niet alleen kan verliezen in zijn eigen partijen, maar ook met een brede glimlach kan genieten van de muzikale kwaliteiten van de rest van de band. Hij gunt ze ook alle ruimte om hun eigen momenten te pakken. Dat deze band en muziek hem dierbaar is, merk je alleen al aan dat hij zeker tijdens de meer opzwepende stukken geen seconde stilstaat tijdens het spelen. Wat dat betreft is het eigenlijk jammer dat het publiek zit in plaats van staat. Ondanks de wirwar aan geluiden die af en toe voorbij komt, zijn er wel degelijk meer dan genoeg catchy grooves die het moeilijk maken om stil te blijven zitten.

Tussen de nummers door laat hij zogeheten field recordings horen, bewerkte opnames van omgevingsgeluid van plekken die iets voor hem betekenen. Hij laat bijvoorbeeld zijn studio in Amsterdam horen, maar ook het bos bij zijn ouderlijk huis in Denemarken. Zo trekt hij het publiek als het ware mee zijn belevingswereld in. Tegelijkertijd gaat op zulke momenten ook wat van de dynamiek verloren die het concert zo gaaf maakt. Dat het licht gedimd wordt, zorgt voor nog wel iets van sfeer. Toch voelt het vreemd om met de hele zaal stil naar een opname te luisteren terwijl er zoveel muzikaal talent op het podium staat.

Boosheid juist uit liefde
Tijdens een van de momenten dat hij zich richt tot het publiek, gaat hij in op het imago van ‘angry young man’ dat hem wel eens wordt toegedicht. Een gigantische misvatting, wat hem betreft. Het is niet dat hij zich niet boos maakt over dingen, maar dat komt juist voort uit een enorme liefde voor de wereld om hem heen. Dat we tegenwoordig allemaal als freelancers door het leven moeten gaan en het taboe lijkt te zijn om je steun uit te spreken voor Palestina en Libanon maakt hem juist boos omdat hij wil dat iedereen vrij en gelukkig is, zo legt hij uit. Om die gedachte de ruimte en aandacht te geven die het verdient, heeft hij een magazine geschreven met opiniestukken en interviews. Het zijn niet de minsten die eraan hebben bijgedragen. Zo heeft Semey onder andere de Nederlandse jazzgrootheid Benjamin Herman geïnterviewd. Na afloop is het magazine samen met een paar pro-Palestijnse pamfletten te vinden op de merchtafel.

Het zijn deze momenten die Semeys authenticiteit nog eens extra benadrukken. Hij vertelt ook met lichte zelfspot over hoe een oude bekende die hij al jaren niet meer gesproken had hem op een dag een boze tirade stuurde over dat hij altijd van die grote oorbellen draagt. Wees eens een man! Wat moet zijn moeder daar wel niet van denken?! Nou, benoemt hij fijntjes, veel van die oorbellen heeft hij van haar gekregen, en bovendien zitten allebei zijn ouders vanavond in de zaal. De anekdote is een mooie intro voor het nummer “Common Teis”, waarvan hij de titel heeft gebaseerd op het eerdergenoemde bericht, dat bomvol spelfouten zat. Sowieso is de naamgeving van zijn nummers erg on point, getuige ook het scheurende en swingende “Hippity Hoppity Abolish Private Property”.

Al met al is het Teis Semey Quintet bijna meer een ervaring dan een band. Niet iedereen zal openstaan voor die ervaring, of hem op waarde kunnen schatten. Toch snap je na afloop waarom Semey wordt gezien als een van de meest toonaangevende opkomende artiesten in de jazzscene. Je kunt van zowel Semey zelf als zijn muziek vinden wat je wilt, maar je verveelt je geen seconde.