Across Borders moet je niet verwarren met Crossing Borders - dit is een nieuw Leids festival met acht bands. Het is georganiseerd door Fool Circle en studentenvereniging Catena, onze hosts op deze tiende februari. De line-up telt onder andere flowerpowerband Zuster Zonnebloem en drie buitenlandse bands: het Belgische Itches en de Polen van Break the Void en November Might Be Fine. Across Borders maakt zijn naam dus meteen waar. Ondanks geluidsproblemen - met een goede reden - slaagt de openingseditie.

Troubled

Openen voor OnlyVans

Festivalorganisator Nando Schalks is de drummer van rockgroep Troubled – een viertal met een repertoire van ballads tot grunge. Zijn band neemt de taak op zich om het publiek op te warmen door te openen. Ze laten zien gegroeid te zijn sinds hun optreden van een half jaar geleden en zit er nu vanaf het begin in. Nando kondigt aan dat de band rustig gaat beginnen, maar de geluidsmeter staat vanaf het eerste nummer boven de 110 decibel. Het is bij de opening pas 17:00 uur op een festival dat tot minstens 0:00 gaat duren, dus is het nog niet zo druk in de zaal. Nando’s petje wijst erop wie we zijn: echte Vans.

Tijdens ‘You can tell’ is zijn spel extra los. Mike beroert opmerkelijk teder en voorzichtig de snaren van zijn bas. De Troubledleden wisselen vaak hun rollen. Zangeres Nienke speelt regelmatig leadgitaar en gitarist Thomas en bassist Mike pakken af en toe de leadzang, maar vaak zingen ze driestemmig. Op het met rook gevulde podium voeren ze onderling een show op: “Ik zie jou nauwelijks, Thomas” - “Ik jou ook niet, Mike!”

Hun set bevat hun debuutsingle, ‘Shiver’, en ‘Blurry’, die uitgebracht gaat worden. Mike vertelt het verhaal achter ‘You Can't Tell': “We hebben het van de zomer opgenomen in een studio in Duitsland, maar sindsdien worden we geghost door de studio."

Zuster Zonnebloem

Terugkeer

“In Leiden worden we veel herkend dankzij het winnen van de Nobel Award. Daarom spelen we hier graag,” vertelt zangeres Hanne Brunekreeft vooraf. Sindsdien zijn ze hier dus vaak terug geweest en heeft Zuster Zonnebloem er met Sem ten Cate een toetsenist bij gekregen. Hij blijkt hun psychedelische rock te verdiepen en daarmee rijker te maken. Het klikt trouwens uitstekend tussen hem en gitarist Rick van Loon, die naast hem staat. Ze zoeken elkaar regelmatig op om naast elkaar te spelen en moeten lachen om onderlinge opmerkingen.

Frontvrouw Hanne heeft een krachtige, prachtige stem en zingt intens als altijd: ze zit regelmatig op haar knieën en stort zich fanatiek ter aarde. Ditmaal danst ze tijdens een lang instrumentaal stuk niet vooraan de zaal mee op hun muziek, maar staat aan de zijkant van het publiek – het is vooraan door het vroege tijdstip nog niet zo vol met dansers. Haar tegenpool is één van de drie blonde en bebaarde Vikingen op het podium, bassist Timo Verlaan, die altijd kalm zijn partijen speelt.

Waar Zuster Zonnebloem normaal deels aan de dromerige zijde van de sixties speelt, is hun set vandaag wat harder, waarschijnlijk om meer aan te sluiten bij het komende geweld. Het slotnummer, ‘Folklore’, vertegenwoordigt door de elektronische samples live meer de psychedelische kant van de sixties.

Make Out Molly

Grungy garagerock op punktempo

Dit garagerockduo bestaat uit een zingende drummer en een zingende gitarist . Ze klinken wel wat als het Duitse noiserocktweetal DŸSE door het rauwe geluid en omdat ze de zaal met twee man wegblazen, iets dat ze overigens ook gemeen hebben met TankZilla. Verschillen zijn er natuurlijk ook: Make Out Molly klinkt bijvoorbeeld grungier dan die tweetallen, en bepaalde nummers hebben stonerritmes die Queens of the Stone Age graag had gebruikt. Het tempo en lengte van hun nummers van negentig tot honderdtachtig seconden zijn dan weer die zoals bij punk.

