Singer-songwriter Moanzy begon als straatmuzikant en speelde tot in Japan met rocky werk. Nu is hij even terug in “m’n stadje”, in de Nobel. Hij maakt sinds zijn EP 'Only For When It Rains (preferably at dawn) Pt. 2' (2002) andere muziek. Er was vooraf een set aangekondigd met nieuwer werk, "voornamelijk invloeden van r&b, melodic trap en lo-fi soul." Zijn band en hij speelden echter rocky als vanouds.

Supportact Ācīd Rēflūx, een bekende naam uit de Leidse punkscene, past daardoor beter bij Moanzy’s set dan gedacht.

Ācīd Rēflūx

Teaser

Een vreemde Ente in de bijt betreedt het podium van de Kleine Zaal: wat moet een man in pak en met een spiegelende zonnebril bij een punkband? Deze presentator plaagt met een vet Duits accent Ācīd Rēflūx-zanger/gitarist Rikkert met een Axl Rose-vergelijking; hij lijkt verdacht veel op frontman Rik van Medgar.

Ācīd Rēflūx heeft een nieuwe drummer (“Hoi, ik ben Jesse en ik ram op dingen”) die gelijk goed hun nummers blijkt te beheersen. Er zijn nog wat kleine communicatiestoringen met bassist Puck en met Rikkert, maar dat komt vanzelf goed. Puck plaagt hem gelijk: “Gaan we aftikken, voor het echie? Hè? Hè?”

‘That’s What She Said’ is het scharnierpunt in hun set; vanaf dan zijn de drie helemaal los; bassist en gitarist spelen borst aan borst, Puck bast wijdbeens en alle drie headbangen ze mee met de nummers. Dat warmt het publiek goed op. Rikkert valt opeens om, alsof hij een penalty wil, maar speelt gewoon door. Bij slotnummer ‘Poopoo Peepee’ verschijnen drie bandleden van Headfirst als achtergrondkoor op het podium; Sjoerd, Bo en Gina staan in de rij op lengte, als de Daltons.

Moanzy & Friends

“I make simple music for, maybe, complicated people”

Op de achtergrond staat Moanzy geprojecteerd in de regen, melancholiek omhoogkijkend. De echte versie verschijnt en kondigt aan dat het (voorlopig?) zijn laatste concert in Leiden is. Vanavond speelt Moanzy met zijn Friends: Jeroen op bas, Sebas is leadgitarist en Martijn op drums, plus een verrassend solerende Hugo op mondharmonica. Moanzy begint echter solo en speelt oud en nieuw werk door elkaar. Zijn oudste en nieuwste single, ‘Lucy / Lucy’ en ‘Red Blood’, komen allebei voorbij.

Hij heeft een heldere, krachtige stem en zoekt als artiest met veel straatervaring makkelijk contact met het publiek. Een cover van ‘Creep’ wordt vooraan massaal meegezongen en is bij de coupletten dromerig en bij het refrein energiek. Ook bij andere nummers laat hij het publiek meezingen: “Singing along is kinda key, otherwise we’re just four guys holding our dicks.”

‘Bad Bitch’ heeft de meeste publieksparticipatie; Moanzy springt het publiek in en we vormen een kleine cirkel om hem heen. We gaan diep door onze knieën en zingen mee, veren tegelijk met hem op. Puck van Ācīd Rēflūx springt met hem in het rond. Het publiek is nu helemaal los, met meezingen en op andere manieren; er suist een lichtlila bh voorbij, het podium op; het publiek joelt. Een variant van zwart kant volgt; beide trofeeën worden over de microfoonstandaard gehangen. Het is alsof we bij een variant op een optreden van Tom Jones zijn, of zou het een ode zijn aan Internationale Vrouwendag?

Moanzy vertelt:  “I make music for a very important reason; I cannot deal with emotions.” Met die van het publiek gaat hij echter prima om.