Bij hun opkomst is meteen het podium van de kleine zaal vol. De receptuur voor Johnny & The Spacemachine bestaat uit acht ingrediënten: neem twee saxofoons, een trompettist, een percussionist, een debuterende drummer, een zanger/gitarist, een leadgitarist en een bassist. Laat hen urenlang mengen door hen in een zaaltje te laten repeteren, voeg creativiteit en inspiratie toe en voilà: een halvefinalist van de Amsterdamse Popprijs van dit jaar. Er is niet één bandlid dat er onmiddellijk bovenuit steekt. Johnny & The Spacemachine speelt namelijk als een uptempo collectief met een nadrukkelijk onnadrukkelijke instumentbeheersing. Ze soleren één voor één op een bed van de melodie, maar na een tijdje komt leadgitarist Tomas bovendrijven, wiens gitaarsolo’s flashy, lang en uitstekend zijn.
De vrolijke funk spuit uit hun instrumenten, met daarbij de punk kenmerkende wah-wah van de gitaar. Johnny & The Spacemachine maakt relaxte of energieke nummers met een wat melancholieke zang. De teksten zijn prettig gestoord en voeren ons mee naar een wereld met invasies van flamengo-artikelen en zeeschildpadden die verhalen vertellen. Deze opwarmer verwarmt het hart. Aan het einde horen we een ruimtelaserachtig effect; zou dat The Spacemachine zijn? (RvN)