Zijn Delftse woonkamer ademt muziek: tijdens ons gesprek zijn we omringd door instrumenten en naast ons bevindt zich een wand vol albumhoezen van platen en cd’s die Ronald Snijders de afgelopen jaren heeft uitgebracht. Maar liefst zestig albums heeft de 71-jarige muzikant op zijn naam. Al rondkijkend zien we de Boy Edgarprijs staan: een bronzen sculptuur van Jan Wolkers, getiteld ‘John Coltrane’. Hoe was het voor Snijders om deze prijs te winnen? “Een groot moment van erkenning voor wat ik ben en doe,” vertelt hij. “Nederland heeft een grote, actieve jazzscene, het is een ontwikkeld land met heel veel podia, opleidingen en speelmogelijkheden. Als je daarvan de belangrijkste prijs wint, dan is dat niet niks. Ik ben er heel blij mee. Aan de andere kant: ik maak geen muziek omdat het een wedstrijd is. Het is mijn passie.”
Zo’n passie gaat volgens Ronald gepaard met bescheidenheid en met onderzoek. Dingen uitproberen, op zoek naar ‘dat éne’ en dan alles eruit halen, is voor hem een ongoing thing. “Jazz is voor mij een vervangwoord geworden voor creativiteit. Niet alleen in de muziek, maar ook in andere kunstvormen,” vertelt hij. “Ik zie het breder dan de Amerikaanse jazz met een Afro-Amerikaanse oorsprong. Voor mij en veel anderen is het gewoon muziek waarin creativiteit, vooral improvisatie een belangrijke rol speelt. Het draait om de kracht van het moment. Voor mij is het ook nog belangrijk om de wereldmuziek op een leuke manier te combineren met andere uitingsvormen. Dat is niet nieuw, hoor, dat gebeurde al in de tijd van Mozart.” Hij wijst op een boek dat op de bank ligt, ‘De zwarte Mozart’ getiteld. Een boek over Joseph Bologne, een componist, legerleider en schermspeler uit Guadeloupe. Bologne verbleef enige tijd in Parijs in hetzelfde kasteel als Mozart en had daar een belangrijke invloed op de Oostenrijkse componist. “Hij heeft net zulke mooie werken als Mozart geschreven, maar hij heeft nooit die eer gehad omdat hij zwart was,” legt Snijders uit.