Ik ben de eenzame passagier van een pendelbus die vanaf Leiden Centraal naar Noordwijkerhout vertrekt. Bestemming: Loungefest, een festival dat inmiddels tien kaarsjes op de verjaardagstaart mag zetten. De vrees bekruipt me dat door de plensbuien we straks met een handjevol voor het podium staan.

De vrijdagavond heeft een mooie maar beknopte line-up: The Grand East, Goldkimono en Electric Six. Die verdienen een massapubliek, en gelukkig krijgen ze dat ook. Waar er weinig mensen vanuit Leiden de tocht wagen, lijkt heel Noordwijkerhout op het terrein rond te lopen. Het festival is die avond een hart dat niet slechts klopt, maar daadwerkelijk beukt.

Klam maar knus

Langs de rand van het meer loopt de bezoeker het festivalterrein op, en de locatie is modderig maar mooi aangekleed. Een houten dek voor het hoofdpodium zorgt ervoor dat dansen deze avond dragelijk zal blijven. Er zijn wat stoelen op het strand, en ook in het meer zelf. Bij beter weer wordt aangeraden om je zwemspullen mee te nemen en op de fotocollages van voorgaande jaren is te zien dat mensen hier niet te verlegen voor waren. Op de zaterdag zijn er drie podia open, deze avond slechts één.

Tussen de bedrijven door worden er plaatjes gedraaid op een pier, met als ingang een fraaie kerk. Het volume staat precies op een middelpunt waarbij zowel de dansers als de babbelaars aan hun trekken komen. Maar het meest in het oog springende onderdeel van de aankleding zijn toch wel twee steltlopers in vlinderkostuum, die als sfeermakers poseren en de dansvloer inbreken. Hoe het ze lukt de zompige grond te navigeren op stokken is me een raadsel, maar ze verdienen een medaille hiervoor. Al met al een feestelijke boel, en de eerste act is nog niet eens begonnen.

Swingen en slingeren

The Grand East is foute bluesrock, wat het altijd goed doet. Ze hebben al eerder op Loungefest gestaan en wilden maar al te graag terugkomen voor het jubileum. De zanger steelt de show met een outfit die matje, snorretje en hotpants combineert met harmonica. Waar de toeschouwers in den beginne even twijfelachtig zijn als het weer, weet hij ze met zijn energie over de streep te trekken. Hij slingert de microfoon rond met zo’n verve dat twee roadies haastig het ding voorzien van een extra laag tape zodat ie niet de ruimte in schiet, waarna het er vlug weer af wordt gerukt op het moment dat de zanger het publiek in wandelt.

Het oor wil natuurlijk ook wat, en met borrelende Hammondklanken, patserige psychedelica en een algeheel plezante douche aan louche geluid, pakken de heren uit alsof het Sinterklaas is. Af en toe zit er een meebanger tussen zonder moeilijkdoenerij als afwisseling van staaltjes showmanship zoals een frontman die met brullende bluesstem in de lichtinstallatie gaat hangen. Een rondje introducties van de bandleden volgt in een prachtige Elvis-imitatie, en dan gaan we tijdens een psychedelische bridge van Graceland naar Wonderland. Tijdens een chillnummertje begint het net te miezeren, en de verkoeling kan het publiek wel gebruiken.

Gouden tijden

Goldkimono weet precies hoe je mellow alternatieve hiphop toch nog een extra kick kan geven, en het is erg grappig hoe de artiest in sommige nummers een grindset boodschap kan verpakken in een laagje reggae. Het openingsnummer wordt opgevolgd door ‘Money In My Head’, en eventjes krijg je de indruk dat dit een lieve set op een serene locatie gaat worden. De wind steekt op, waardoor het publiek zich knus clustert aan de voorkant bij het podium. Spottend kondigt Goldkimono aan dat hij een foefje van Taylor Swift steelt door tijdens het optreden van kostuum te wisselen (hij doet zijn hoodie uit zodat ie nu in t-shirt staat op te treden).

