De naam ‘Folk Road Show’ verwijst naar muzikale roadshows uit de late jaren vijftig, een ondertussen ouderwets fenomeen waarbij muzikanten hun namen op een affiche bundelden om meer publiek te trekken. Tijdens de vroege tours van de Folk Road Show speelden de leden dan ook individuele sets, waarna op het einde pas de talenten werden gecombineerd voor een finale. De solosets zijn inmiddels allang verdwenen en de leden zijn samengeklonterd tot een supergroep naar het model van Crosby, Stills, Nash & Young. De band komt dan ook gezamenlijk het podium op. Via een omweg, dat wel – het is even zoeken waar de eerste klanken van openingsnummer ‘Christian Slater’ vandaan komen, voordat het publiek realiseert dat de groep de achteringang heeft genomen. Omdat de zaal goed gevuld is, zijn we al bij de bridge van het nummer wanneer de vijf fleurige blousejes het podium bereiken en overstappen op versterkte instrumenten. Vijf inderdaad, want het viertal wordt deze tour aangevuld door een vrouwelijk lid – Brea Robertson zou aanvankelijk onderdeel van het voorprogramma Flora Falls zijn, maar heeft zich tijdens de tour ontpopt tot een volwaardig bandlid.
De jongens van de Folk Road Show hebben er al aardig wat kilometers op zitten. Een korte telling wijst uit dat vanavond show nummer vijftien van de ‘Unfinished Business’-tour is, die de band deze zomer al door Duitsland en Frankrijk voerde. Toch zal deze show vast even anders voelen dan de voorgaande – het internationale gezelschap heeft namelijk een bijzondere band met Leiden. Niet alleen noemt bandlid Olaf Caarls deze stad zijn thuis; volgens de overlevering heeft bij café de WW de (waarschijnlijk met bier bevlekte) ontvangenis van de Folk Road Show zich afgespeeld. Sinds hun allereerste concert in de inmiddels ten gronde gegane Multi-Plex, een klein decennium geleden, heeft het langharige gezelschap Leiden dan ook talloze keren aangedaan. Het laatste concert in onze stad stamt alweer van voor de pandemie, dus voor de fans van het eerste uur zou dit zomaar eens een nostalgisch avondje kunnen worden.
Dat de ‘Indiefolk Road Show’ of ‘Poprock Road Show’ niet zo lekker bekt is begrijpelijk, maar wie vanavond authentieke folkmuziek verwacht komt er wellicht wat bedrogen vanaf. Er zijn dan wel typische folkinstrumenten zoals mandolines en akoestische gitaren aanwezig, maar een nummer als ‘Something in the water’ neigt meer naar de faux-wereldmuziek waar Paul Simon ooit de hitlijsten mee bestormde, inclusief poppy refreintjes en een radiovriendelijke modulatie. Zo te zien was dit van tevoren wel duidelijk, want er lijken zich weinig chagrijnige folkpuristen in het publiek te bevinden. In plaats daarvan zien we een groep enthousiaste jonge fans, die vooraan bij het podium veel van de nummers woord voor woord meezingen. De songwriting van de drie bandleden van het eerste uur – de Australische Benjamin James Caldwell, de Canadese Dominique Fricot en de Leidse Olaf Caarls, is dan ook de grote aantrekkingskracht van de Folk Road Show. In die zin is de folktraditie nog wel aanwezig: de nummers leunen op melodie en tekst, en zouden ook fier overeind blijven enkel begeleid door een akoestische gitaar. Dat klinkt voor de hand liggend, maar de geestige en oprechte teksten, gezet op memorabele melodieën, zijn doorgaans echt van een bovengemiddeld hoog niveau.
Met name de wat meer popgeoriënteerde en dansbare nummers van Dominique Fricot, zoals ‘I thought you’d never ask’, lijken het goed te doen bij het jongere publiek. Het is niet kwalijk dat de band in de loop der jaren een wat geliktere sound heeft ontwikkeld, en het is leuk om te zien dat de groep daarmee nieuw publiek aantrekt. Toch zijn de beste momenten van de set de momenten waarop de groep teruggaat naar hun folky oorsprong. Tijdens het intro van ‘Come closer’, dat bestaat uit een akoestische gitaartokkel en een vijfstemmige harmonie, krijgt de groep de zaal moeiteloos muisstil. De samenzang is dan ook, naast de songwriting, de andere grote kracht van de Folk Road Show. De vijf leden zijn stuk voor stuk uitstekende zangers en alle nummers bevatten slim gesyncopeerde koortjes en rijke harmonieën, waarbij de nieuwe toevoeging van een vrouwelijke stem ook zeker welkom is. Na het madrigale intro ontwikkelt ‘Come closer’ zich tot een hoogtepunt van de set, met een uitgebreide zangsolo voor Brea en opzwepende ritmische breaks. Als je weet dat het nummer over het misbruik binnen de katholieke kerk gaat, is de bezieling waarmee het nummer wordt gespeeld des te aangrijpender. In een één-tweetje met het onweerstaanbare ‘Tourist eyes’ laat de band zich van zijn beste kant zien.
“The tour was built around this show, up until this point it was all rehearsal”, vlijt Benjamin het publiek, en die affectie is vanavond wederzijds. Er hangt de hele avond een bijzondere sfeer in de zaal en er zijn zo nu en dan weemoedige blikken te zien in de ogen van sommige aanwezigen. Ook vanaf het podium worden regelmatig betekenisvolle glimlachjes de zaal ingeworpen – niet in de laatste plaats richting ex-lid Pieter van Vliet, aan wie Olaf het nummer ‘Emily’ opdraagt, dat geschreven is na een gezamenlijke tour door Canada. Om te voorkomen dat men helemaal melancholisch de zaal verlaat, is het goed dat het sentiment eerst nog even wordt weggespoeld met de afsluiter ‘Get on up’. De band weet zelf ook wel dat het drieste vraag-en-antwoord ontzettend kitsch is, maar het is moeilijk voor te stellen dat er ooit een avond is geweest waarop het niet een effectief slotstuk was. Terwijl Benjamin zich opstelt als een soort manische predikant (“Jesus Christ, one more time with passion!”), werpt drummer Dicky Neptune op theatrale wijze zijn bekkens omver. Het leidt tot een hilarische chaos op het podium, en een welverdiende glimlach op het gezicht van het publiek.