Make Out Molly voert het publiek mee en de eerste headbangers melden zich bij het podium. Dat headbangen gaat al snel lekker fanatiek en bij het podium wordt meegedanst. Gitarist Rens de Vries laat speelse loopjes uit zijn elektrische gitaar komen, soms klinkt die basgestemd zoals in ‘Seven Nation Army’. Drummer Koen Fris, met geblondeerd Cobainkapsel, speelt vol gevoel met zijn ogen dicht.

Ācīd Rēflūx

Beweeglijk als altijd

Geluidsproblemen met monitors en microfoons spelen jammer genoeg een hoofdrol bij dit optreden. Daar is een goede reden voor: de geluidstechnicus valt namelijk geblesseerd uit. De vrijwillige lichttechnicus krijgt een korte uitleg hoe alles werkt en moet daarmee on the fly het geluid van alle bands na Troubled regelen onder tijdsdruk – een onmogelijke opdracht. Ze krijgt er wel veel waardering voor: "Hoe je dat gedaan hebt vandaag is fucking magisch!" Er gaat qua mix trouwens ook iets erg goed: vaak is de bas slecht hoorbaar in de mix. De doom bass van Puck staat echter lekker hard en dat maakt Ācīd Rēflūx extra intens.

Sjoerd van Headfirst drumt vandaag ook met Ācīd Rēflūx; hij speelt daarmee twee sets achter elkaar. Hij leeft zich vanaf het begin zowel in als uit en drumt met zijn hele lijf, lekker headbangend en met een verbeten gezicht. Zanger/gitarist Rikkert is fanatiek en beweeglijk als altijd, hij danst met een toeschouwer. Bassist Puck rockt eerst op zijn plek mee. Later gaat hij ook rondlopen en speelt eerst in het publiek, later zit hij met bungelende benen op de rand van het podium.

Ācīd Rēflūx speelt onder andere ‘Brain Stew’ van Green Day , de band die ook op Pucks wifebeater prijkt, en het slotnummer ‘That’s What She Said’, dat op de debuut-EP van Ācīd Rēflūx staat.

Headfirst

Koerswijziging

Hun opkomst is al rock ‘n’ roll – bassist Gina komt op met een Volvoradiateur, zo’n rooster aan de voorkant van een auto. “Ik heb gister een auto-ongeluk gehad,” legt ze uit. Als mascotte prijkt hij vooraan op het podium, tegen de rechtermonitor. Die monitor valt echter al snel uit, waardoor Gina op haar spiergeheugen moet spelen. Leadgitarist Bo hoort zichzelf en de anderen niet. Dit zijn echter ervaren performers die zich door de technische problemen heen weten te spelen.

In een recent podcastinterview met Bandpraat vertelde Headfirst over de richting die ze als band op willen: minder grungy en bangers, meer algemene rocknummers als ‘Don’t You Mind’ en een ballad als ‘I’. ‘Don’t You Mind’ zit dan ook in de set, ‘Dino Disco’ of ‘Sing ’n Shout’ niet.’ Regelmatig staat de hele snarensectie met de toestenist naast elkaar vooraan het podium.

Itches

Afwisselend

De soundcheck gaat naadloos over in het eerste nummer bij dit lo fi-jangletrio, afkomstig onder de rook van Antwerpen. De heren vragen tijdens hun set nog een aanpassing aan het geluid, waar ze zich hoffelijk en Belgisch voor verontschuldigen.

Ze hebben eerder onder andere in het voorprogramma van Tramhaus gespeeld. Hun nummers zijn veelzijdig: we horen het rollende ritme van stoner- of surfrock, maar ze spelen ook een grungy nummer als ‘Beat’. Drummer Arno houdt er een razend tempo in aan en mist geen slag. Jonas, de bassist, pakt regelmatig de leadzang. Zanger Philippe, gedrongen en gespierd, kijkt sensueel, bijna verliefd de zaal in terwijl hij een rustige melodie op zijn gitaar speelt. In h     et rollende oerrockthema van ‘Blur Vision’, dat zo van Elvis of Chuck Berry had kunnen zijn, verhogen de mannen langzaam het tempo, tot het bijna net zo snel gaat als punk. Ook ’Driver’s License’, de dag ervoor uitgekomen als single, staat op het menu. Qua energie hebben ze wel wat weg van een andere Kempische band, de Sha-La-Lees.