Hierna zet hij ‘Lost Inside My Head’ in, een hit die in deze uitvoering een kalmerende twist krijgt. Een nieuwe track waar we een voorproefje van krijgen viert de vrijheid en klinkt alsof Bob Marley met een boost eronder. Er zijn veel fans aanwezig, dus een collectief gezongen bridge verloopt soepel. Nu wordt pas echt iedereen aan het werk gezet, met een uitvoering van ‘Morning Sun’ die de aspiraties in de teksten omzet naar transpiratie in het publiek. ‘Monkey To Man’ zet een gemixte boodschap van memento mori en carpe diem in, en blijkt zo skankbaar dat mijn notitieblokje vol strepen komt te staan. Tijdens de toegift golft de massa net zo hard als het meer waar we op uitkijken. Achteraf wordt gemeld dat dit het eerste optreden was van bassist Sophie, die als een tandwiel in de formatie paste.

Brood en spelen

DJ Foxy Roxie draaide ons warm met onder andere ‘Dolce Vita’ van Ryan Paris en Electric Six lijkt ook naar Parijs te zijn geweest. Frontman Dick Valentine dirigeert tijdens het optreden met een stokbrood in z’n hand een set van een dikke vijf kwartier, zonder in te boeten aan uitstraling. De wolkenlucht is inmiddels donker en broeierig, maar het enige gedonder komt deze avond uit het publiek. Het zit stampvol vooraan bij de laatste act van de avond, en gestampt zal er zeker worden. Het zwoele zestal zet ‘Dance Commander’ in, maar hoeft geen bevelen te geven om de voetjes van de vloer te krijgen. De zang is in het begin wat verdronken tussen de instrumenten tijdens de eerste paar nummers en de mic naar de toeschouwers houden levert spaarzame meezingers op, maar al snel hervindt de frontman zichzelf. ‘Naked Pictures’ krijgt een Freudiaanse wending wanneer een jongeman op één van de geluidsboxen springt en met een bloemenkrans het fallisch ogende stokbrood bevredigd, terwijl een scheurende gitaar een Oedipuscomplex botviert.

Dat is het signaal om het lekker bont te maken, en de eerste crowdsurfers worden de lucht in gehezen. De pyrotechniek schiet vlammen in de lucht zodra het flamboyante en onontkoombare ‘Gay Bar’ deel 1 en 2 wordt ingezet. De populariteit van de track doet eigenlijk al het grootste gedeelte van het werk: bier kiest het luchtruim, het mosh minimum wordt eindelijk behaald en de houten vloer kraakt in z’n voegen. De voorste linie wordt tegen de hekken geperst en gitaar en bas lenen al hun flair aan het feestje. Tijdens ‘Dirty Ball’ doen alle beukende bezoekers er nog een extra schepje bovenop, en met een scherp oog kan je zien dat de bierspatten daadwerkelijk van de podiumlampen afdampen.

Het is niet alleen maar geweld gelukkig. Bij de wat zachtere tracks knuffelen koppels elkaar en wiegen ze mee met de muziek. Dit in sterk contrast tot ‘High Voltage’, een nummer dat qua energieniveau een paar megawatt een bio-elektriciteit moet hebben gegenereerd. Pompende vuisten gaan de lucht in, en als een macho messias gooit de heer Valentine zijn stokbrood het publiek in (een parallel met Lucas 22:19). Na een afkoelnummer gaan we door met ‘Dance Epidemic’, waar zo te zien niemand tegen gevaccineerd is. Wederom valt er een verfrissend buitje, dit keer tijdens de afsluitende cover van ‘Murder On The Dancefloor’. Mensen vallen elkaar spontaan in de armen na deze moordavond, en dit was alleen nog maar de vrijdag. Met lamme poten en volgeschreven velletjes sjok ik terug naar de pendelbus. Conclusie: een bejubelbaar jubileum, en een waardige concurrent voor Werfpop.