Het optreden lijkt rustig te beginnen maar De Joode voert het tempo al snel op. Met strijkstok beweegt hij wild heen en weer over de snaren van zijn contrabas. Hij tikt, slaat en wrijft en verandert constant de spanning van de snaren. Kaufmann lijkt op de vleugel zijn eigen pad te bewandelen en speelt gevoelig met lichte aanraking van de toetsen op zijn eigen tempo mee. Gratowski gebruikt zijn klarinet om lage gedempte blaastonen te produceren die zijn instrument bijna niet verlaten, soms heft hij deze demping op en laat hij de tonen gaan wat zorgt voor een verrassende wisselwerking. Hij zuigt en blaast en het instrument wordt zo op alle mogelijke manieren bespeeld.
Niet alleen de toetsen van de vleugel worden bespeeld maar er gebeurt nog veel meer daarachter, in de klankkast. Er wordt aan de snaren gefrunnikt, verschillende voorwerpen worden neergelegd om het geluid te vervormen en constant is er een metalen balletje te horen dat heen en weer rolt. De rest van het trio volgt deze onconventionele speelwijze gretig. Zo plukt De Joode aan de onderste uiteindes van zijn snaren en tikt hij ritmisch op iedere mogelijke plek van zijn trouwe compagnon. Gratowski tikt en drumt op zijn dwarsfluit terwijl hij in hetzelfde tempo meeblaast.
Met blazen, tikken en andere fijnere geluiden maakt het trio een stil en akoestisch geluid dat met extra invulling van de piano aanvoelt als ambient, waarmee ze kalmte en rust brengen. Maar toch blijft het piepen en kraken en is de transformatie naar een oerknal van geluid snel gemaakt. In een handomdraai weten ze het tempo weer op te pakken, spelen ze snel samen en produceren ze alle drie tegelijkertijd een bomvol geluid.
Tijdens deze uitbarstingen glijden Kaufmann’s handen rap van links naar rechts, blaast Gratowksi voluit en plukt De Joode zowat de snaren van zijn contrabas af. Met de ogen gesloten weten ze elkaar constant te vinden. Ook als er even, afhankelijk van elkaar, een kleine detour wordt genomen.
Dat deze mannen geluid maken op hun eigen innovatieve manier laten ze het gehele optreden continu zien. De snaren van de vleugel worden bij tijden als een harp bespeeld, een volle fles water in de hoorn van een saxofoon zorgt voor een gesmoord buitenaards geluid en De Joode laat met zijn strijkstok het zelfs de lessenaar ontgelden. Alle instrumenten worden constant op alle mogelijke manieren met alle mogelijke technieken bespeeld. Dit doen ze zonder dat de kwaliteit van het geheel verloren gaat.
Met ernst en ongelooflijk veel passie weten ze steeds weer nieuwe structuren op het publiek af te vuren. Maar als alle mogelijke geluiden en harmonieën (of juist niet) gespeeld lijken te zijn, haalt een abrupt einde zowel de drie op het podium als het publiek uit een diepe trance.
Weggeblazen door dit innovatieve trio komen we weer terug op planeet aarde. Bewonderenswaardig is het zeker: hoe ze volledig geïmproviseerd dit waanzinnige explosieve en experimentele geluid behapbaar en behoorlijk kunnen laten klinken. Na dit optreden is jazz in al haar pracht en veelzijdigheid volledig ontdekt.