Het geluid is bij dit concert prima, de grote versterker achter op het podium werd afgesloten nadat die te zwaar bleek voor het systeem. De band pauzeert nauwelijks tussen de nummers, daar is geen tijd voor – er gaan vijftien nummers doorheen in hun half uur.

Voor het podium wordt niet gemosht, maar gedanst, zoals een hoofse variant tijdens ‘Out of the Frame’ door Rikkert van Ācīd Rēflūx, waarbij een dame en hij elkaar steeds bijna de hand reiken. Er wordt nog een kazoo in de mond van de zingende Philippe geduwd, maar die speelt hij toch maar niet.

Break the Void

Plaattektoniek

Na een uitgebreide soundcheck gaat dit Poolse vijftal van start. Op het podium staan een drummer, een bassist, twee gitaristen en een grunter. De Muur van Warschau, vooral gebouwd door de drums en de linkergitaar, verplettert ons als een stoomwals. Door de schreeuwzang klinkt hun metalcore harder dan Itches, hoewel de Polen met 115 decibel half zo hard zouden moeten klinken als de Belgen met hun 121 decibel.

De zanger is helemaal in het zwart gekleed, halverwege zet hij een zwarte capuchon op om het beeld compleet te maken. Tijdens instrumentale tussenstukken staat hij met gezicht naar de drummer en daarmee met zijn rug naar het publiek.

Halverwege ‘I Am’ start de grootste pit van de avond. De frontman zingt expressief en gepijnigd: hij buigt diep mee naar boven en zit op zijn knieën. De rechtergitarist en de bassist rocken hard mee tijdens het spelen. Dat heeft gevolgen: het hele podium verschuift en buigt licht door onder de meelevende band. De podiumdelen dreigen door de plaattektoniek uit elkaar gedreven te worden. Gelukkig blijven ze goed genoeg bij elkaar, er worden geen bandleden door de aarde verzwolgen: de leegte is gevuld.

November Might Be Fine

Zowel subtiliteit als rammen

Het geluid van November Might Be Fine is een mengeling van rockgenres. Vanuit noise komen de soundscapes. Van progressive: de enorme wisselingen in geluidssterkte en nummers van tien minuten met lange gitaarsolo’s. Hun spel heeft ten slotte de akkoordherhalingen en het bijna-instrumentele van post – bij het één na laatste nummer komt er verrassend genoeg een stukje met zang. Grote delen van hun set zijn melodische metal die op 115 decibel gespeeld worden. De muziek doet veel rustiger aan dan het volume suggereert door het ontbreken van zang en het lagere tempo, eerder dat van stoner dan van punk. November Might Be Fine klinkt dromerig, met de geluiden van een duister sprookje, en serveert onderdrukte gevoelens. Daarin is het te vergelijken met Downriver Dead Men Go, met  in het bijzonder de manier van spelen van de gitarist.

Dezelfde bassist als van Break the Void staat weer op het podium. De drummer geeft af en toe uiterst subtiele tikjes op zijn drumstel, bijna op fluistervolume. De gitarist staat zo wijdbeens dat hij bijna een split maakt. Bij het slotnummer staren de bassist en gitarist elkaar minstens twee minuten spelend en zwijgend aan; de drummer gaat vervolgens ook staan en maakt er een Mexican stand off van.

Na een zorgvuldige, minutenlange opbouw wordt de gashendel goed en gedoseerd opengedraaid. Kun je headbangen op hun nummers? Absoluut! De band neemt alleen de tijd om daar te komen; omdat hun nummers niet constant vol op het gas gaan, komen de hoogtepunten des te beter aan. De bassist beweegt zijn hoofd daar zo hard naar voren dat zijn petje afvliegt, de gitarist brult erbij als een dinosaurus. Daarna brengt de band het energieniveau weer omlaag en biedt ons ademruimte met een instrumentaal en melodisch tussenstuk. Het is een perfecte band om mee af te bouwen en onze opgepompte adrenaline gedoseerd omlaag te krijgen.

Subtiliteit en rammen, November Might Be Fine kan het allebei. Een toeschouwer zegt vijf minuten na het concert: “Ik heb het kippenvel nog op mijn armen staan!” En ze heeft gelijk - wie tot het einde bleef, heeft iets bijzonders beleefd.